Artikelen bij COM(2025)388 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (gerichte herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 3.7.2025

COM(2025) 388 final

2023/0234(COD)


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (gerichte herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen)

(Voor de EER relevante tekst)


2023/0234 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (gerichte herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen)

(Voor de EER relevante tekst)

1. Chronologisch overzicht

Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad
(document COM(2023) 420 final – 2023/0234 COD):
5 juli 2023.
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité:25 oktober 2023.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing:13 maart 2024.
Indiening gewijzigd voorstel:N.v.t.
Vaststelling van het standpunt van de Raad:23 juni 2025.

2. Doel van het voorstel van de Commissie

Doel van het voorstel van de Commissie is de kaderrichtlijn afvalstoffen te herzien om maatregelen in te voeren om de milieu- en klimaateffecten van de productie van levensmiddelenafval en het beheer van textielafval volgens de afvalhiërarchie te verminderen.

Voor de preventie van levensmiddelenafval is er een specifieke doelstelling om bindende streefcijfers vast te stellen voor de lidstaten om de hoeveelheid levensmiddelenafval op nationaal niveau tegen eind 2030 te verminderen ten opzichte van de in 2020 geproduceerde hoeveelheid. Dit moet bijdragen tot duurzameontwikkelingsdoelstelling 12.3 “om tegen 2030 de wereldwijde hoeveelheid levensmiddelenafval per hoofd van de bevolking op het niveau van de detailhandel en de consument te halveren en het voedselverlies in de productie- en toeleveringsketens, met inbegrip van verliezen na de oogst, terug te dringen” 1 .

Voor textiel zijn de specifieke doelstellingen: i) verplichte uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (EPR) voor textiel in te voeren, ii) algemene regels in te voeren voor het beheer van gebruikt textiel en textielafval; en iii) de illegale overbrenging van textielafval aan te pakken.

3. Opmerkingen over het standpunt van de Raad

Het standpunt van de Raad in eerste lezing weerspiegelt ten volle het politieke akkoord dat op 18 februari 2025 tussen het Europees Parlement en de Raad is bereikt. De Commissie steunt dit akkoord, waarvan de belangrijkste punten hierna worden beschreven.

Vermindering van levensmiddelenafval

·Met betrekking tot de streefcijfers voor de vermindering van levensmiddelenafval (artikel 9 bis, lid 4, punten a) en b)): het Europees Parlement en de Raad hebben ingestemd met de door de Commissie voorgestelde niveaus voor de vermindering van levensmiddelenafval.

·Over het referentiejaar (artikel 9 bis, lid 4, punten a) en b), en artikel 9 bis, lid 5): het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen het jaargemiddelde tussen 2021 en 2023 te gebruiken als referentie voor de vermindering van levensmiddelenafval, waarbij de lidstaten ook de mogelijkheid hebben om een referentiejaar vóór 2021 te gebruiken.

·Over de correctiefactor voor toerisme (artikel 9 bis, lid 5 bis): de medewetgevers zijn overeengekomen een correctiefactor vast te stellen om rekening te houden met schommelingen in de toerismestromen.

·Over de herzieningsclausule tegen 31 december 2027 (artikel 9 bis, lid 7): het Europees Parlement en de Raad zijn het eens geworden over een verruiming van het toepassingsgebied van de herzieningsclausule inzake de vermindering van levensmiddelenafval, met inbegrip van een beoordeling van a) de haalbaarheid van het vaststellen van streefcijfers voor de vermindering van levensmiddelenafval voor 2035; b) passende hefbomen om levensmiddelenafval en -verlies in de primaire productie te verminderen en c) het effect van veranderingen in de voedselproductieniveaus op de verwezenlijking van de doelstellingen voor de vermindering van levensmiddelenafval.

·Over voedseldonatie (artikel 9 bis, lid 1, tweede alinea, laatste zin): het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen voor voedseldonatie een vrijwillige aanpak te handhaven en de lidstaten te verplichten maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers die een belangrijke rol spelen bij het voorkomen en produceren van levensmiddelenafval (zoals in kaart gebracht door elke lidstaat) donatieovereenkomsten met voedselbanken en andere herverdelingsorganisaties voorstellen.

Voor textiel:

·Over de opname van micro-ondernemingen in de definitie van “producenten”: het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen micro-ondernemingen in het toepassingsgebied van de EPR op te nemen door de oorspronkelijk door de Commissie voorgestelde definitie van producenten te wijzigen. Volgens de prioriteiten van de Commissie zijn belangrijke mitigatiemaatregelen ingevoerd om te voorkomen dat er buitensporige extra administratieve lasten voor kleine marktdeelnemers ontstaan. Het Europees Parlement en de Raad zijn het eens geworden over een geleidelijke opname van micro-ondernemingen, die pas in een later stadium in de definitie van “producenten” moeten worden opgenomen, door een termijn van 12 maanden na de termijn voor de vaststelling van de EPR-regelingen vast te stellen (in totaal 42 maanden na de inwerkingtreding van de wijzigingsrichtlijn).
Ook zijn het Europees Parlement en de Raad overeengekomen de rapportageverplichtingen voor micro-ondernemingen te verminderen en te vereenvoudigen, bijvoorbeeld door alleen de producten die zij voor het eerst op de markt van een lidstaat hebben aangeboden jaarlijks te rapporteren. Tot slot is een overweging opgenomen waarin staat dat bij de financiële bijdrage voor dergelijke organisaties rekening moet worden gehouden met de hoeveelheid textiel die op de markt wordt aangeboden. In dit compromis wordt de dekking van de EPR verbreed en tegelijkertijd gezorgd voor evenredige rapportageverplichtingen en financiële bijdragen voor micro-ondernemingen om eerlijke marktvoorwaarden te handhaven en onbedoelde toegangsbelemmeringen voor kleinere marktdeelnemers te voorkomen.

·Over de ecomodulatie van EPR-vergoedingen: de medewetgevers zijn overeengekomen de lidstaten de mogelijkheid te bieden de EPR-bijdragen te moduleren op basis van ultrafast- en fast-fashionpraktijken, naast de duurzaamheidscriteria die moeten worden vastgesteld in de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten. Het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen dat de criteria voor het moduleren van financiële bijdragen op basis van de praktijken van producenten, zoals ultrafast en fast fashion, zullen worden vastgelegd in de reeds geplande uitvoeringshandelingen van de Commissie om de criteria voor ecomodulatie vast te stellen overeenkomstig de gedelegeerde handelingen van de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten.

·Over de wijziging van de definitie van “op de markt aanbieden”: het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen de oorspronkelijke definitie van “op de markt van de Unie aanbieden” te vervangen door de definitie van “op de markt van een lidstaat aanbieden”. De Raad en het Parlement zijn overeengekomen een overweging op te nemen waarin wordt verwezen naar de markt van de Unie (EU), om te verduidelijken dat betalingen van EPR-bijdragen voor één product in meer dan één lidstaat moeten worden vermeden.

·Tijdschema voor de omzetting van de richtlijn: het Europees Parlement en de Raad hebben ingestemd met een omzetting binnen 20 maanden na de inwerkingtreding van de wijzigingsrichtlijn (in plaats van 18 maanden zoals in het Commissievoorstel). Voor het vaststellen van EPR-regelingen hebben het Europees Parlement en de Raad de termijn van 30 maanden na de inwerkingtreding van de wijzigingsrichtlijn gehandhaafd. Deze termijn is bedoeld om de lidstaten voldoende tijd te geven om de wijzigingsrichtlijn om te zetten zonder de vaststelling van de EPR-regelingen uit te stellen.

·Over onlineplatforms en EPR-verplichtingen: het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen een overweging op te nemen om de EPR-verplichtingen te verduidelijken die krachtens Verordening (EU) 2022/2065 (digitaledienstenverordening) van toepassing zijn op aanbieders van onlineplatforms. In de compromistekst wordt ook verduidelijkt dat de verplichtingen uit hoofde van de kaderrichtlijn water in overeenstemming moeten zijn met de digitaledienstenverordening.

·Opname van evaluatie- en herzieningsclausules: het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen om uiterlijk op 31 december 2029 evaluaties van de kaderrichtlijn water en de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen op te nemen, met inbegrip van drie herzieningsclausules ter beoordeling van: 1) de financiële capaciteit van de EPR-regelingen voor textiel; 2) de mogelijkheid om streefcijfers voor inzameling, hergebruik en recycling van textiel vast te stellen; en (3) de mogelijkheid om gemengd stedelijk afval vóór verwijdering te sorteren. De compromistekst biedt de Commissie voldoende tijd om gegevens te verzamelen met betrekking tot EPR-regelingen die in de herzieningsclausules moeten worden beoordeeld.

4. Conclusie

De Commissie staat achter de resultaten van de interinstitutionele onderhandelingen en kan derhalve het standpunt van de Raad in eerste lezing aanvaarden.


(1) https://sdgs.un.org/2030agenda  (zie streefdoel 12.3)