Artikelen bij COM(2025)360 - Toepassing van Verordening 2018/1672 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005 krachtens artikel 19 van deze verordening - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)360 - Toepassing van Verordening 2018/1672 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot ... |
---|---|
document | COM(2025)360 ![]() ![]() |
datum | 8 juli 2025 |
Brussel, 8.7.2025
COM(2025) 360 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de toepassing van Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005 krachtens artikel 19 van deze verordening
1. INLEIDING
In heel Europa gebruiken criminelen het financiële stelsel op een manier die de veiligheid van de EU en haar burgers in gevaar brengt. Wij onderscheiden in hoofdzaak twee manieren waarop criminelen misbruik maken van het financiële stelsel. Ten eerste, door het financiële stelsel te gebruiken om de opbrengsten van criminaliteit opnieuw in de legale economie te brengen (witwassen van geld). Ten tweede, door via het financiële stelsel geld uit de legale economie weg te sluizen om daarmee criminele activiteiten te financieren. Volgens de meest recente dreigingsevaluatie van de zware en georganiseerde criminaliteit van Europol van 2025 spelen liquide middelen 1 nog steeds een belangrijke rol bij witwasconstructies.
Verordening (EU) 2018/1672 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten 2 (de verordening liquidemiddelencontrole) bevat voorschriften waarmee wordt beoogd de EU te beschermen tegen het witwassen van geld en terrorismefinanciering door frauduleuze marktdeelnemers die proberen de buitengrenzen van de EU te overschrijden terwijl zij liquide middelen bij zich dragen of die liquide middelen met andere middelen vervoeren met als doel het omzeilen van de controles op het formele financiële stelsel.
Dit verslag bevat de door de Commissie verzamelde feedback over de uitvoering van de verordening liquidemiddelencontrole. Met dit verslag wordt voldaan aan de verplichting uit hoofde van artikel 19 van de verordening liquidemiddelencontrole, waarin is bepaald dat de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag moet indienen over de uitvoering van die verordening.
2. ALGEMENE ACHTERGROND
2.1. EU-wetgeving inzake de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering en internationale aspecten daarvan
De verordening liquidemiddelencontrole voorziet in controles van liquide middelen die de EU binnenkomen of verlaten. Deze verordening maakt deel uit van het EU-wetgevingskader voor de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering (AML/CFT) en vormt een aanvulling op Richtlijn (EU) 2015/849 3 en Richtlijn (EU) 2018/1673 4 .
Daarnaast strekt de verordening liquidemiddelencontrole tot de uitvoering van aanbeveling nr. 32 betreffende geldkoeriers van de Financiële-actiegroep (FATF). Als lid van de FATF heeft de Europese Commissie zich verbonden tot de uitvoering van de aanbevelingen van de FATF inzake de ontwikkeling en bevordering van mondiale normen voor AML/CFT-beleid, zowel op nationaal als internationaal niveau.
De EU-wetgeving inzake controles van liquide middelen is sinds 2005 van kracht 5 . Die wetgeving is eenmaal herzien, in 2018, om rekening te houden met de ontwikkeling van internationale normen en de ontwikkeling van het AML/CFT-kader van de EU, maar ook om de balans op te maken ten aanzien van de prioriteiten die de Commissie in het kader van het actieplan voor terrorismefinanciering van 2016 had gesteld.
2.2. Wetgeving inzake de controle van liquide middelen
De verordening liquidemiddelencontrole is op 3 juni 2021 volledig van toepassing geworden en is verder aangevuld met:
–Uitvoeringsverordening (EU) 2021/776 van de Commissie van 11 mei 2021 tot het opstellen van modellen voor bepaalde formulieren en technische voorschriften voor de doeltreffende informatie-uitwisseling overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten 6 ;
–Uitvoeringsbesluit C(2022) 1801 van de Commissie van 24 maart 2022 tot vaststelling van maatregelen voor de uniforme toepassing van controles door het vaststellen van gemeenschappelijke risicocriteria en -normen voor het vervoer van liquide middelen krachtens Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten (niet bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, omdat het gevoelige niet-gerubriceerde informatie betreft).
2.3. Reikwijdte van het verslag
In artikel 19 van de verordening liquidemiddelencontrole is bepaald dat de Commissie uiterlijk in juni 2024 en vervolgens om de vijf jaar, op basis van de regelmatig van de lidstaten ontvangen informatie, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag moet indienen over de uitvoering van die verordening.
In dit verslag komen alle in artikel 19 genoemde vragen aan de orde, namelijk of
“a) andere activa moeten worden opgenomen binnen het toepassingsgebied van [de verordening liquidemiddelencontrole];
b) de kennisgevingsprocedure voor onbegeleide liquide middelen doeltreffend is;
c) de drempel voor onbegeleide liquide middelen moet worden herzien;
d) de informatiestromen overeenkomstig de artikelen 9 en 10 en het gebruik van het [douane-informatiesysteem] in het bijzonder doeltreffend zijn dan wel of er obstakels bestaan voor de tijdige en directe uitwisseling van verenigbare en vergelijkbare informatie tussen de bevoegde autoriteiten en de FIE’s 7 , en
e) de door de lidstaten ingevoerde sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en in overeenstemming zijn met de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en of zij in de gehele Unie een vergelijkbaar afschrikkend effect hebben met betrekking tot de schendingen van [de verordening liquidemiddelencontrole]”.
Overeenkomstig artikel 19 bevat het verslag ook:
“a) een verzameling van de van de lidstaten ontvangen informatie inzake liquide middelen die verband houden met criminele activiteiten die de financiële belangen van de Unie kunnen schaden, en
b) informatie over de informatie-uitwisseling met derde landen”.
Dit verslag heeft betrekking op de periode van 3 juni 2021, de dag waarop de verordening liquidemiddelencontrole van toepassing is geworden, tot en met 2 juni 2024.
Dit verslag heeft geen betrekking op Uitvoeringsbesluit C(2022) 1801 van de Commissie tot vaststelling van gemeenschappelijke risicocriteria en -normen voor het vervoer van liquide middelen, aangezien dat een gevoelig niet-gerubriceerd document is dat niet in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, zoals hierboven vermeld.
2.4. Bronnen die voor dit verslag zijn gebruikt
Dit verslag is gebaseerd op:
–de antwoorden van de lidstaten op een EU-enquête over alle aspecten van de uitvoering van de verordening liquidemiddelencontrole;
–de informatie die door de douaneautoriteiten van de lidstaten is verstrekt tijdens informatie-uitwisselingen met de Commissie, waaronder begrepen tijdens de vergaderingen van de deskundigengroep liquidemiddelencontrole;
–de informatie die door de diensten van de Commissie is verstrekt;
–de statistische gegevens in de module voor liquide middelen van het douane-informatiesysteem 8 (DIS);
–de informatie die door de FIE’s is verstrekt 9 .
3. KERNELEMENTEN VAN DE VERORDENING LIQUIDEMIDDELENCONTROLE
3.1. De definitie van “liquide middelen”
“Liquide middelen” wordt omschreven als omvattende vier categorieën 10 :
–contant geld (bankbiljetten en muntstukken);
–verhandelbare instrumenten aan toonder (bv. reischeques, cheques, promessen of betalingsopdrachten);
–als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s zoals vermeld in punt 1 van bijlage I bij de verordening liquidemiddelencontrole (d.w.z. muntstukken met een goudgehalte van ten minste 90 % en ongemunt goud zoals baren, klompjes of slakken met een goudgehalte van ten minste 99,5 %);
–prepaidkaarten, wat niet op naam gestelde kaarten zijn voor de opslag van of toegang tot geldswaarde of tegoeden 11 .
3.2. Verplichting tot aangifte van liquide middelen (“de aangifte”)
Er geldt een aangifteplicht voor natuurlijke personen die de EU binnenkomen of verlaten en die liquide middelen ter waarde van 10 000 EUR of meer persoonlijk bij zich dragen dan wel meevoeren in hun bagage of in hun vervoermiddel 12 . Bij het vaststellen van de hoogte van deze drempel is erop gelet dat het vrije verkeer niet onnodig wordt beperkt door de aangifteplicht en dat burgers en autoriteiten hierdoor niet met administratieve formaliteiten worden overladen.
De betrokken vervoerders zijn verplicht om de liquide middelen voor controle ter beschikking te stellen van de bevoegde autoriteiten. Zij moeten de volgende informatie schriftelijk of elektronisch verstrekken:
–volledige persoonsgegevens, zoals naam, nationaliteit en geboortedatum van de vervoerder, de eigenaar en de beoogde ontvanger van de liquide middelen;
–de waarde en aard van de liquide middelen, de herkomst, de bestemming en de wijze van vervoer.
Onder de definitie van “vervoerder” vallen geen vervoerders die beroepsmatig goederen of mensen vervoeren 13 .
3.3. Verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen (“de kennisgeving”)
Wat het vervoer betreft van onbegeleide liquide middelen (d.w.z. liquide middelen die de EU binnenkomen of verlaten in postcolli, koerierzendingen, onbegeleide bagage of containervracht), kunnen de bevoegde autoriteiten eisen dat de afzender of de ontvanger of een vertegenwoordiger daarvan hiervan kennis geeft, op systematische wijze of per geval, overeenkomstig de nationale procedures. Voor de verplichting om kennis te geven van onbegeleide liquide middelen geldt een drempel van 10 000 EUR, even hoog als voor liquide middelen die personen bij zich dragen.
3.4. Bedragen die de drempel niet overschrijden
De verordening liquidemiddelencontrole voorziet ook in de registratie van informatie over het vervoer van liquide middelen die de vastgestelde drempel niet overschrijden, namelijk wanneer er aanwijzingen zijn dat het vervoer verband houdt met een criminele activiteit 14 . Deze informatie wordt gedeeld met de betrokken FIE en met de bevoegde autoriteiten in andere lidstaten.
3.5. Capaciteit voor het tijdelijk in bewaring nemen van liquide middelen voor verder onderzoek
De bevoegde autoriteiten mogen onder bepaalde omstandigheden en onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden liquide middelen tijdelijk in bewaring nemen 15 :
–ten eerste, wanneer de verplichting tot aangifte of kennisgeving van liquide middelen niet is nageleefd, en
–ten tweede, wanneer er aanwijzingen zijn van criminele activiteiten, ongeacht het bedrag en ongeacht of de liquide middelen begeleid dan wel onbegeleid zijn.
De termijn voor inbewaringneming is beperkt tot de absolute minimumtijd die andere bevoegde autoriteiten nodig hebben om na te gaan of er gronden zijn voor verder optreden, zoals onderzoeken of de inbeslagneming van de liquide middelen op grond van andere juridische instrumenten. Deze termijn is vastgesteld bij de verordening liquidemiddelencontrole en mag niet langer zijn dan dertig dagen. In specifieke en naar behoren geëvalueerde gevallen kan de termijn worden verlengd tot maximaal negentig dagen.
3.6. Informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten en met de Commissie
Met het oog op een doeltreffende samenwerking voorziet de verordening liquidemiddelencontrole in de uitwisseling van de volgende informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten: i) ambtshalve opgestelde aangiften 16 , ii) gevallen waarin het bedrag de drempel niet overschrijdt, iii) aangiften en kennisgevingen, wanneer er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten, en iv) geanonimiseerde risico-informatie en resultaten van risicoanalyse.
Wanneer er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten die de financiële belangen van de EU kunnen schaden, moet eventuele relevante informatie ook worden gedeeld met de Commissie, het Europees Openbaar Ministerie en Europol wanneer deze bevoegd zijn tot handelen.
Er is een module ontwikkeld voor het DIS die specifiek is bedoeld voor het uitvoeren van de verordening liquidemiddelencontrole en voor informatie-uitwisseling. Deze module wordt beheerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).
3.7. Informatie die aan de FIE moet worden toegezonden
De bevoegde autoriteiten die op grond van de verordening liquidemiddelencontrole informatie verzamelen, moeten deze tijdig toezenden aan de nationale FIE om deze eenheid in staat te stellen de informatie te analyseren en te vergelijken met andere gegevens zoals bepaald in Richtlijn (EU) 2015/849 17 .
3.8. Sancties
Om naleving te bevorderen en ontwijking tegen te gaan, is in artikel 14 van de verordening liquidemiddelencontrole bepaald dat de lidstaten sancties moeten stellen op niet-naleving van de verplichting tot aangifte en de verplichting tot kennisgeving van liquide middelen. Die sancties mogen geen rekening houden met de mogelijke criminele activiteiten die verband houden met de liquide middelen en het voorwerp kunnen uitmaken van verder onderzoek en maatregelen die buiten het toepassingsgebied van de verordening vallen 18 .
Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en mogen niet verder gaan dan nodig is om de naleving te bevorderen. Door de lidstaten ingevoerde sancties moeten een in de gehele EU vergelijkbaar, afschrikkend effect hebben met betrekking tot de schending van de verordening liquidemiddelencontrole.
3.9. Een geharmoniseerd aangifteformulier
Om de uniforme toepassing van de controles en de doelmatige verwerking, doorgifte en analyse van de aangiften door de bevoegde autoriteiten te waarborgen, bevat Uitvoeringsverordening (EU) 2021/776 van de Commissie modellen voor:
–de aangifte van liquide middelen en het relevante extra blad;
–de kennisgeving van liquide middelen en het relevante extra blad;
–het formulier voor officieel gebruik (dat moet worden ingevuld en bijgevoegd bij de op grond van artikel 5, lid 3, ambtshalve opgestelde aangifte), voor de registratie van informatie op grond van artikel 6, leden 1 en 2, en voor de uit hoofde van de artikelen 3 en 4 ontvangen aangiften wanneer er aanwijzingen zijn van criminele activiteiten;
–de doorgifte van geanonimiseerde risico-informatie en resultaten van een risicoanalyse.
3.10 Voorlichtingscampagnes
Teneinde de in de verordening liquidemiddelencontrole vastgestelde verplichtingen onder de aandacht te brengen, moeten de lidstaten in samenwerking met de Commissie passend informatiemateriaal ontwikkelen over de verplichting tot het aangeven of kennisgeven van liquide middelen 19 .
3.11. Belangrijkste bij Verordening (EU) 2018/1672 doorgevoerde wijzigingen en ingevoerde vernieuwingen
De belangrijkste wijzigingen/vernieuwingen die bij de verordening liquidemiddelencontrole zijn ingevoerd, zijn:
·een ruimere definitie van “liquide middelen”, zodat ook als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity (goud) en prepaidkaarten daaronder vallen en zowel begeleide liquide middelen als onbegeleide (in vracht- en postzendingen);
·meer uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten onderling en tussen de bevoegde autoriteiten en de FIE’s;
·gebruik van het DIS voor dergelijke informatie-uitwisselingen;
·de bevoegdheid voor de bevoegde autoriteiten om ook op te treden bij een bedrag aan liquide middelen dat de drempel niet overschrijdt wanneer zij vermoeden dat er een verband is met criminele activiteiten;
·de bevoegdheid voor de bevoegde autoriteiten om van de afzender of de ontvanger (of een vertegenwoordiger daarvan) te verlangen dat hij kennisgeving doet van liquide middelen die de EU binnenkomen of verlaten in postpakketten, koerierzendingen, onbegeleide bagage of containervracht (vervoer van onbegeleide liquide middelen).
4. EVALUATIE VAN DE UITVOERING VAN DE VERORDENING LIQUIDEMIDDELENCONTROLE DOOR DE LIDSTATEN
4.1. Voorlichtingscampagnes
De Commissie organiseerde in samenwerking met de lidstaten een grote voorlichtingscampagne die de hele Europese Unie bestreek en die erop was gericht de uitvoering van de verordening liquidemiddelencontrole te ondersteunen en de mensen in en de reizigers naar de EU te informeren over hun verplichtingen.
De Commissie verstrekte de lidstaten specifiek campagnemateriaal, zoals factsheets, infografieken, posters en korte films met ondertiteling in de taal/talen van de betreffende lidstaat. Al het materiaal werd vertaald in dertig talen 20 , zodat de films toegankelijk waren voor een breed publiek 21 .
4.2. Begeleide liquide middelen
In de verslagperiode zijn 310 042 aangiften van liquide middelen geregistreerd. Via de DIS+-module voor liquide middelen werden 23 097 gevallen gemeld waarin sprake was van een overtreding (d.w.z. gevallen waarin geen aangifte was gedaan, de verstrekte informatie onvolledig of onjuist was of er aanwijzingen waren dat liquide middelen verband hielden met criminele activiteiten).
Blijkens de statistische resultaten die in grafiek 2 in bijlage A worden weergegeven, hebben alle lidstaten de aangifteprocedure voor liquide middelen ingevoerd. Voor 2022 en 2023 zijn Polen, Duitsland en Frankrijk samen goed voor 57 % van alle gemelde gevallen van begeleide liquide middelen.
Volgens de antwoorden op de enquête vinden de lidstaten dat de aangifteprocedure voor liquide middelen doeltreffend is. Ze krijgt van de lidstaten een positieve beoordeling (65 % beoordeelt de procedure als zeer goed, 30 % als goed en 5 % als redelijk).
De meeste respondenten waren het eens met de volgende punten:
·De verordening liquidemiddelencontrole geeft de douaneautoriteiten de bevoegdheid om liquide middelen in bewaring te nemen wanneer er aanwijzingen zijn dat die liquide middelen verband houden met criminele activiteiten.
·De aangifteprocedure is een betrouwbare methode voor het opsporen van grensoverschrijdende verplaatsingen van liquide middelen.
·De aangifteprocedure stelt de douaneautoriteiten in staat informatie te verzamelen om illegale verplaatsingen van liquide middelen op te sporen. Het feit dat een breed scala aan informatie wordt verzameld, is bijzonder nuttig voor vervolgonderzoek.
Twee lidstaten merkten op dat de procedure vatbaar is voor verbetering. Een van hen noemde met name de slechte kwaliteit van de gegevens die vervoerders in hun aangiften verstrekken.
4.3. Onbegeleide liquide middelen
In de verslagperiode zijn 6 532 kennisgevingen van liquide middelen geregistreerd en via de DIS+-module voor liquide middelen 102 overtredingen in verband met deze procedure gemeld. Zes lidstaten hebben in 2022 en 2023 geen enkele kennisgeving van liquide middelen geregistreerd (België, Ierland, Malta, Slovenië, Finland en Zweden).
De meeste lidstaten die aan de enquête hebben meegedaan, hebben een neutraal tot positief beeld van de kennisgevingsprocedure voor onbegeleide liquide middelen (6 lidstaten beoordelen de kennisgevingsprocedure als goed, 11 als redelijk en 3 als slecht). Die lidstaten zijn van mening dat de kennisgevingsprocedure een betere controle van het liquidemiddelenverkeer mogelijk maakt en doelmatig functioneert. Enkele lidstaten schrijven de doeltreffendheid van de procedure echter minder toe aan het feit dat verplicht kennis gegeven moet worden van liquide middelen, en meer aan het feit dat deze op een risicoanalyse is gebaseerd.
Hoewel de meeste lidstaten zoals gezegd een neutraal tot positief beeld hebben van de kennisgevingsprocedure, worden de volgende drie voorbehouden gemaakt:
–de procedure is administratief complex;
–de termijn van dertig dagen voor het doen van de kennisgeving nadat de douaneautoriteiten een daartoe strekkend verzoek hebben gedaan, is te lang;
–de risicoanalyse moet worden verfijnd om doeltreffend te zijn.
Eén lidstaat merkte op dat het feit dat de kennisgeving van onbegeleide liquide middelen alleen op verzoek gebeurt en niet in alle gevallen verplicht is, de douanecontroles bemoeilijkt. Deze lidstaat voegde daaraan toe dat, naar zijn mening, uit de cijfers van internationale acties blijkt dat het risico van misbruik bij het onbegeleid vervoer van liquide middelen in de vorm van post-, pakket- en koerierzendingen kleiner is dan aanvankelijk werd aangenomen.
4.4. Gebruik van de DIS+-module voor liquide middelen door de bevoegde autoriteiten
De informatie die in het DIS moet worden geregistreerd, wordt door de bevoegde autoriteiten op de volgende wijze verzonden:
a) door de informatie handmatig via de gebruikersinterface van het DIS in te voeren; of
b) door de informatie uit het nationale systeem te exporteren en met behulp van het XML-gegevensformaat van het DIS in het DIS te importeren; of
c) door de nationale systemen via een DIS-systeeminterface rechtstreeks met het DIS te verbinden.
De douaneadministraties van elf lidstaten hebben hun nationale systemen via een systeeminterface van het DIS rechtstreeks met het DIS verbonden (België, Bulgarije, Estland, Griekenland, Frankrijk, Letland, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal en Zweden). Twee lidstaten (Tsjechië en Duitsland) hebben via deze systeeminterface toegang tot het DIS maar er tot dusver geen gebruik van gemaakt. Duitsland heeft laten weten dat het momenteel voor het melden van gegevens over liquide middelen gebruikmaakt van een Excel-bestand dat op federaal niveau is ontwikkeld. Niettemin ontwikkelt deze lidstaat momenteel een systeem waarmee hij automatisch toegang krijgt. Tsjechië antwoordde dat de verbinding tussen het nationaal systeem en het DIS op het moment van de enquête nog niet beschikbaar was.
Wat de uitwisseling van gegevens via het DIS betreft, gaven de lidstaten die aan de enquête hebben deelgenomen, aan dat zij in het algemeen een positieve ervaring hebben met de uitwisseling van gegevens (zie grafiek 4 in bijlage B). Zij beschouwen de DIS+-module voor liquide middelen als een “gebruiksvriendelijk systeem”, dat een vlotte verwerking van gegevens mogelijk maakt. Eén lidstaat verklaarde dat de DIS+-module voor liquide middelen een belangrijke bron van informatie is voor het opsporen en analyseren van vermoedelijke gevallen van witwassen.
Niettemin gaven enkele lidstaten aan dat zij problemen hadden ondervonden bij de overdracht van informatie van het nationale systeem naar het DIS. Twee lidstaten wezen erop dat wanneer een overtreding wordt geconstateerd, de betreffende gegevens tweemaal handmatig moeten worden ingevoerd, in plaats van dat deze automatisch worden overgedragen van de CIS+-module voor liquide middelen naar de CIS+-fraudemodule. De Commissie is zich bewust van dit probleem, dat de uitvoering van het idee van “één inbeslagneming, één verslag” belemmert. Het probleem wordt veroorzaakt door het feit dat de twee modules op verschillende rechtsgrondslagen zijn gebaseerd. Er wordt gewerkt aan een oplossing.
Daarnaast ondervinden drie lidstaten (Spanje, Italië en Slovenië) nog steeds problemen bij de rechtstreekse doorgifte van specifieke informatie aan de DIS+-module voor liquide middelen, wat wordt toegeschreven aan interne technische problemen. Alle drie hebben gemeld dat zij werken aan een oplossing.
4.5. Toegang van de FIE’s tot gegevens
Hoewel in de verordening liquidemiddelencontrole duidelijk is bepaald dat het doorgeven van informatie vanuit de nationale FIE’s moet gebeuren via de DIS+-module voor liquide middelen 22 , is uit de enquête gebleken dat nog niet alle FIE’s van de lidstaten toegang hebben tot deze module. Op het moment van de enquête hadden slechts twintig lidstaten toegang.
De lidstaten waarvan de FIE geen toegang heeft tot de CIS+-module voor liquide middelen, geven de volgende toelichting:
–drie lidstaten zeggen dat zij momenteel werken aan de totstandbrenging van de verbinding met de module;
–één lidstaat zegt dat het delen van informatie van de douaneadministratie met de FIE in het kader van de verordening liquidemiddelencontrole, ingevolge de nationale wetgeving via een nationale tool gebeurt;
–één lidstaat zegt dat de FIE vanwege technische problemen geen toegang heeft tot DIS-gegevens.
4.6. Sancties
De lidstaten moeten duidelijk onderscheid maken tussen sancties die uitsluitend worden opgelegd wegens het niet aangeven of kennis geven van liquide middelen op grond van de verordening liquidemiddelencontrole en sancties voor criminele activiteiten. Alle lidstaten hebben sancties ingevoerd voor niet-naleving van de verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen of de verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen.
In de verschillende nationale wetgevingen is een verscheidenheid aan sancties opgenomen. Sommige lidstaten (België, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Luxemburg, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland en Zweden) hebben alleen administratieve sancties vastgesteld en geen strafrechtelijke (zie tabel 1 in bijlage B). De administratieve sancties bestaan uit:
–inbeslagneming van een deel van het bedrag, waarbij een minimum- en een maximumbedrag is vastgesteld;
en/of
–een geldboete, waarbij een minimum- en een maximumbedrag is vastgesteld;
en/of
–een vast percentage van het in beslag te nemen bedrag boven 10 000 EUR, onder specifieke voorwaarden die in de verordening liquidemiddelencontrole zijn vastgelegd;
en/of
–een geldboete waarvan de hoogte afhankelijk is van de juridische categorie of status van de persoon.
In Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Nederland en Portugal worden zowel strafrechtelijke als administratieve sancties opgelegd. In twee lidstaten (Ierland en Cyprus) worden alleen strafrechtelijke sancties opgelegd.
4.7. Informatie-uitwisseling met derde landen
De lidstaten of de Commissie kunnen in het kader van wederzijdse administratieve bijstand de volgende informatie doorgeven aan een derde land, mits de bevoegde autoriteit die de informatie aanvankelijk heeft verkregen daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend en die doorgifte strookt met het toepasselijke nationale en EU-recht inzake de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen:
a) op grond van artikel 5, lid 3, ambtshalve opgestelde aangiften;
b) krachtens artikel 6 verkregen gegevens;
c) krachtens artikel 3 ontvangen aangiften of krachtens artikel 4 ontvangen kennisgevingen, wanneer er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met het witwassen van geld of terrorismefinanciering.
Wanneer een lidstaat bedoelde informatie doorgeeft aan een derde land, moet de Commissie daarvan in kennis worden gesteld.
Blijkens de enquête zijn sinds de inwerkingtreding van de verordening liquidemiddelencontrole in totaal 85 informatie-uitwisselingen met derde landen uitgevoerd door 7 lidstaten. Meer dan 90 % van die informatie-uitwisselingen vond plaats met Oekraïne en het Verenigd Koninkrijk. Een kleiner aantal vond plaats met Kazachstan, Turkije en de Verenigde Staten (zie grafiek 5 in bijlage B).
4.8. Liquide middelen die verband houden met criminele activiteiten die de financiële belangen van de EU schaden
Op grond van de verordening liquidemiddelencontrole wordt, wanneer er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten die de financiële belangen van de EU kunnen schaden, de door de bevoegde autoriteiten geregistreerde informatie, behalve aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, ook aan de Commissie, het Europees Openbaar Ministerie en Europol ter beschikking gesteld, voor zover deze bevoegd zijn om op te treden. Onder “financiële belangen van de EU” wordt verstaan: “alle ontvangsten, uitgaven en vermogensbestanddelen die worden gedekt door, zijn verworven in het kader van, of zijn verschuldigd aan de begroting van de Unie en de begrotingen van de instellingen, organen en instanties die op grond van de Verdragen zijn opgericht, en de begrotingen die zij beheren en controleren” 23 .
Voor de verslagperiode hebben 14 lidstaten in totaal 23 van dergelijke gevallen aan de Commissie gemeld. Die gevallen hebben allemaal betrekking op begeleide liquide middelen en zijn bijna gelijk verdeeld tussen gevallen waarbij het gaat om liquide middelen die de EU binnenkomen (11) en gevallen waarbij het gaat om liquide middelen die de EU verlaten (12).
4.9. Noodzakelijke verbeteringen in de uitvoering van bepaalde maatregelen door de lidstaten
·De FIE’s van enkele lidstaten hebben nog steeds geen toegang tot de CIS+-module voor liquide middelen of gebruiken deze niet voor het doorgeven van de relevante informatie. Dit is reden voor enige bezorgdheid omdat het niet strookt met het doel van de wetgeving en inhoudt dat de wetgeving niet wordt nageleefd, aangezien de informatie-uitwisseling buiten het wetgevingskader gebeurt. De Commissie heeft de lidstaten er herhaaldelijk op gewezen dat zij verplicht zijn om artikel 9 van de verordening liquidemiddelencontrole na te komen.
·Volgens de meest recente wederzijdse-evaluatieverslagen van het FATF zijn de sancties van sommige lidstaten onvoldoende afschrikkend. Het Europees Hof van Justitie (het “Hof”) heeft in dit verband onderzoek gedaan naar de nationale sanctiemechanismen die voor de uitvoering van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1889/2005 zijn vastgesteld. Het tegenovergestelde probleem, namelijk buitensporige sancties, is eveneens een punt van zorg. In zijn arrest in zaak C-255/14 24 overwoog het Hof dat een geldboete waarvan het bedrag overeenkomt met 60 % van het niet‑aangegeven bedrag aan liquide middelen, indien dat laatste bedrag hoger is dan 50 000 EUR, niet evenredig lijkt, aangezien een dergelijke geldboete verder gaat dan noodzakelijk is om nakoming van de aangifteplicht en verwezenlijking van de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1889/2005 te waarborgen. De lidstaten moeten rekening houden met deze jurisprudentie en met de wederzijdse-evaluatieverslagen van de FATF.
·De lidstaten hebben de Commissie pas onlangs in kennis gesteld van informatie-uitwisselingen met derde landen, naar aanleiding van een specifiek verzoek van de Commissie. De Commissie heeft de lidstaten er herhaaldelijk op gewezen dat zij verplicht zijn om onmiddellijk kennis te geven van elke informatie-uitwisseling met een derde land. Om het doen van deze kennisgevingen voor de lidstaten te vergemakkelijken, heeft de Commissie een gemeenschappelijk model opgesteld en gedeeld dat op vrijwillige basis kan worden gebruikt. Sommige lidstaten maken hier al gebruik van.
·Wat betreft het verplicht melden van gevallen die de financiële belangen van de EU kunnen schaden, bleek de door de lidstaten verstrekte informatie onjuist of onvolledig te zijn. De verslaglegging door de lidstaten over deze gevallen moet worden verbeterd.
5. BEOORDELING VAN DE NOODZAAK OM DE VERORDENING LIQUIDEMIDDELENCONTROLE TE WIJZIGEN
5.1. Toepassingsgebied: analyse van eventueel op te nemen andere activa
5.1.1. Resultaten van de enquête over de definitie van “liquide middelen”
Aan de Commissie is de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen. Dat is gebeurd om de volgende twee redenen: i) bij toekomstige wijzigingen van de internationale normen van de FATF moeten snel aanpassingen kunnen worden gemaakt; en ii) er moet worden voorkomen dat de verordening liquidemiddelencontrole met behulp van als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s of prepaidkaarten wordt ontweken. In de enquête is de lidstaten gevraagd of het zinvol is om andere activa in het toepassingsgebied van de verordening op te nemen. Van de 20 lidstaten die de enquête hebben ingevuld, hebben er 14 geantwoord dat de lijst van activa die momenteel onder de definitie vallen, toereikend is. Enkele lidstaten hebben echter voorstellen gedaan voor het wijzigen van de lijst (zie grafiek 6 in bijlage B). De voorgestelde wijzigingen staan in de vijf punten hieronder.
–Vier lidstaten stellen voor om prepaidkaarten toe te voegen.
–Zes lidstaten stellen voor om nog andere als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s toe te voegen, zoals edelstenen, edele metalen en legeringen, alsook waardevolle “luxegoederen” zoals polshorloges, juwelen en edele metalen (bv. platina) en edelstenen (bv. diamanten).
–Eén lidstaat stelt voor om cryptovaluta toe te voegen 25 .
–Eén lidstaat stelt voor om ook zilver/brons op te nemen, onder dezelfde voorwaarden als die welke momenteel gelden met betrekking tot goudgehalte.
–Twee lidstaten stellen voor om de voorwaarde die maakt dat het toepassingsgebied van de verordening liquidemiddelencontrole beperkt is tot muntstukken en ongemunt goud met een goudgehalte boven een bepaald percentage, te schrappen en in plaats daarvan de waarde van het aangetroffen goud als enige relevante voorwaarde te gebruiken (gelijk aan of hoger dan 10 000 EUR).
Eén lidstaat stelt dat het toevoegen van prepaidkaarten kan helpen bij het zichtbaar maken en bestrijden van smokkeltrends. Volgens die lidstaat mag een dergelijke toevoeging aan bijlage I echter pas plaatsvinden nadat hierover behoorlijk overleg tussen de 27 lidstaten heeft plaatsgevonden en op EU-niveau duidelijke richtsnoeren zijn ontwikkeld.
Wat waardevolle goederen betreft, stelt één lidstaat dat dergelijke goederen ook de grensoverschrijdende verplaatsing van illegale financiële middelen kunnen vergemakkelijken, aangezien waardevolle goederen als vervanging voor contant geld kunnen worden gebruikt. Er heeft echter geen specifieke studie of analyse plaatsgevonden van de mogelijke relevantie van douanecontroles in het kader van de verordening liquidemiddelencontrole naar dit soort fraude.
5.1.2 Analyse van het gebruik van prepaidkaarten en als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s
a) Analyse door de Commissie en Europol
Het standpunt van de Commissie is dat er geen duidelijk bewijs is dat de definitie van “liquide middelen” moet worden gewijzigd. Dit standpunt is gebaseerd op het werk dat is verricht in het kader van de supranationale beoordeling van risico’s op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering die van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grensoverschrijdende activiteiten.
Volgens Europol worden prepaidkaarten gebruikt om allerlei economische en financiële misdrijven te plegen, waaronder de financiering van terrorisme. De dreiging gaat vooral uit van “open loop”-prepaidkaarten, die via internet en in postkantoren en lokale winkels worden verkocht en als normale debet- of kredietkaarten kunnen worden gebruikt. Europol beschouwt prepaidkaarten als producten met een hoog risico, omdat zij anoniem online of in offshorerechtsgebieden kunnen worden gebruikt om betalingen in de EU te verrichten. Bovendien zijn er geen wettelijke grenzen aan het aantal kaarten dat een persoon kan kopen of wie een kaart mag kopen.
In de Europese dreigingsevaluatie van financiële en economische criminaliteit 2023 26 worden twee voorbeelden gegeven van het gebruik van prepaidkaarten voor illegale doeleinden.
In het eerste voorbeeld worden prepaidkaarten gebruikt om datingfraude te plegen. In het tweede voorbeeld worden prepaidkaarten, samen met cryptovouchers, gebruikt om de opbrengsten van misdrijven door te sluizen naar gokplatforms waar met cryptovaluta wordt gegokt en die worden gehost in jurisdicties van derde landen waar transacties moeilijk te traceren zijn.
Hoewel prepaidkaarten in de context van het witwassen van geld bekend staan als een betalingsmethode met een hoog risico, hebben de Commissie en Europol geen enkel geval gemeld van illegaal gebruik van prepaidkaarten waarbij sprake was van een grensoverschrijdende fysieke verplaatsing van personen of van vervoer per koerier of in een pakket.
b) Analyse door de FIE’s van de lidstaten
De FIE’s van de lidstaten is ook gevraagd of er bewijs is van grootschalig gebruik van prepaidkaarten of als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s (exclusief muntstukken met een goudgehalte van ten minste 90 % en ongemunt goud met een goudgehalte van ten minste 99,5 %) voor het witwassen van geld. De FIE’s die aangaven van mening te zijn dat dergelijk bewijs er is, is vervolgens gevraagd naar het soort bewijs dat zij hebben gevonden en op welke type prepaidkaarten en commodity’s dat bewijs betrekking heeft.
De FIE’s van negen lidstaten hebben deze vragen beantwoord. Op basis van die antwoorden is er geen duidelijk bewijs van grootschalig gebruik van prepaidkaarten voor het witwassen van geld, zeker niet in de context van personen die de EU binnenkomen of verlaten. Daar komt nog bij dat het volgens de FIE’s in de praktijk moeilijk is om een prepaidkaart te onderscheiden van andere soorten debet- of kredietkaarten.
Wat als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s betreft, merkten de FIE’s op dat reizigers die de EU binnenkomen soms geen aangifte doen van goederen met een grote waarde, zoals luxehorloges, juwelen, diamanten en cryptowallets. Dat wordt gedaan om geen rechten en btw bij invoer te hoeven betalen en vormt belastingontduiking. Dat is wat anders dan het witwassen van geld.
Daarom moet grondig worden geëvalueerd wat de voordelen zijn van het opnemen van dit type activa in bijlage I, waarbij ook de controlecapaciteit van de douane in aanmerking moet worden genomen
5.2. Drempel voor onbegeleide liquide middelen
In de enquête is de lidstaten ook gevraagd of zij de financiële drempel van 10 000 EUR voor onbegeleide liquide middelen geschikt vinden (zie grafiek 7 in bijlage B).
Van de 20 lidstaten die aan de enquête hebben deelgenomen, hebben er slechts 14 deze vraag beantwoord. 95 % van hen vindt dat de drempel geschikt is en dus niet hoeft te worden herzien.
Zij merkten ook op dat de drempel bij alle tegenhangers bekend is en wezen erop dat de verordening liquidemiddelencontrole voor bedragen aan liquide middelen die de drempel niet overschrijden, de nodige bepalingen bevat die zien op de registratie van relevante informatie en de inbewaringneming van liquide middelen voor verder onderzoek indien er aanwijzingen van criminele activiteiten zijn.
Er is derhalve algemene overeenstemming om de huidige drempel te handhaven.
6. CONCLUSIE
Op basis van de antwoorden op de enquête en de andere informatie die door de lidstaten en de diensten van de Commissie is verstrekt, worden de doelstellingen van de verordening liquidemiddelencontrole daarmee op een doelmatige wijze verwezenlijkt.
De lidstaten beschouwen deze verordening als een belangrijk rechtsinstrument voor het controleren van de fysieke verplaatsing van liquide middelen over de buitengrenzen van de EU en het bestrijden van witwassen.
De informatiestromen lopen via de DIS+-module voor liquide middelen en vergelijkbare informatie wordt tijdig en rechtstreeks uitgewisseld tussen de bevoegde autoriteiten en de FIE’s. Niettemin is het gebruik van het DIS-systeem in sommige lidstaten nog vatbaar voor verbetering.
De kort geleden ingevoerde kennisgevingsprocedure voor onbegeleide liquide middelen functioneert adequaat.
Het is vooralsnog niet nodig om de drempel te herzien of om andere activa in bijlage I bij de verordening liquidemiddelencontrole op te nemen. De Commissie is alert op nieuwe trends op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering en volgt die op de voet. Zij is met name alert op mogelijk gebruik van andere als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s en prepaidkaarten als een middel om de aangifteplicht te omzeilen. Op basis van deze eerste evaluatie is er geen enkele noodzaak om het huidige kader te wijzigen.
BIJLAGE A — JAARLIJKSE STATISTIEKEN OVER GEVALLEN VAN BEGELEIDE EN ONBEGELEIDE LIQUIDE MIDDELEN
De volgende grafieken betreffende de controle van liquide middelen zijn gebaseerd op:
— gegevens die op het moment van de enquête uit de DIS+-module voor liquide middelen zijn geëxtraheerd;
— gegevens van lidstaten die nog steeds problemen ondervinden bij de rechtstreekse doorgifte van specifieke informatie aan de DIS+-module voor liquide middelen, wat wordt toegeschreven aan interne technische problemen.
De grafieken hebben betrekking op de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2023.
Grafiek 1 toont het totale aantal gevallen van liquide middelen die aan de buitengrenzen van de EU werden afgehandeld. Voor de referentieperiode (1.1.2022 tot en met 31.12.2023) hebben de autoriteiten die bevoegd zijn om de verordening liquidemiddelencontrole uit te voeren, 226 796 gevallen vastgesteld. Dit omvat zowel de gevallen waarin wel en die waarin geen sprake was van een overtreding.
De grafieken 2 en 3 tonen het totale aantal gevallen per lidstaat voor begeleide liquide middelen (grafiek 2) en onbegeleide liquide middelen (grafiek 3) voor de referentieperiode (1.1.2022 tot en met 31.12.2023).
Er is een groot verschil tussen het totale aantal gevallen van begeleide liquide middelen (221 836, inclusief de gevallen waarin sprake was van een overtreding) en het totale aantal gevallen van onbegeleide liquide middelen (4 960, inclusief de gevallen waarin sprake was van een overtreding).
De Commissie publiceert jaarlijks statistische gegevens overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2018/1672 betreffende de controle van liquide middelen die de EU binnenkomen of verlaten. Deze verslagen kunnen worden geraadpleegd op de website van TAXUD, waar ook algemene informatie over de controle van liquide middelen te vinden is: Controle op liquide middelen — Europese Commissie (europa.eu) .
BIJLAGE B — ANTWOORDEN OP DE ENQUÊTE
In onderstaande grafieken wordt een selectie van de antwoorden van de lidstaten weergegeven.
Grafiek 4 toont de resultaten van de beoordeling door de lidstaten die aan de enquête hebben deelgenomen. Uit de beoordeling blijkt hoe de lidstaten aankijken tegen de uitvoering van de artikelen 9 en 10 van de verordening liquidemiddelencontrole. Over het algemeen hebben de lidstaten een positieve ervaring met de uitwisseling van gegevens via de DIS+-module voor liquide middelen. Slechts een paar beoordelen specifieke aspecten van hun ervaring met deze module als slecht of zeer slecht.
Grafiek 5 toont het aantal informatie-uitwisselingen met derde landen over zaken die verband houden met liquide middelen. De meeste informatie-uitwisselingen tussen lidstaten en derde landen op basis van artikel 11 vonden plaats met het Verenigd Koninkrijk, Oekraïne en Rusland. Hoewel ook informatie-uitwisselingen met Turkije, de Verenigde Staten, de Verenigde Arabische Emiraten en Kazachstan werden gemeld, vormen die slechts 8,23 % van de totale uitwisselingen met derde landen.
Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillende sanctiestelsels die de lidstaten hebben ingevoerd om te voldoen aan artikel 14 van de verordening liquidemiddelencontrole. De meeste lidstaten hanteren administratieve sancties.
Tabel 1: Sanctiestelsels van de lidstaten op grond van de verordening liquidemiddelencontrole
Sancties | Lidstaten | Soort sancties |
Administratief | BE, CZ, DK, DE, EL, ES, FR, HR, IT, LU, HU, MT, AT, PL, RO, SI, SK, FI, SE | ·inbeslagneming van een bepaald bedrag, waarbij een minimum- en/of maximumbedrag is vastgesteld; en/of ·een geldboete, waarbij een minimum- en/of maximumbedrag is vastgesteld; en/of ·inbeslagneming van het gedeelte van het bedrag boven 10 000 EUR, onder bepaalde voorwaarden; en/of ·een percentage van het totale bedrag van de niet-aangegeven liquide middelen of van het gedeelte van het bedrag boven de drempel; en/of ·een geldboete waarvan de hoogte afhankelijk is van de juridische categorie of status van de persoon (rechtspersoon, eenmanszaak of zelfstandige, natuurlijke persoon). |
Administratief en strafrechtelijk | BG, EE, LV, LT, NL, PT | ·een percentage van de waarde van de niet-aangegeven liquide middelen, een geldboete of inbeslagneming van een gedeelte van het bedrag (waarbij een minimum- en/of maximumbedrag is vastgesteld); en/of ·gevangenisstraf, afhankelijk van de omstandigheden. |
Strafrechtelijk | CY, IE | ·gevangenisstraf wanneer niet aan de aangifteplicht is voldaan; of ·een geldboete. |
Grafiek 6 geeft een overzicht van de voorstellen van de lidstaten voor het wijzigen van bijlage I bij de verordening liquidemiddelencontrole. Van de 14 lidstaten die de enquête hebben ingevuld, steunt 43 % het voorstel om nog andere als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s toe te voegen en 29 % het voorstel om prepaidkaarten toe te voegen.
Grafiek 7 toont de antwoorden van de lidstaten op de enquête over de drempel van 10 000 EUR die in de verordening liquidemiddelencontrole is vastgesteld. Er is algemene overeenstemming dat de huidige drempel doeltreffend is en hetzelfde moet blijven (95 % van de antwoorden is positief).
(1) Zie punt 3.1 van dit verslag voor de definitie van liquide middelen.
(2) Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005 (PB L 284 van 12.11.2018, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1672/OJ).
(3) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2015/849/2024-07-09).
(4) Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PB L 284 van 12.11.2018, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2018/1673/OJ).
(5) Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PB L 309 van 25.11.2005, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/1889/OJ).
(6) PB L 167 van 12.5.2021, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2021/776/OJ.
(7) Financiële-inlichtingeneenheden
(8) Het DIS bevat ook gegevens over gevallen waarbij het Verenigd Koninkrijk betrokken is, voor zover die gegevens betrekking hebben op Noord-Ierland, aangezien de verordening liquidemiddelencontrole van toepassing blijft in het Verenigd Koninkrijk, op grond van artikel 5 van en bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland van het Windsor-kader.
(9) In Richtlijn 91/308/EEG van de Raad is bepaald dat elke verdachte transactie aan de FIE’s moet worden gemeld. De FIE’s zijn opgericht als centraal knooppunt voor de beoordeling van dergelijke transacties, om in contact te treden met hun tegenhangers in andere landen en zo nodig een beroep te doen op gerechtelijke autoriteiten.
(10) Artikel 2, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2018/1672.
(11) Hoewel prepaidkaarten onder de definitie vallen van “liquide middelen” in de verordening liquidemiddelencontrole, zijn ze momenteel niet onderworpen aan de voorschriften inzake controles op het liquidemiddelenverkeer, omdat in het desbetreffende punt in bijlage I bij de verordening liquidemiddelencontrole het volgende staat vermeld: “P.M.” (pro memorie).
(12) Artikel 3 van Verordening (EU) 2018/1672.
(13) Artikel 2, lid 1, punt h), van Verordening (EU) 2018/1672.
(14) Artikel 6 van Verordening (EU) 2018/1672.
(15) Artikel 7 van Verordening (EU) 2018/1672.
(16) Indien niet is voldaan aan de verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen uit hoofde van artikel 3 of aan de verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen uit hoofde van artikel 4, moeten de bevoegde autoriteiten ambtshalve schriftelijk of in elektronische vorm een aangifte opstellen die in de mate van het mogelijke de noodzakelijke gegevens bevat.
(17) Artikel 9 van Verordening (EU) 2018/1672.
(18) Overweging 35 van Verordening (EU) 2018/1672.
(19) Artikel 8 van Verordening (EU) 2018/1672.
(20) AR, BG, CH, CS, DA, DE, EL, EN, ES, ET, FI, FR, GA, HI, HR, HU, IT, JP, LT, LV, MT, NL, PL, PT, RO, RU, SE, SK, SL, TR.
(21) Zie bijvoorbeeld de factsheet Ontdek de nieuwste regels voor de controle van liquide middelen! .
(22) In artikel 9 van Verordening (EU) 2018/1672 is bepaald dat de bevoegde autoriteiten informatie over aangiften en kennisgevingen van liquide middelen, ambtshalve aangiften en bedragen die de drempel niet overschrijden maar vermoedelijk verband houden met criminele activiteiten, moeten toezenden aan de FIE’s via de in het DIS beschikbare module voor liquide middelen.
(23) Artikel 2, punt 3, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017).
(24) Arrest van het Hof van Justitie van 16 juli 2015 in zaak C-255/14, Robert Michal Chmielewski/Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-alföldi Regionális Vám- és Pénzügyőri Főigazgatósága (ECLI:EU:C:2015:475).
(25) Overweging 13 van Verordening (EU) 2018/1672. “Ondanks het aan virtuele valuta verbonden hoge risiconiveau, zoals blijkt uit het verslag van de Commissie van 26 juni 2017 over de beoordeling van risico’s op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering die van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grensoverschrijdende activiteiten, beschikken douaneautoriteiten niet over de bevoegdheid om hier toezicht op te houden.”
(26) Zie: “ The Other Side of the Coin: An Analysis of Financial and Economic Crime ”, Europol.