Toelichting bij COM(2002)770 - Handel in instrumenten en producten die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2002)770 - Handel in instrumenten en producten die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, ... |
---|---|
bron | COM(2002)770 |
datum | 30-12-2002 |
Bijgaand voorstel beoogt een specifieke handelsregeling op te stellen die bepaalde instrumenten en producten bestrijkt die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Het doel van een dergelijke regeling is er toe bij te dragen dat schendingen van het fundamentele recht van de mens op een leven zonder foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing kunnen worden voorkomen. Dit is een prioritaire doelstelling van de Europese Unie, zoals werd benadrukt in de richtsnoeren voor het EU-beleid inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing die op 9 april 2001 werden goedgekeurd door de Raad (Algemene Zaken). Deze richtsnoeren belichten het standpunt van de EU inzake de preventie van het gebruik en de productie van en de handel in dergelijke instrumenten.
Deze richtsnoeren verklaren tevens dat het verbod op wrede, onmenselijke of onterende bestraffing duidelijke grenzen stelt aan het gebruik van de doodstraf. Wat de doodstraf betreft, hechtte de Raad op 29 juni 1998 zijn goedkeuring aan de richtsnoeren voor het beleid van de EU ten opzichte van derde landen inzake de doodstraf.
Het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten, het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, het VN-Verdrag van 1984 tegen folteringen en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie stipuleren dat geen uitzonderingen kunnen worden gemaakt op het verbod op foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling.
Het verbod op foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing maakt deel uit van de goede zeden van de internationale gemeenschap. De voorgestelde regeling legt beperkingen op aan de handel om schendingen van dat verbod te voorkomen in gevallen waarin dergelijke schendingen wellicht zouden kunnen plaatsvinden en het derhalve noodzakelijk is de goede zeden te beschermen.
De voorgestelde regeling bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is een verbod op alle handel in instrumenten die geen of vrijwel geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf of foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.
Het tweede onderdeel biedt de bevoegde autoriteiten de gelegenheid controle uit te oefenen op de handel in instrumenten en producten op de lijst van verboden instrumenten en producten die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing terwijl zij ook andere, legitieme toepassingen kennen. De bevoegde autoriteiten dienen naar eigen goeddunken voorwaarden op te leggen aan deze handel om te voorkomen dat de instrumenten en producten worden gebruikt voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Hierbij dient vanzelfsprekend rekening te worden gehouden met alle relevante factoren met inbegrip van verslagen over eventuele gevallen van foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in het land van bestemming.
(1)
De lijst van instrumenten bestaat derhalve uit twee delen. Bijlage I omvat zowel instrumenten die geen, of vrijwel geen andere praktische toepassingen kennen dan de doodstraf en instrumenten die geen of vrijwel geen andere praktische toepassingen kennen dan foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.
Bijlage II omvat instrumenten en producten die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling maar ook andere legitieme toepassingen kennen. Om onnodig omslachtige en kostbare procedures te voorkomen is Bijlage II beperkt tot instrumenten en producten die zodanig zijn ontworpen dat zij gemakkelijk kunnen worden misbruikt met het oog op de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, bijvoorbeeld omdat hiermee hevige pijn of letsel kan worden toegebracht aan mensen en tot instrumenten en producten die worden gebruikt voor ordehandhaving, d.w.z. die bestemd zijn om te worden gebruikt door de politie en personen die zich beroepsmatig met ordehandhaving bezighouden.
In de voorgestelde verordening worden tevens beperkingen opgelegd aan diensten die verband houden met de in de lijst opgenomen instrumenten en makelaarsactiviteiten. Er worden echter geen beperkingen opgelegd aan de handel in instrumenten en producten die niet zijn opgenomen in de desbetreffende lijst.
Om rekening te houden met technologische ontwikkelingen dient de lijst van instrumenten en producten regelmatig te worden herzien. Hierbij dient met name te worden gelet op uitrusting voor de ordehandhaving die als niet-dodelijk wordt voorgesteld, doch meer schadelijk kan zijn dan de fabrikant verklaart en zich derhalve leent voor misbruik met het oog op foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.
De richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, die op 9 april 2001 door de Raad werden goedgekeurd, verklaren dat de EU er bij derde landen op aan zal dringen 'het gebruik en de productie van en de handel in instrumenten die zijn ontworpen voor foltering en voor wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te voorkomen'. De Commissie is van oordeel dat de EU als eerste de maatregelen moet nemen die zij van derde landen verlangt. Hiertoe stelt zij voor beperkingen op te leggen aan de handel met derde landen in instrumenten en producten die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf of voor foltering, of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling.
De voorgestelde verordening legt geen beperkingen op aan het gebruik, de productie het op de markt brengen en de verkoop op de interne markt van de desbetreffende instrumenten en producten. De Commissie moedigt de lidstaten aan aanvullende maatregelen te nemen, met name met betrekking tot de productie van dergelijke instrumenten en producten en verwacht dat hieraan op korte termijn gevolg zal worden gegeven.
(1)
Tot slot dient te worden opgemerkt dat de voorgestelde verordening geen afbreuk doet aan de regeling voor de exportcontrole op goederen voor tweeƫrlei gebruik (Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad) en de regeling voor de controle op vuurwapens (Richtlijn 91/477/EG van de Raad waarin onder meer wordt bepaald dat de lidstaten de controles op het voorhanden hebben van wapens aan de buitengrenzen moeten versterken) en evenmin betekent dat geen exportverbod kan worden opgelegd op andere gronden, bijvoorbeeld om binnenlandse repressie in een derde land te voorkomen en te veroordelen (bijvoorbeeld Verordeningen (EG) nr. 1081/2000 van de Raad betreffende Myanmar/Birma en nr. 310/2002 met betrekking tot Zimbabwe).
(13)