Toelichting bij COM(2010)47 - Tenuitvoerlegging van richtlijn 91/676/EEG inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen op basis van verslagen van de lidstaten voor de periode 2004-2007 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2010)47 - Tenuitvoerlegging van richtlijn 91/676/EEG inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische ... |
---|---|
bron | COM(2010)47 ![]() ![]() |
datum | 09-02-2010 |
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen op basis van verslagen van de lidstaten voor de periode 2004-2007 /* COM/2010/047 definitief/2 */
Betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen op basis van verslagen van de lidstaten voor de periode 2004-2007
Inhoudsopgave
- Inleiding
- VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT
- ONTWIKKELING VAN DE DRUK DOOR DE LANDBOUW SEDERT DE VORIGE VERSLAGPERIODE
- WATERKWALITEIT, -TOESTAND EN -TRENDS
- Grondwater
- Trends in grondwaterkwaliteit
- Diepte van het grondwater
- Zoet oppervlaktewater
- Trends in de kwaliteit van het zoete oppervlaktewater
- Staat van eutrofiëring van de oppervlaktewateren
- AANWIJZING VAN KWETSBARE ZONES
- AFWIJKENDE REGELINGEN
- PROGNOSE WATERKWALITEIT
- INBREUKPROCEDURES
- VERBANDEN MET ANDER EU-BELEID
- CONCLUSIES
Richtlijn 91/676/EEG van de Raad (hierna de nitratenrichtlijn genoemd) beoogt de bescherming van de wateren tegen de door nitraten uit agrarische bronnen veroorzaakte of teweeggebrachte verontreiniging via een aantal stappen die door de lidstaten moeten worden vervuld: controle van de wateren (met betrekking tot de nitraatconcentratie en de staat van eutrofiëring); identificering van wateren die verontreinigd zijn of kans lopen te worden verontreinigd; aanwijzing van kwetsbare zones (stukken land die afwateren in geïdentificeerde wateren); de opstelling van codes van goede landbouwpraktijken en actieprogramma’s (een pakket van maatregelen om de nitraatverontreiniging te voorkomen en te verminderen) en de evaluatie ten minste om de 4 jaar van de lijst van kwetsbare zones en actieprogramma's.
Krachtens artikel 10 van de nitratenrichtlijn moeten de lidstaten na de kennisgeving van de richtlijn om de vier jaar een verslag bij de Commissie indienen. Dit verslag moet informatie betreffende de codes van goede landbouwpraktijken, de aangewezen kwetsbare zones, de resultaten van de controle van de wateren en een overzicht van de relevante aspecten van de actieprogramma’s die met betrekking tot de kwetsbare zones zijn opgesteld, bevatten.
Doel van dit verslag overeenkomstig artikel 11 is het Europees Parlement en de Raad te informeren over de stand van tenuitvoerlegging van de nitratenrichtlijn. Het verslag is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten met betrekking tot de periode 2004-2007 is verstrekt en gaat vergezeld van gecombineerde kaarten met een overzicht van de nutriëntendruk uit landbouwbronnen, de waterkwaliteit en de aangewezen kwetsbare zones die zijn opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2010)118). Dit is de eerste keer dat alle 27 lidstaten een verslag hebben ingediend i. Het verslag heeft bijgevolg vooral betrekking op de EU 27, maar omvat ook een vergelijking met de derde verslagperiode voor de oude EU 15 en een aantal nieuwe lidstaten. Een vergelijking met de vorige verslagperiode is niet mogelijk voor alle nieuwe lidstaten, voor vele waarvan het onderhavige verslag het eerste verslag was i. De verslagen zijn in 2008-2009 ingediend. Verschillende lidstaten hebben tijdens 2009 aanvullende informatie, vooral betreffende waterkwaliteitgegevens, verstrekt.
De geleidelijke vermindering van het gebruik van minerale stikstof bevattende meststoffen, die begin jaren 1990 is begonnen, heeft zich voor de EU 15 tijdens de periode 2004-2007 gestabiliseerd. Op EU 27-niveau vertoont het stikstofgebruik een enigszins stijgende trend i. Vergeleken met de vorige verslagperiode is het jaarlijkse totale gebruik van minerale stikstof bevattende meststoffen in de EU 15 stabiel gebleven rond de 9 miljoen ton i, terwijl het in de EU 27 met 6%, van 11,4 tot 12,1, miljoen ton is gestegen.
Vergeleken met de vorige verslagperiode is het gebruik van minerale fosfor bevattende meststoffen voor de EU 15 met 9% verminderd, terwijl het voor de EU 27 met slechts 1% is gedaald4.
De in de vorige verslagperiode geconstateerde dalende trend in het aantal dieren heeft zich in de periode 2004-2007 voor veel diercategorieën gestabiliseerd. Uit vergelijking van 2003 en 2007 i blijkt dat voor de EU 15 het aantal varkens en legkippen licht is gestegen, terwijl het aantal geiten, schapen, runderen en kippen, legkippen uitgenomen, enigszins is gedaald. Voor de EU 27 tekenen zich vergelijkbare, maar minder uitgesproken trends af.
De hoeveelheid van de veehouderij afkomstige stikstof die jaarlijks op de landbouwgronden is uitgereden, is tussen 2003 en 2007 voor de EU 27 van 9,4 tot 9,1 en voor de EU 15 van 7,9 tot 7,6 miljoen ton gedaald. De druk door de landbouw verschilt sterk per lidstaat i. Gebieden met een hoge nutriëntendruk zijn onder meer Nederland, België (Vlaanderen) en Frankrijk (Bretagne). De lidstaten in Oost-Europa hebben over het algemeen een lagere druk door de lagere toevoer van meststoffen en veedichtheid.
De stikstofuitstoot door de landbouw naar het oppervlaktewater neemt in veel lidstaten af. Niettemin blijft de relatieve uitstoot door de landbouw hoog. In de meeste lidstaten is de landbouw verantwoordelijk voor meer dan 50% van de totale stikstofuitstoot naar het oppervlaktewater. De stikstofuitstoot naar rivierbekkens uit diffuse bronnen blijft in grote delen van Europa hoog i.
Meetnetwerken
Adequate controle van de wateren is van cruciaal belang voor de beoordeling van de waterkwaliteit en vereist een representatief meetnet over heel het grondgebied voor de grond-, oppervlakte- en mariene wateren. Verschillende lidstaten integreren de nitraatcontrole in overeenkomstig de kaderrichtlijn water opgezette meetnetwerken i. Voor de onderhavige verslagperiode was 50% van de meetstations van 10 lidstaten in de databases voor de nitratenrichtlijn en de kaderrichtlijn water identiek.
Het totale aantal meetlocaties in de EU 27 bedraagt 31.000 voor de grondwateren en 27.000 voor de oppervlaktewateren. Het aantal meetlocaties in de EU 12 ligt fors lager dan in de EU 15 en bedraagt 7.000 voor de grondwateren en 5.000 voor de oppervlaktewateren. Vergeleken met de vorige verslagperiode is het aantal grondwatermeetlocaties in de EU 15 gestegen van 20.000 tot 24.000, terwijl het aantal oppervlaktewatermeetlocaties stabiel is gebleven op 22.000. Het totale aantal met de vorige verslagperiode gemeenschappelijke meetlocaties, waardoor het mogelijk wordt trends te berekenen, bedraagt 18.000 voor grondwater en 14.000 voor oppervlaktewater.
De gemiddelde dichtheid van de grondwatermeetlocaties bedraagt 13,7 per 1000 km2: het meetnet is het dichtst in België, Malta en Denemarken (respectievelijk 99, 44 en 34 locaties per 1000 km2), het minst dicht in Finland, Zweden en Litouwen (respectievelijk 0,2, 0,4 en 0,8 locaties per 1000 km²). De meeste lidstaten hebben grondwatermeetgegevens verstrekt voor verschillende diepten tussen 0-5 m en meer dan 30 m. Weinig lidstaten hebben informatie over de meetfrequentie verstrekt, die tussen 1 (Nederland) en 4 (België, Frankrijk, Slovenië en Slowakije) keer per jaar ligt.
De gemiddelde dichtheid van de meetlocaties voor zoet oppervlaktewater bedraagt 7,4 per 1000 km2 landoppervlakte: het meetnet is het dichtst in Malta, België en het Verenigd Koninkrijk (respectievelijk 22, 38 en 33 per 1000 km2), het minst dicht in Finland (0,4 locaties per 1000 km²). De meeste lidstaten met mariene wateren beschikken eveneens over mariene meetlocaties. De meetfrequentie voor de oppervlaktewateren ligt tussen gemiddeld 7,4 keer per jaar in Roemenië tot 26 keer per jaar op sommige meetlocaties in Duitsland en Slovenië.
De lidstaten hebben waterkwaliteitgegevens met een geografische referentie ingediend op basis waarvan met betrekking tot de nitraatverontreiniging en de staat van eutrofiëring van de wateren gecombineerde kaarten i van de waterkwaliteit konden worden samengesteld.
In de periode 2004-2007 lag de gemiddelde nitraatconcentratie bij 15% van de meetstations in de EU 27 hoger dan 50 mg nitraat per liter i, bij 6% van de stations tussen de 40 en 50 mg nitraat per liter en bij 13% van de stations tussen de 25 en 40 mg nitraat per liter. Bij ongeveer 66% van de grondwaterstations lag een concentratie beneden de 25 mg nitraat per liter. Voor de EU 15 lag de nitraatconcentratie bij 17% van de meetstations boven de 50 mg per liter, bij 6% van de stations tussen de 40 en 50 mg per liter, bij 15% van de stations tussen de 25 en 40 mg per liter en bij 62% van de stations onder de 25 mg per liter i. Tot de gebieden met een hoge concentratie (meer dan 40 mg per liter) behoren delen van Estland, zuidoostelijk Nederland, België (Vlaanderen), het centrum van Engeland, verschillende delen van Frankrijk, Noord-Italië, het noordoosten van Spanje, Zuidoost-Slowakije, zuidelijk Roemenië, Malta en Cyprus. Ook veel stations langs de mediterraanse kust hebben relatief hoge waarden.
De meeste lidstaten, waaronder een aantal van de nieuwe lidstaten i die voor de laatste periode hebben gerapporteerd, hebben de gegevens van de lopende periode met de vorige periode vergeleken. Zweden heeft geen trends verstrekt, aangezien bijna al het grondwater daar minder dan 25 mg nitraat per liter bevat en voor onderhavige verslagperiode minder meetpunten zijn opgenomen. Trends konden niet worden vastgesteld voor Griekenland, bij gebrek aan gegevens, en voor Polen, Litouwen, Letland, Malta, Roemenië, Slovenië en Slowakije, omdat die voor het eerst hebben gerapporteerd.
Uit een vergelijking met de gegevens van de vorige verslagperiode i blijkt dat op EU 15 i-niveau een stabiele en dalende trend overheerst (bij 66% van de meetstations, waarvan bij 30% een dalende trend). Bij 34% van de meetstations wordt echter nog steeds een opwaartse trend opgetekend. In de nieuwe lidstaten die de gegevens met de vorige periode hebben vergeleken (Bulgarije, Cyprus, Estland en Hongarije) is 80% van de stations stabiel, vertoont 11% van de stations een dalende trend en laat 9% een stijgende trend zien. De lidstaten waar meer dan 30% van de meetstations een stijgende trend vertoont, zijn België, Frankrijk, Spanje, Portugal, Duitsland, Ierland, Italië, Estland en het Verenigd Koninkrijk. Met uitzondering van Ierland vertonen deze lidstaten echter een gelijk of zelfs hoger percentage stations met een verbeterende kwaliteit. Uit trendanalyse per waterkwaliteitsklasse i blijkt dat in verschillende lidstaten, waaronder België, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk, het percentage meetpunten met meer dan 50 mg nitraat per liter nog toeneemt. Het percentage meetpunten met meer dan 50 mg nitraat per liter is gedaald in Oostenrijk, Duitsland, Finland, Luxemburg en Portugal. De gegevens dienen evenwel voorzichtig te worden geïnterpreteerd, omdat veel lidstaten de meetdichtheid sterk hebben verhoogd, hetgeen een invloed kan hebben op het percentage meetpunten per kwaliteitsklasse.
Dieper grondwater is minder verontreinigd dan ondiep grondwater. De laag met het grootste percentage meetlocaties met meer dan 50 mg nitraat per liter ligt op een diepte van 5 à 15 m i.
In de periode 2004-2007 vertoonde 21% van de oppervlaktewatermeetstations van de EU 27 een gemiddelde nitraatconcentratie van minder dan 2 mg per liter, 37% een gemiddelde nitraatconcentratie van 2 à 10 mg per liter. Bij 3% van de stations bedroeg de concentratie gemiddeld 40 à 50 mg per liter; eveneens bij 3% van de stations bedroeg de concentratie meer dan 50 mg per liter. Voor de EU 15 vertoonde 24% van de meetstations een concentratie van minder dan 2 mg per liter, 30% een concentratie tussen de 2 en 10 mg per liter, 4% een concentratie tussen de 40 en 50 mg per liter en 4% een concentratie van meer dan 50 mg per liter.
De lidstaten met het hoogste percentage meetstations onder de 2 mg/l zijn Zweden (97%), Bulgarije (76%), Finland (59%) en Portugal (50%). De lidstaten met het hoogste percentage stations boven de 50 mg/l zijn Malta (43%), België (9,3%) en het Verenigd Koninkrijk (6,3%) i.Met name Engeland, Vlaanderen en Bretagne vertonen een hoge nitraatwaarde boven de 40 mg/l. In de nieuwe lidstaten vertonen delen van Tsjechië en Hongarije en enkele gebieden in Polen een verhoogde nitraatconcentratie in de oppervlaktewateren (meer dan 25 mg/l) i.
Vergeleken met de vorige verslagperiode is voor de EU 15 de nitraatconcentratie dalende of stabiel op 70% van de meetpunten. Frankrijk (18%) heeft het hoogste percentage stations met verbeterende kwaliteit i, terwijl Griekenland i (41%) en Luxemburg (30%) het hoogste percentage stations met afnemende waterkwaliteit hebben i. Italië en België hebben een relatief hoog percentage stations met verbeterende kwaliteit (10% voor Italië, 13% voor België), maar een vergelijkbaar percentage stations met afnemende kwaliteit. Gebieden met een relatief hoog percentage sterk toenemende nitraatconcentraties zijn onder meer het westen van Engeland, Griekenland en het oostelijke deel van de Podelta in Italië[22]. Dit laatste gebied vertoont ook een relatief hoog percentage met een sterk dalende trend. Van de nieuwe lidstaten die trends hebben gerapporteerd, heeft Cyprus (26%) het hoogste percentage verbeterende trends, terwijl Estland (10%) het hoogste percentage dalende trends heeft i. Uit trendanalyse per waterkwaliteitsklasse i blijkt dat in sommige lidstaten het percentage meetstations met meer dan 50 mg per liter nog toeneemt. Het percentage stations met meer dan 50 mg per liter is gedaald in Frankrijk en Italië, terwijl verschillende EU 15-lidstaten geen waarden boven de 50 mg per liter voor de oppervlaktewateren laten zien (Oostenrijk, Duitsland, Griekenland, Finland, Ierland, Luxemburg, Portugal en Zweden). De gegevens dienen evenwel voorzichtig te worden geïnterpreteerd omdat veranderingen in de meetdichtheid een invloed kunnen hebben op het aantal meetpunten per kwaliteitsklasse.
De lidstaten hebben verschillende criteria gebruikt om de staat van eutrofiëring van de zoete oppervlaktewateren te beoordelen, hetgeen een onderlinge vergelijking van de staat van eutrofiëring van de wateren van de lidstaten moeilijk maakt. Chlorofyl-a, totaal stikstof, totaal fosfor en orthofosfaat zijn vaak gebruikte parameters en 17 lidstaten hebben met behulp van een of meer van deze parameters over de staat van eutrofiëring van hun wateren gerapporteerd. Bij 40% van de EU-stations waarvoor gegevens over de staat van eutrofiëring zijn gerapporteerd i, behoort de staat van het oppervlaktewater tot de categorie oligotroof of ultraoligotroof, terwijl bij 33% van de stations het water binnen de categorie eutroof of hypertroof valt. Malta en Hongarije hebben het hoogste percentage hypertrofe wateren, Bulgarije en Letland het hoogste percentage oligotrofe wateren i.Niet alle lidstaten met mariene wateren hebben over de kwaliteit ervan gerapporteerd, hetgeen binnen de context van deze rapportage een beoordeling op Europees niveau veeleer moeilijk maakt.
De lidstaten dienen als kwetsbare zone aan te wijzen alle stukken land op hun grondgebied die afwateren in verontreinigde wateren of in wateren die kans lopen te worden verontreinigd indien geen maatregelen worden genomen. De lidstaten dienen de lijst van kwetsbare zones ten minste om de vier jaar opnieuw te bezien en zo nodig te herzien op basis van de resultaten van de watercontrole. De lidstaten mogen, in plaats van specifieke zones aan te wijzen, er ook voor kiezen een actieprogramma voor heel het grondgebied uit te voeren. Oostenrijk, Denemarken, Finland, Duitsland, Ierland, Letland, Luxemburg, Malta, Nederland en Slovenië hebben voor deze laatste aanpak gekozen.
Van het EU 27-gebied is 40,9 %[27] als kwetsbare zone aangewezen, daaronder begrepen het gebied van de lidstaten die een actieprogramma voor heel het grondgebied uitvoeren. Vergeleken met de vorige verslagperiode is het totale areaal in de EU 15 dat als kwetsbare zone is aangewezen of in verband waarmee een actieprogramma voor heel het grondgebied wordt uitgevoerd met 1% gestegen en vormt het nu 44,6% van het totale EU 15-gebied. Met name Portugal, België en Italië hebben in de periode 2004-2007 hun kwetsbare zone uitgebreid. Spanje heeft in de periode 2008-2009 eveneens zijn kwetsbare zone uitgebreid.
ACTIEPROGRAMMA’S
De lidstaten dienen een of meer actieprogramma’s op te stellen die van toepassing zijn op aangewezen kwetsbare zones of op het gehele grondgebied indien zij een actieprogramma voor heel het grondgebied uitvoeren. Die actieprogramma’s moeten ten minste de maatregelen omvatten die bedoeld zijn in de bijlagen II en III van de nitratenrichtlijn en betrekking hebben op onder meer de periodes van het jaar waarin bemesting verboden is, de minimale opslagcapaciteit voor dierlijke mest en de beperking van het op of in de bodem brengen van meststoffen en het op of in de bodem brengen van meststoffen in de nabijheid van wateren en op hellingen.
Alle lidstaten hebben een of meer actieprogramma’s voor hun grondgebied opgesteld en hebben in hun verslagen informatie over de recentelijk opgestelde actieprogramma’s en wijzigingen ingevolge de vereiste periodieke evaluatie verstrekt.
Verschillende lidstaten, waaronder Frankrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, België, Italië, Polen en Roemenië, hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid waarin de nitratenrichtlijn voorziet om verschillende actieprogramma’s voor afzonderlijke kwetsbare zones of delen van zones op te stellen en ten uitvoer te leggen.
De meeste actieprogramma’s omvatten de vereiste maatregelen; sommige actieprogramma’s dienen evenwel verder te worden verbeterd om de waterkwaliteit voldoende tegen verontreiniging door stikstof te beschermen. De voornaamste onvolkomenheden hebben betrekking op opslagbepalingen, evenwichtige bemesting en vaststelling van periodes tijdens welke bemesting verboden is.
De nitratenrichtlijn beperkt het op of in de bodem brengen van dierlijke mest tot 170 kg N/ha per jaar in aangewezen gebieden waarop actieprogramma’s van toepassing zijn. Deze norm wordt in bijna alle actieprogramma’s vastgesteld.
De opslagcapaciteit voor dierlijke mest is tijdens deze laatste verslagperiode verder toegenomen. Niettemin is volgens de lidstaten onvoldoende opslagcapaciteit voor dierlijke mest tijdens de tenuitvoerlegging van actieprogramma’s een van de vaakst voorkomende moeilijkheden. De opslagcapaciteit moet voldoende hoog zijn om ten minste de periodes waarin geen dierlijke mest mag worden uitgereden of waarin dat door klimatologische omstandigheden onmogelijk is, te overbruggen. Gebrek aan financiële middelen bij de landbouwers zou de bouw van nieuwe opslagfaciliteiten belemmeren.
De meeste gecontroleerde landbouwers bleken de maatregelen van de actieprogramma’s zeer goed na te leven. Evenwel is melding gemaakt van de volgende knelpunten bij de tenuitvoerlegging van de actieprogramma’s:
- Onnauwkeurige registratie door de landbouwers betreffende uitrijding van dierlijke mest en meststoffen
- Vooral bij kleine landbouwbedrijven zijn landbouwers minder goed op de hoogte van de nitraatproblematiek. Vaak begrijpen ze de maatregelen van de actieprogramma’s niet goed door een gebrek aan kennis.
Een aantal lidstaten (bv. Oostenrijk, Nederland) rapporteert dat bij de landbouwers de algemene kennis van het natuurlijke milieu erop vooruitgegaan is, hetgeen bijvoorbeeld resulteert in een verbeterde behandeling van dierlijke mest en meststoffen.
In hoofdstuk III van het werkdocument van de diensten van de Commissie wordt een aantal voorbeelden vermeld van de vooruitgang die door verschillende lidstaten op het punt van de actieprogramma’s is gemaakt.
De Commissie heeft eveneens weet van een verhoogde belangstelling voor initiatieven op het gebied van verwerking van dierlijke mest. In verschillende lidstaten, vooral de gebieden met een intensieve veehouderij en hoge nutriëntenoverschotten, wordt dierlijke mest verwerkt om eindproducten voor de export die gemakkelijk te vervoeren zijn of producten met een gewijzigde nutriëntenverhouding waardoor een beter nutriëntenbeheer mogelijk is die tot kleinere nutriëntenoverschotten leidt, te genereren. De verwerkingstechnieken gaan van eenvoudige scheiding in een vloeibare en vaste fractie tot meer geavanceerde technieken zoals drogen, composteren of verbranden van vaste fracties en biologische behandeling, membraanfiltratie en fysisch-chemische technieken voor vloeibare fracties. De technieken worden vaak gecombineerd met procedés van vergisting in biogasinstallaties voor energieproductie. De opzet van verschillende grootschalige samenwerkingsinitiatieven waarbij grote groepen landbouwers gemeenschappelijk in verwerkingsinstallaties voor dierlijke mest investeren is eveneens interessant. Dergelijke initiatieven lopen momenteel in Spanje, Nederland en België.
Vermeld zij tevens dat de veehouders in toenemende mate belangstellen in de toepassing van aangepaste voedertechnieken zoals stikstofarme diëten, fasevoedering met aangepast voeder afhankelijk van het groeistadium en geavanceerd voederbeheer dat de algemene efficiëntie van het voedergebruik bij dieren verbetert. Geavanceerde voederverwerkingstechnieken dragen bij tot een verbeterde voederomzettingsefficiëntie en een verminderde nutriëntenexcretie.
De nitratenrichtlijn biedt de mogelijkheid, wat de hoeveelheid dierlijke mest betreft, af te wijken van de maximumhoeveelheid van 170 kg stikstof per hectare per jaar indien kan worden aangetoond dat de doelstellingen van de richtlijn zullen worden bereikt en de afwijking gebaseerd is op objectieve criteria zoals omstandigheden van lange groeiperiodes, gewassen met hoge stikstofopname, hoge nettoneerslag of bodems met een hoog denitrificatievermogen. Afwijkingen moeten bij besluit van de Commissie worden goedgekeurd na positief advies van het Regelgevend comité Nitraten, dat de Commissie bijstaat bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn. Passende aanwijzing van kwetsbare zones en volledige conformiteit van de actieprogramma's met de richtlijn zijn basisvoorwaarden voor een afwijking, die slechts gedurende de looptijd van het actieprogramma van toepassing is. Een lijst van de tot december 2009 verleende afwijkingen is opgenomen in hoofdstuk II van het werkdocument van de diensten van de Commissie.
Veel lidstaten hebben gegevens verstrekt betreffende beoordelingsmethoden (trendanalyses en simulatiemodellen) voor de evaluatie van trends inzake druk door de landbouw en/of de ontwikkeling van de waterkwaliteit. Er is geen informatie verstrekt door Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Letland, Malta, Portugal, Roemenië en Slovenië. Ierland heeft geen simulatiemodellen verstrekt, maar heeft maatregelen en ontwikkelingen vermeld die in de toekomst een positieve invloed op de waterkwaliteit kunnen hebben.
Net als in de vorige verslagperiode hebben slechts enkele lidstaten kwantitatieve gegevens verstrekt betreffende de tijdschaal waarop een stabilisatie van de verontreiniging of een herstel van de waterkwaliteit kan worden verwacht. Veel lidstaten hebben gewezen op de moeilijkheden die het opstellen van een dergelijke prognose oplevert in verband met onzekerheden over het klimaat en transportprocessen in de bodem en het feit dat naast agrarische maatregelen andere maatregelen zijn genomen om de waterkwaliteit te verbeteren.
In het algemeen kan worden geconcludeerd dat, ondanks de bereikte verbeteringen in waterkwaliteit, het nog verschillende jaren of zelfs decennia zal duren alvorens als gevolg van de tenuitvoerlegging van de actieprogramma's en de wijziging van de landbouwpraktijken een volledig herstel van de waterkwaliteit kan worden gerealiseerd. In de enkele gevallen waarin een tijdschaal voor een substantieel herstel van de waterkwaliteit naar voor wordt geschoven, worden periodes genoemd gaande van 4-8 jaar (Duitsland en Hongarije) tot meer dan verschillende decennia voor diepere grondwateren (Nederland).
De tenuitvoerlegging van de nitratenrichtlijn is nog altijd onvolledig, hetgeen vooral verband houdt met het feit dat onvoldoende kwetsbare zones zijn aangewezen en de actieprogramma’s niet conform zijn. De Commissie voert continu overleg met alle lidstaten om tot een conforme tenuitvoerlegging te komen en heeft momenteel 3 inbreukprocedures lopen. De zaak tegen Spanje houdt verband met de aanwijzing van kwetsbare zones en de inhoud van actieprogramma’s, de zaken tegen Frankrijk en Luxemburg hebben betrekking op de actieprogramma’s.
De nitratenrichtlijn houdt nauw verband met ander EU-beleid op het gebied van water, lucht, klimaatverandering en landbouw. Uit ervaringen met tenuitvoerlegging en modernere wetenschappelijke inzichten in synergetische effecten van maatregelen in nitraatactieprogramma’s blijkt de waarde van een volledige tenuitvoerlegging van het beleid. In een recente studie i over geïntegreerde maatregelen in de landbouw om de ammoniakemissies te verminderen, worden belangrijke voordelen voor de luchtkwaliteit en de terugdringing van broeikasgasemissies via de tenuitvoerlegging van de nitratenrichtlijn aangetoond. Nadere bijzonderheden over beleidsverbanden zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van het werkdocument van de diensten van de Commissie.
Deze rapportage omvat voor het eerst alle 27 lidstaten. Alle nieuwe lidstaten hebben meetnetwerken opgezet, kwetsbare zones aangewezen en actieprogramma’s opgesteld.
Wat de grondwaterkwaliteit betreft, vertoont 66% van de meetstations een stabiele of dalende nitraatconcentratie. In 34% van de stations is echter nog een stijging van de nitraatverontreiniging te constateren en 15% van de stations vertoont een nitraatconcentratie boven de kwaliteitsdrempel van 50 mg per liter. Binnen de grondwaterlichamen vertonen de ondiepe niveaus een hogere nitraatconcentratie dan de diepe niveaus. Het meest verontreinigde water bevindt zich tussen 5 en 15 meter onder de oppervlakte.
Wat het zoete oppervlaktewater betreft, vertoont 70% van de meetstations een stabiele of dalende nitraatconcentratie. Bij 3% van de stations bedraagt de concentratie meer dan 50 mg per liter, terwijl bij 21% van de stations de concentratie onder de 2 mg per liter ligt. Bij 33% van de stations waar de staat van eutrofiëring wordt gemeten, valt het water in de categorie eutroof of hypertroof. De druk door de landbouw met betrekking tot de nitraatverontreiniging van het oppervlaktewater is in veel lidstaten gedaald, hoewel de landbouw nog steeds sterk tot de stikstofuitstoot naar de oppervlaktewateren bijdraagt.
In de EU 15 is in vergelijking met de vorige verslagperiode een verdere stijging van het areaal van kwetsbare zones vastgesteld. Dit is gestegen van 43,7% tot 44,6 % van het EU 15-grondgebied, terwijl 40,9 % van het EU 27-grondgebied uit aangewezen zones bestaat, daaronder begrepen het grondgebied van de lidstaten die een actieprogramma voor heel hun grondgebied uitvoeren. De gegevens over de waterkwaliteit tonen evenwel aan dat in verschillende gebieden, zowel wat de EU 15 als wat de EU 12 betreft, verdere uitbreidingen van de aangewezen zones overeenkomstig de in de nitratenrichtlijn beschreven criteria noodzakelijk zijn.
Vergeleken met de vorige verslagperiode is in de EU 15 de kwaliteit van de actieprogramma’s verder verbeterd; vaak moeten daartoe evenwel inbreukprocedures worden ingeleid. Alle nieuwe lidstaten hebben actieprogramma’s opgesteld, maar verschillende programma's moeten verder worden verbeterd om geheel aan de eisen van de nitratenrichtlijn te voldoen, met name de bepalingen betreffende de bouw van opslagfaciliteiten, evenwichtige bemesting en vaststelling van periodes tijdens welke bemesting verboden is. Het beschikbaar stellen van informatie en opleidingsdiensten voor landbouwers en efficiënte controleprogramma’s zijn essentieel om de effectieve tenuitvoerlegging van de programma’s in het veld te verzekeren.
In de gebieden met intensieve veehouderij is een verhoogde belangstelling voor technieken voor de verwerking van dierlijke mest te constateren die, vaak in combinatie met de productie van energie uit biogas, een efficiënter nutriëntenbeheer mogelijk maken. Efficiënt nutriëntenbeheer speelt momenteel een rol in het verminderen van de bedrijfskosten.
Ervaringen met tenuitvoerlegging en moderne wetenschappelijke inzichten in synergetische effecten van maatregelen in nitraatactieprogramma’s duiden erop dat het stikstofbeleid een geïntegreerde aanpak vereist waarbij de hele stikstofcyclus wordt bekeken en dat de tenuitvoerlegging van de nitratenrichtlijn substantiële voordelen met zich mee brengt met name op het stuk van verminderingen van de ammoniak- en broeikasgasemissies alsook op het bredere gebied van de waterbescherming binnen het raamwerk van de kaderrichtlijn water. In de toekomst zijn meer aandacht voor dit aspect van het stikstofbeheer alsook adequate en continue ondersteuning vanuit de wetenschappelijke gemeenschap zowel op nationaal als op Europees niveau noodzakelijk.
De Commissie zal met de lidstaten blijven samenwerken om de tenuitvoerlegging te verbeteren met het gemeenschappelijke doel de wateren te beschermen. Zij zal gerechtelijke stappen blijven ondernemen waar zij dit nodig acht.