Toelichting bij COM(2011)411 - EU-standpunt over de interpretatie van artikel 17, lid 5, van het Verdrag van Bazel inzake grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen en de verwijdering ervan - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2011)411 - EU-standpunt over de interpretatie van artikel 17, lid 5, van het Verdrag van Bazel inzake grensoverschrijdende overbrenging ... |
---|---|
bron | COM(2011)411 ![]() ![]() |
datum | 07-07-2011 |
2. Bij het Verdrag van Bazel is een procedure vastgesteld voor de beheersing van de uitvoer en invoer van gevaarlijke afvalstoffen tussen partijen. Het verdrag is in 1992 in werking getreden en 175 partijen zijn er nu door gebonden.
3. In 1995 heeft de derde conferentie van de partijen bij het Verdrag van Bazel (COP3) bij besluit III/1 een wijziging van het verdrag vastgesteld waardoor de uitvoer van gevaarlijke stoffen voor definitieve verwijdering en recycling van landen die 'bijlage VII-landen' worden genoemd (partijen bij het Verdrag van Bazel die lid zijn van de EU, de OESO, en Liechtenstein) naar landen die niet in bijlage VII bij het verdrag zijn opgenomen (alle overige partijen bij het Verdrag) wordt verboden ("de wijziging betreffende het verbod").
4. De EU heeft de wijziging betreffende het verbod op 30 september 1997 aanvaard.
5. De bepalingen van het Verdrag van Bazel en van de wijziging betreffende het verbod zijn in EU-wetgeving omgezet bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen[1], waarbij een stelsel van toezicht en controle op overbrengingen van afval in, naar en uit de EU wordt vastgesteld en met name een verbod wordt ingesteld op de uitvoer van gevaarlijke afvalstoffen uit de EU naar niet-OESO-landen.
6. De wijziging betreffende het verbod is nog niet in werking getreden. Tot dusver hebben 69 partijen bij het Verdrag van Bazel de wijziging betreffende het verbod geratificeerd. De partijen slagen er niet in een consensus te bereiken over de interpretatie van artikel 17, lid 5, van het Verdrag van Bazel (bijlage I bij dit besluit), waarin wordt bepaald hoeveel ratificaties vereist zijn voor de inwerkingtreding van wijzigingen van het verdrag. Ondanks de doorgedreven inspanningen die sinds de achtste conferentie van de partijen (COP8) zijn geleverd, blijven er hardnekkige meningsverschillen tussen de partijen bestaan over hoeveel partijen de wijziging betreffende het verbod moeten ratificeren alvorens deze in werking kan treden.
7. Aangezien er al veel tijd is verstreken sinds de vaststelling van de wijziging betreffende het verbod, heeft de Indonesische voorzitter van de negende conferentie van de partijen (COP9), om de huidige impasse te doorbreken, een verklaring opgesteld ' over de mogelijkheden om vooruitgang te boeken met de wijziging betreffende het verbod '; deze verklaring is unaniem door de partijen bevestigd bij besluit IX/26.
8. Het was de betrachting van de voorzitter om via deze verklaring een proces op gang te brengen om de doelstellingen van de wijziging betreffende het verbod opnieuw te bevestigen en na te gaan met welke middelen deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt. Hij heeft de partijen opgeroepen om voorwaarden te scheppen die het mogelijk maken de doelstellingen van de wijziging betreffende het verbod te verwezenlijken, onder meer via initiatieven onder leiding van een of meer landen. Dergelijke initiatieven kunnen een nieuwe impuls geven aan de ratificering van de wijziging en kunnen de inwerkingtreding ervan bespoedigen.
9. Naar aanleiding van deze oproep hebben Indonesië en Zwitserland een initiatief op gang gebracht met de bedoeling aanbevelingen op te stellen voor de tiende conferentie van de partijen bij het Verdrag (COP10), teneinde kwetsbare landen met onvoldoende capaciteit om gevaarlijke afvalstoffen op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze te beheren, te beschermen tegen ongewenste invoer van gevaarlijke afvalstoffen en te garanderen dat bij grensoverschrijdende overbrengingen van gevaarlijke afvalstoffen, met name naar ontwikkelingslanden, deze gevaarlijke afvalstoffen op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd, zoals vereist bij het Verdrag van Bazel.
10. In de door Indonesië en Zwitserland opgestelde ontwerp-aanbevelingen wordt voorgesteld om, onverminderd elke andere multilaterale milieuovereenkomst, te beslissen dat artikel 17, lid 5, van het Verdrag van Bazel zo wordt geïnterpreteerd dat om een wijziging in werking te doen treden, drie vierde van de partijen de wijziging moeten aanvaarden op het ogenblik van de vaststelling van de wijziging, met dien verstande dat een dergelijke interpretatie van artikel 17, lid 5, geen enkele partij ertoe verplicht een wijziging te ratificeren.
In het licht van het voorgaande moet de Unie op de COP10 de aanneming ondersteunen van het besluit over de inwerkingtreding van de wijziging betreffende het verbod met betrekking tot de interpretatie van artikel 17, lid 5, van het Verdrag van Bazel, zoals aanbevolen door Indonesië en Zwitserland.