Toelichting bij COM(2013)619 - Verordening nieuwe psychoactieve stoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2013)619 - Verordening nieuwe psychoactieve stoffen .
bron COM(2013)619 NLEN
datum 17-09-2013
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

4.

1.1. Algemene context


Een groeiend aantal nieuwe psychoactieve stoffen die dezelfde effecten hebben als stoffen die onder de VN-verdragen inzake verdovende middelen vallen en als legale alternatieven daarvoor ("legal highs") worden aangeboden, verschijnt op de interne markt en verspreidt zich daar snel. Deze stoffen, die op het centrale zenuwstelsel inwerken en mentale functies wijzigen, worden ook in de industrie of voor onderzoek gebruikt, bijvoorbeeld als werkzame stoffen voor medicijnen. Een toenemend aantal individuen, met name jonge mensen, consumeert nieuwe psychoactieve stoffen, ondanks de gevaren daarvan, die vergelijkbaar kunnen zijn met de gevaren van door de VN gereglementeerde verdovende middelen.

De laatste jaren werd er in de EU wekelijks melding gemaakt van een nieuwe psychoactieve stof en naar verwachting zal het hoge tempo waarmee deze meldingen plaatsvinden, de komende jaren aanhouden. Deze stoffen worden vrij verkocht, tenzij de overheid deze vanwege de gevaren ervan in geval van consumptie door de mens aan verschillende beperkende maatregelen onderwerpt en deze maatregelen van administratieve of strafrechtelijke sancties vergezeld doet gaan. Dergelijke beperkende maatregelen, die per lidstaat en per stof kunnen verschillen, kunnen het handelsverkeer binnen de interne markt belemmeren en de ontwikkeling van toekomstige industriële of commerciële toepassingen hinderen.

In tegenstelling tot psychoactieve stoffen als cocaïne of amfetaminen zijn nieuwe psychoactieve stoffen niet onderworpen aan controlemaatregelen uit hoofde van de VN-Verdragen inzake verdovende middelen, ofschoon zij op basis van een door de Wereldgezondheidsorganisatie op verzoek van ten minste één VN-lidstaat uitgevoerde risicobeoordeling, in aanmerking zouden kunnen komen voor controle op VN-niveau.

In de in oktober 2011 vastgestelde mededeling van de Commissie "Naar een sterker Europees antwoord op de drugsproblematiek”[1] werd de verspreiding van nieuwe psychoactieve stoffen aangemerkt als een van de ontwikkelingen die het drugsbeleid het meest op de proef stellen en een sterker antwoord van de EU verlangen. De mededeling maakte de weg vrij voor nieuwe EU-wetgevingsvoorstellen inzake nieuwe psychoactieve stoffen die gebaseerd waren op Besluit 2005/387/JBZ inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen[2]. In december 2011[3] verzocht de Raad de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen ter herziening van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad. In het Werkprogramma van de Commissie 2013[4] is een nieuw wetgevingsvoorstel inzake nieuwe psychoactieve stoffen opgenomen.

Met dit voorstel wordt beoogd de werking van de interne markt te verbeteren wat betreft het legale gebruik van nieuwe psychoactieve stoffen door middel van snellere, effectievere en evenrediger EU-maatregelen handelsbelemmeringen terug te dringen, het ontstaan van dergelijke belemmeringen te voorkomen en de rechtszekerheid voor marktdeelnemers te vergroten en daarbij ook de verkrijgbaarheid van gevaarlijke stoffen tegen te gaan. Het voorstel gaat vergezeld van een voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel[5]. Dit laatste voorstel ziet op de uitbreiding van het toepassingsgebied van het kaderbesluit tot de meeste schadelijke psychoactieve stoffen die ernstige gevaren inhouden. Dit betekent dat stoffen die ernstige gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico's inhouden en die daarom op grond van dit voorstel voor een verordening aan permanente marktbeperkingen zijn onderworpen, door middel van de voorgestelde wijziging van het kaderbesluit ook onder de strafrechtbepalingen vallen die op gereglementeerde drugs van toepassing zijn.

Vanwege de snelle veranderingen waaraan deze markt onderhevig is en die de nationale autoriteiten tot maatregelen dwingen, is een sneller, effectiever en evenrediger optreden ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen op EU-niveau dringend noodzakelijk. De laatste jaren hebben lidstaten bij het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) een groeiend aantal nieuwe psychoactieve stoffen aangemeld. Tussen 1997 en 2012 maakten zij melding van 290 stoffen. Het aantal aangemelde stoffen verdrievoudigde tussen 2009 en 2012 (van 24 tot 73). Zo’n 80% van deze stoffen werd door meer dan een lidstaat aangemeld. Het aantal nieuwe stoffen kan tot in de duizenden lopen omdat veel variaties van bestaande of nieuwe, nog niet-geëxploiteerde stoffen, tegen relatieve lage kosten kunnen worden vervaardigd. Aan deze kwestie is verdere aandacht geschonken in de jaarverslagen van het EWDD van 2012[6] en 2013[7], alsook in het in januari 2013 door EWDD en Europol gepubliceerde “EU drug markets report: a strategic analysis”[8].

Het gebruik van nieuwe psychoactieve stoffen lijkt in Europa toe te nemen, vooral het gebruik door jongeren. Volgens de Eurobarometerenquête 'De houding van jongeren jegens drugs' van 2011 heeft 5% van de jongeren in de EU minstens eenmaal in zijn leven dergelijke stoffen gebruikt. In Ierland is dit percentage met 16% het hoogst en in Polen, Litouwen en het Verenigd Koninkrijk is dit bijna 10%. Volgens de resultaten van door het EWWD uitgevoerde momentopnames is het aantal internetwinkels waar nieuwe psychoactieve stoffen worden verkocht, tussen 2010 en 2012 verviervoudigd tot 690.

Het gebruik van nieuwe psychoactieve stoffen kan schade toebrengen aan de gezondheid en veiligheid van personen, met de dood, verwondingen of ziekten als gevolg, en kan de samenleving bedreigen of belasten omdat het tot gewelddadig gedrag en criminaliteit kan leiden. Deze gevaren worden nog vergroot door het feit dat veel van dergelijke stoffen zonder passende etikettering en gebruiksaanwijzing aan consumenten worden verkocht. In sommige gevallen worden zij op de zwarte markt aangeboden naast of in plaats van gereglementeerde drugs.

De snelle opkomst en verspreiding van deze stoffen en de potentiële gevaren die zij met zich brengen, hebben nationale autoriteiten ertoe gebracht deze aan diverse beperkende maatregelen te onderwerpen. De afgelopen jaren zijn ten aanzien van honderden van dergelijke stoffen of mengsels daarvan in de lidstaten beperkende maatregelen genomen. Dergelijke nationale maatregelen ontwrichten de handel in deze stoffen voor legaal gebruik. Ongeveer een vijfde van de door de lidstaten aangemelde stoffen zijn voor andere toepassingen bestemd (maar in de EU wordt niet systematisch informatie verzameld over dergelijke toepassingen).

Nationale beperkende maatregelen, die per lidstaat en per stof kunnen variëren, leiden tot belemmeringen voor de handel voor legaal gebruik, fragmentatie, ongelijke concurrentievoorwaarden en rechtsonzekerheid voor marktdeelnemers en maken het voor ondernemingen moeilijker om op de interne markt actief te zijn. Zij maken onderzoek omslachtiger en belemmeren daarmee de ontwikkeling van nieuwe toepassingsmogelijkheden van deze stoffen. Zij hebben een domino-effect op marktdeelnemers op verschillende markten, omdat dergelijke stoffen worden gebruikt voor de productie van andere stoffen of mengsels, die op hun beurt worden gebruikt voor de vervaardiging van diverse goederen. Omdat de markt voor nieuwe psychoactieve stoffen waarschijnlijk zal groeien, zal dat met deze belemmeringen voor de legale handel ook het geval zijn.

Maatregelen op EU-niveau waarborgen het vrije verkeer van nieuwe psychoactieve stoffen voor commercieel en industrieel gebruik en voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ontwikkeling en zorgen voor een reeks beperkende maatregelen voor gevaarlijke stoffen die strenger zijn naarmate zij meer gevaar inhouden zodat de werking van de interne markt wordt bevorderd en consumenten tegelijkertijd worden beschermd tegen schadelijke nieuwe psychoactieve stoffen.

Dit voorstel houdt daarom de vaststelling in van een robuust systeem voor de snelle uitwisseling van informatie over nieuwe psychoactieve stoffen die op de markt komen, waaronder informatie over hun commercieel en industrieel gebruik, zodat de gevaren van stoffen die in de hele EU zorgen baren, kunnen worden beoordeeld en de stoffen die gevaarlijk zijn, van de markt kunnen worden gehaald.

De stoffen waarvan wordt vermoed dat zij een acuut gevaar voor de volksgezondheid inhouden, zullen tijdelijk van de consumentenmarkt worden teruggetrokken totdat het gevaar ervan is beoordeeld. Wanneer de risicobeoordeling heeft plaatsgevonden, zullen de maatregelen worden genomen die evenredig aan het gevaar van de betreffende stof zijn. Er zullen op EU-niveau geen beperkingen worden ingevoerd ten aanzien van stoffen die slechts een gering gevaar inhouden voor de gezondheid, de samenleving of de veiligheid. Het consumptief gebruik van stoffen die een gematigd risico vormen, zal aan beperkingen worden onderworpen, wat inhoudt dat zij niet aan consumenten mogen worden verkocht (tenzij voor specifiek toegestaan gebruik, zoals bij geneesmiddelenwetgeving), maar de handel erin is toegestaan voor commercieel en industrieel gebruik alsmede voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ontwikkeling.

Voor nieuwe psychoactieve stoffen die een ernstig gevaar vormen, zullen permanente marktbeperkingen gelden, die zowel op de consumenten- als op de commerciële markten betrekking hebben en het gebruik ervan zal alleen mogelijk zijn voor specifiek geoorloofde industriële en commerciële toepassingen, alsmede voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ontwikkeling. Bovendien zullen, zoals hiervoor is toegelicht, deze stoffen onderworpen zijn aan EU-strafrechtbepalingen op grond van het begeleidende voorstel voor een richtlijn tot wijziging van het Kaderbesluit inzake de illegale drugshandel.

Met betrekking tot nieuwe psychoactieve stoffen ten aanzien waarvan de EU geen maatregelen heeft genomen, kunnen de lidstaten nationale technische voorschriften invoeren, die volledig in overeenstemming moeten zijn met de EU-bepalingen ter voorkoming van ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen[9].

5.

1.2. Juridische context


Kort na de totstandbrenging van een interne markt zonder grenzen en na de opkomst en snelle verspreiding van synthetische drugs als amfetaminen en ecstasy, werd duidelijk dat nationale maatregelen maar beperkt werken en er maatregelen op EU-niveau nodig waren om de verspreiding van schadelijke stoffen in toom te houden. In 1997 werd het Gemeenschappelijk Optreden 97/396/JBZ betreffende de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle inzake nieuwe synthetische drugs[10] vastgesteld om dit probleem aan te pakken.

Bij Besluit 2005/387/JBZ, waarbij het Gemeenschappelijk Optreden 97/396/JBZ werd ingetrokken, werd een EU-breed systeem voor het aanpakken van nieuwe psychoactieve stoffen (synthetische en natuurlijke) die op EU-niveau zorgen baren, ingevoerd. In het besluit worden regels vastgesteld voor de, door het EWWD en Europol gecoördineerde uitwisseling van gegevens over deze stoffen tussen de lidstaten, voor de beoordeling van de daaraan verbonden risico’s en voor de controle en stafmaatregelen in de EU met betrekking tot de stoffen die gevaarlijk zijn.

In het beoordelingsverslag[11] van de Commissie van juli 2011 werd geconcludeerd dat Besluit 2005/387/JBZ van de Raad weliswaar een bruikbaar instrument is, maar vanwege de omvang en de ingewikkeldheid van het probleem toch niet toereikend is en dus moet worden herzien. Dit komt omdat het een langdurig proces inhoudt, reactief is en geen mogelijkheden biedt om controles en strafmaatregelen op te leggen.

Deze verordening vervangt Besluit 2005/387/JBZ van de Raad.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



6.

2.1. Raadpleging van belanghebbende partijen


Bij de voorbereiding van dit voorstel is gebruik gemaakt van uitgebreide raadplegingen van belanghebbenden en deskundigen alsmede van een openbare raadpleging via het internet en een externe studie De Commissie heeft via een schriftelijke raadpleging alle lidstaten betrokken bij de beoordeling van de werking van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad. In het kader van de externe studie verzamelde en onderzocht de Commissie de standpunten van een groot aantal nationale autoriteiten (verantwoordelijken voor wetgeving op het gebied van drugs, ministeries van justitie en gezondheid, instellingen op het gebied van gezondheid en rechtshandhavingsinstanties) en van EU-agentschappen die bij de implementatie van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad betrokken zijn. Zij verzamelde en onderzocht ook de standpunten van internationale organisaties (waaronder de Wereldgezondheidsorganisatie), maatschappelijke organisaties, marktdeelnemers op verschillende markten, onderzoeksinstituten en academische deskundigen.

De in het kader van het beoordelingsverslag onder lidstaten uitgevoerde enquête liet zien dat een groot aantal lidstaten het ontbreken van alternatieven voor controle- en strafmaatregelen in het huidige instrument als een tekortkoming ziet en aanraadt om over een bredere reeks opties na te denken die via administratieve wetgeving moeten worden ondersteund. Bovendien waren alle lidstaten het erover eens dat er sneller moet worden opgetreden om nieuwe psychoactieve stoffen aan te pakken (onder meer door tijdelijke maatregelen) en dat het huidige besluitvormingsproces te langzaam is.

Tijdens de twee door de Commissie georganiseerde bijeenkomsten van deskundigen van 15 december 2011 en 1 maart 2012 benadrukten academische deskundigen en mensen uit de praktijk dat het Besluit van de Raad en de wetgeving op het gebied van productveiligheid ontoereikend zijn om het grote aantal nieuwe psychoactieve stoffen aan te pakken dat op de markt komt en waarvan de gevolgen en gevaren meestal onbekend zijn. Zij wezen erop dat nieuwe wetgeving inzake nieuwe psychoactieve stoffen moet worden afgestemd op de verschillende risiconiveaus van deze stoffen. Bepaalde deelnemers toonden zich bezorgd over de mogelijke negatieve gevolgen van te rigoureuze beleidsmaatregelen (zoals algemene beperkingen inzake hele groepen stoffen of een ruime toepassing van strafmaatregelen). Bij dergelijke negatieve effecten gaat het onder meer om de verplaatsing van stoffen van de legale naar de illegale markt, het vervangen van stoffen die uit de markt zijn genomen door andere, mogelijk nog schadelijkere stoffen en het niet langer beschikbaar zijn van dergelijke stoffen voor onderzoek.

Er vonden enquêtes en interviews plaats onder marktdeelnemers die dergelijke stoffen voor verschillende industriële toepassingen vervaardigen en met hun handelsverenigingen, alsook met marktdeelnemers die nieuwe psychoactieve stoffen produceren of distribueren voor recreatief gebruik. Ook werden recreatieve gebruikers van nieuwe psychoactieve stoffen ondervraagd.

De standpunten van jongeren (15 tot 24 jaar oud) werden verzameld door middel van de Eurobarometerenquête “De houding van jongeren jegens drugs” van 2011. Bijna de helft van de respondenten (47%) was van mening dat alleen die stoffen die aantoonbaar gezondheidsrisico's inhouden, moeten worden beperkt, en 34% was van mening dat alle stoffen die dezelfde effecten hebben als gereglementeerde drugs, moeten worden beperkt.

Van 28 oktober 2011 tot 3 februari 2012 hield de Commissie een openbare raadpleging over drugsbeleid. Deze raadpleging hield onder meer een vraag in over de regelgevende maatregelen die de EU zou moeten ontwikkelen om de verspreiding van nieuwe psychoactieve stoffen in toom te houden. In de meeste van de 134 antwoorden werd de noodzaak van snellere maatregelen inzake nieuwe psychoactieve stoffen benadrukt en gewaarschuwd tegen het zonder onderscheid opleggen van strafmaatregelen. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft de Commissie aangespoord[12] om opties te onderzoeken waarbij het privégebruik van dergelijke stoffen niet strafbaar wordt gesteld.

7.

2.2. Effectbeoordeling


De Commissie voerde een beoordeling uit van de effecten van beleidsalternatieven, waarbij zij rekening hield met de raadpleging van belanghebbenden en de resultaten van externe studies. De effectbeoordeling leidde tot de conclusie dat de volgende oplossing de voorkeur zou verdienen:

– een genuanceerdere en meer op het doel afgestemde reeks beperkende maatregelen inzake nieuwe psychoactieve stoffen die het industrieel gebruik van dergelijke stoffen niet mogen belemmeren;

– er moet eerder tot het nemen van beperkende maatregelen worden overgegaan en stoffen die vermoedelijk direct gevaar opleveren voor de volksgezondheid moeten aan tijdelijke beperkingen worden onderworpen;

– beperkende maatregelen moeten in de juiste verhouding staan tot een beter vastgesteld risiconiveau van stoffen, waarbij het consumptief gebruik van stoffen die gematigde risico’s inhouden, moet worden beperkt (via administratieve wetgeving) en stoffen die ernstige gevaren inhouden aan een ruimere beperking moeten worden onderworpen en ook binnen het bereik van de strafwetgeving moeten komen te vallen;

– beperkende maatregelen moeten door middel van een snellere procedure worden ingevoerd.

De effectbeoordeling concludeerde dat schadelijke nieuwe psychoactieve stoffen het meest effectief van de markt kunnen worden geweerd door de EU-bepalingen inzake de illegale handel in verdovende middelen toe te passen op nieuwe psychoactieve stoffen die ernstige gevaren opleveren. Het toepassen van dezelfde strafrechtelijke bepalingen op zowel gereglementeerde drugs als even schadelijke nieuwe psychoactieve stoffen die ernstige risico’s inhouden, zal bijdragen tot het tegengaan van de handel in dergelijke stoffen en de betrokkenheid van criminele groepen en tevens het EU-wetgevingskader inzake drugs stroomlijnen en verduidelijken.

2.

Juridische elementen van het voorstel



8.

3.1. Rechtsgrond


Het voorstel beoogt ervoor te zorgen dat de handel in nieuwe psychoactieve stoffen voor industrieel en commercieel gebruik niet wordt belemmerd en dat de werking van deze markt wordt verbeterd, waarbij tevens de gezondheid en veiligheid van individuen wordt beschermd tegen schadelijke stoffen die op EU-niveau zorgen baren.

Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dat het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid geeft maatregelen vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Artikel 114, lid 3, VWEU schrijft voor dat de Commissie bij haar in artikel 114, lid 1, VWEU bedoelde voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid en de consumentenbescherming een hoog beschermingsniveau waarborgt. Dit voorstel valt binnen de actieradius voor de verbetering van de werking van de interne markt op de hierna genoemde gronden:

– het pakt de belemmeringen aan voor de handel in nieuwe psychoactieve stoffen met tweeledig gebruik en maakt het tegelijkertijd mogelijk maatregelen vast te stellen om de beschikbaarheid voor consumenten van stoffen die gevaren inhouden, te beperken;

– het biedt een oplossing voor het gebrek aan rechtszekerheid voor marktdeelnemers door de maatregelen te harmoniseren die worden genomen ten aanzien van stoffen die in de EU aanleiding tot bezorgdheid zijn;

– het verbindt de markt voor industriële toepassingen van nieuwe psychoactieve stoffen met de ruimere interne markt.

9.

3.2. Subsidiariteit, evenredigheid en eerbiediging van de grondrechten


Er is een duidelijke behoefte aan EU-maatregelen inzake nieuwe psychoactieve stoffen. Dit komt omdat de lidstaten de problemen die worden veroorzaakt door de verspreiding binnen de interne markt van schadelijke nieuwe psychoactieve stoffen en door het toenemend aantal uiteenlopende nationale oplossingen, afzonderlijk niet kunnen aanpakken. Ongecoördineerde nationale maatregelen op dit gebied kunnen negatieve secundaire effecten hebben; zo kan de werking van de interne markt, voor zover het om illegale handel in deze stoffen gaat, of het vervoer van schadelijke stoffen van de ene naar de andere lidstaat worden belemmerd.

Bijgevolg zijn er maatregelen op EU-niveau nodig om ervoor te zorgen dat mogelijk schadelijke nieuwe psychoactieve stoffen die in de EU zorgen baren, kunnen worden geïdentificeerd, beoordeeld en, wanneer zij gevaren opleveren, snel in alle lidstaten van de markt kunnen worden gehaald.

Het voorstel raakt aan de volgende rechten en beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: het recht op gezondheidszorg (met name een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid, artikel 35) en op consumentenbescherming (artikel 38), de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16), het recht op eigendom (artikel 17), het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (artikel 47), het vermoeden van onschuld en rechten van de verdediging (artikel 48). Aan deze rechten en vrijheden kunnen beperkingen worden gesteld, maar alleen binnen de grenzen en onder de voorwaarden die bij artikel 52, lid 1, van het EU-Handvest zijn gesteld.

Het voorstel is evenredig en gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen te bereiken omdat het alleen betrekking heeft op nieuwe psychoactieve stoffen die op EU-niveau zorgen baren en omdat het een genuanceerde, graduele benadering bevat voor maatregelen die in een juiste verhouding staan tot de reële gevaren van stoffen.

Het instrument bevat expliciete waarborgen die garanderen dat iedereen aan wier rechten door de uitvoering van administratieve maatregelen of sancties op grond van de verordening afbreuk wordt gedaan, het recht heeft op een doeltreffende voorziening in rechte.

10.

3.3. Keuze van instrumenten


Voor het vaststellen van uniforme regels, het zorgen voor duidelijke concepten en procedures, het bieden van rechtszekerheid voor marktdeelnemers en om daarbij tevens te waarborgen dat beperkende maatregelen in alle lidstaten rechtstreeks toepasselijk zijn, is een verordening het juiste instrument.

11.

3.4 Specifieke bepalingen


Artikel 1: Onderwerp en werkingssfeer – deze bepaling geeft het doel en de werkingssfeer van het voorstel en vermeldt met name dat het regels geeft voor de beperkingen van het vrije verkeer van nieuwe psychoactieve stoffen binnen de interne markt.

Artikel 2: Definities – in deze bepaling worden de definities vastgelegd die in de verordening worden gehanteerd.

Artikel 3: Vrij verkeer – deze bepaling bevat het beginsel van vrij verkeer van nieuwe psychoactieve stoffen voor industrieel en commercieel gebruik en voor onderzoek en wetenschappelijke ontwikkeling.

Artikel 4: Voorkomen van belemmeringen voor het vrije verkeer – deze bepaling verduidelijkt de voorwaarden waaronder lidstaten beperkingen mogen invoeren ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen.

Artikel 5: Uitwisseling van informatie – deze bepaling stelt de respectieve rol van lidstaten, de EWDD en Europol vast in het proces van uitwisseling van informatie over nieuwe psychoactieve stoffen.

Artikel 6: Gezamenlijk verslag – deze bepaling regelt de inhoud en de procedure voor het opstellen en toezenden door het EWDD en Europol van een gezamenlijk verslag over een nieuwe psychoactieve stof. De Commissie, het Europees Geneesmiddelenbureau, het Europees Agentschap voor chemische stoffen en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid worden betrokken bij het vergaren van informatie voor een gezamenlijk verslag.

Artikel 7: Risicobeoordelingsprocedure en –verslag – deze bepaling geeft de Commissie de bevoegdheid het EWDD te verzoeken om een beoordeling van de risico’s van nieuwe psychoactieve stoffen waarover een gezamenlijk verslag werd opgesteld. Zij regelt de procedure voor de risicobeoordeling, die moet worden uitgevoerd door het wetenschappelijk comité van de EWDD en voor de opstelling en de toezending van een risicobeoordelingsverslag.

Artikel 8: Uitsluiting van risicobeoordeling – deze bepaling beschrijft de omstandigheden waarin ten aanzien van een nieuwe psychoactieve stof geen risicobeoordeling wordt uitgevoerd.

Artikel 9: Directe gevaren voor de volksgezondheid en tijdelijke beperkingen voor de consumentenmarkt – deze bepaling bevat de criteria op grond waarvan de Commissie bepaalt of een nieuwe psychoactieve stof directe gevaren voor de volksgezondheid inhoudt en geeft de Commissie de bevoegdheid om het aanbieden van deze stof op de consumentenmarkt tijdelijk te verbieden wanneer deze stof dergelijke directe gevaren voor de volksgezondheid oplevert.

Artikel 10: Vaststelling van het niveau van de gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico's na de risicobeoordeling – deze bepaling bevat de criteria op grond waarvan de Commissie het niveau vaststelt van de gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico’s die een nieuwe psychoactieve stof oplevert.

Artikel 11: Geringe risico’s – deze bepaling verklaart dat de Commissie geen beperkende maatregelen zal invoeren met betrekking tot nieuwe psychoactieve stoffen die geringe gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico’s inhouden en geeft een definitie van geringe risico's.

Artikel 12: Gematigde risico's en permanente beperking van de consumentenmarkt – deze bepaling geeft de Commissie de bevoegdheid het op de consumentenmarkt aanbieden van nieuwe psychoactieve stoffen die gematigde gezondheids-, sociale of veiligheidsrisico’s inhouden, te verbieden en geeft een definitie van gematigde risico’s.

Artikel 13: Ernstige risico's en permanente beperking van de consumentenmarkt – deze bepaling geeft de Commissie de bevoegdheid de productie, de vervaardiging, het op de consumentenmarkt aanbieden, het vervoer, de in- of uitvoer van nieuwe psychoactieve stoffen die ernstige gezondheids-, sociale of veiligheidsrisico’s inhouden, te verbieden en geeft een definitie van ernstige risico’s.

Artikel 14: Toegestane toepassingen – deze bepaling geeft de uitzonderingen op de bij de verordening ingestelde marktbeperkingen.

Artikel 15: Toezicht – deze bepaling bevat toezichtverplichtingen met betrekking tot stoffen waarover een gezamenlijk verslag is opgesteld.

Artikel 16: Heronderzoek van risiconiveaus – deze bepaling bevat de procedure voor heronderzoek van de risiconiveaus van nieuwe psychoactieve stoffen in het licht van nieuwe informatie en nieuw bewijs over de betreffende stof.

Artikel 17: Sancties – deze bepaling bevat de verplichting voor lidstaten om de regels vast te stellen over de administratieve sancties die van toepassing zijn op inbreuken op marktbeperkingen en om te waarborgen dat deze doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 18: Voorziening in rechte – deze bepaling bevat het in artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte.

Artikel 19: Comité – deze bepaling bevat de standaardregels voor de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig artikel 291 VWEU.

Artikel 20: Onderzoek en analyse – deze bepaling beschrijft de wijzen waarop de EU de ontwikkeling, het delen en de verspreiding van informatie en kennis over nieuwe psychoactieve stoffen moet ondersteunen ten behoeve van de snelle uitwisseling van informatie over en risicobeoordeling van nieuwe psychoactieve stoffen.

Artikel 21: Verslaglegging – deze bepaling verplicht de EWDD en Europol ertoe jaarlijks verslag uit te brengen over de uitvoering van bepaalde aspecten van de verordening.

Artikel 22: Evaluatie – deze bepaling bevat de verplichting voor de Commissie om regelmatig de uitvoering, toepassing en doeltreffendheid van deze verordening te beoordelen en om verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 23: Vervanging van Besluit 2005/387/JBZ – deze bepaling vermeldt dat deze verordening Besluit 2005/387/JBZ van de Raad vervangt.

Artikel 24: Inwerkingtreding – in deze bepaling wordt vermeld wanneer de verordening in werking treedt.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen directe gevolgen voor de EU-begroting en schept geen nieuwe taken voor het EWDD, Europol, het Europees Geneesmiddelenbureau, het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). Voor de toepassing van deze verordening zijn het ECHA en de EFSA slechts verplicht om over een beperkt aantal stoffen de informatie te delen waarover zij beschikken, en zijn zij niet verplicht nieuwe informatie te verstrekken.