Toelichting bij COM(2014)111 - Systeem voor zelfcertificering in de toeleveringsketen voor verantwoordelijke importeurs van tin, tantaal en wolfraam, hun ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Dit voorstel heeft als voornaamste doelstelling de financiering van gewapende groepen en veiligheidstroepen[1] door opbrengsten van mineralen in conflict- en hoogrisicogebieden te helpen terugdringen door de praktijken van EU-bedrijven inzake het verantwoord betrekken van tin, tantaal, wolfraam en goud uit die gebieden te ondersteunen en verder te bevorderen. Het voorstel bouwt voort op bestaande internationale kaderregelingen en principes van passende zorgvuldigheid (due diligence).

Algemene context



Er zijn momenteel een aantal internationale maatregelen van kracht om het verantwoord betrekken van mineralen in hoogrisicogebieden of gebieden die worden getroffen door een gewapend conflict te bevorderen. De twee meest bekende werden aangenomen in 2011 resp. 2010: de OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas (OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid) en Section 1502 van de Dodd-Frank Wall Street Reform and Consumer Protection Act in de Verenigde Staten.

In het eerstgenoemde van die instrumenten (dat niet land- of regiospecifiek is) wordt uiteengezet welke procedure landen moeten volgen indien zij capaciteiten inzake het verantwoord betrekken van mineralen willen ontwikkelen. Hoewel de richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid in de eerste plaats bedoeld zijn voor bedrijven in de rechtsgebieden van de OESO, vormen zij ook een inspiratiebron die heeft geleid tot de deelname van bedrijven met belangrijke transformerende en handelsactiviteiten in minerale toeleveringsketens voor goud, tin, tantaal en wolfraam. In 2011 is de EU in het kader van de OESO de politieke verbintenis aangegaan om de verdere toepassing van de richtsnoeren te ondersteunen.

De Dodd-Frank Act is specifiek gericht op de Democratische Republiek Congo (DRC) en negen aangrenzende landen. Section 1502 van die wet verplicht in de VS beursgenoteerde bedrijven die 'conflictmineralen'[2] gebruiken, aan de Security Exchange Commission verslag uit te brengen over de oorsprong van die mineralen en de relevante maatregelen inzake 'due diligence'. Voor die verslagen is een uitgebreid onderzoek van de toeleveringsketen vereist. In de VS genoteerde bedrijven verlangen van hun leveranciers, waaronder die in de EU, meer en meer informatie en bewijzen van passende zorgvuldigheid. Een van de manieren waarop het bedrijfsleven op de wet heeft gereageerd, is door de handel uit Centraal-Afrika weg te halen. Dit heeft gevolgen gehad voor de lokale markten voor goud, tin, tantaal en wolfraam. Mineralen uit legitieme mijnbouw bereiken slechts met enige moeite de markten in de VS en de EU.

De handel in conflictmineralen is zeer goed gedocumenteerd in het geval van de DRC en is het onderwerp van Resolutie 1952 (2010) van de VN-Veiligheidsraad. Ook in andere delen van Afrika, in Azië en in Latijns-Amerika komen echter veel dergelijke gevallen voor en de kwestie is ook buiten de OESO opgepikt. In juni 2013 hebben de G8-leiders zich ertoe verbonden[3] de winningsindustrie transparanter te maken.

Tegen deze achtergrond hebben de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger gewerkt aan de ontwikkeling van een alomvattend EU-kader voor het verantwoord betrekken van mineralen. Die inspanningen volgen op een resolutie van het Europees Parlement uit 2010 waarin de EU wordt verzocht wetgeving op te stellen naar het voorbeeld van de Amerikaanse wetgeving, en twee mededelingen van 2011 en 2012[4] waarin het voornemen van de Commissie werd aangekondigd om na te gaan hoe de toeleveringsketen transparanter kan worden gemaakt. Dit wetgevingsvoorstel zal dan ook vergezeld gaan van een mededeling waarin wordt uiteengezet welke andere beleidsmaatregelen kunnen worden ingezet om het probleem zo breed mogelijk aan te pakken.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Bestaande EU-initiatieven met betrekking tot natuurlijke hulpbronnen, financiële transparantie en het conflictgevoelig beheer van de internationale diamanthandel en bosbouw:

– Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot uitvoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant;

– Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen;

– Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



Het voorstel stemt overeen met en heeft als doel bij te dragen aan de doelstellingen van het buitenlandbeleid van de EU en de ontwikkelingsstrategie inzake een betere governance, duurzaam beheer en rechtshandhaving met betrekking tot de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in conflict- en hoogrisicogebieden waar mineralen worden geproduceerd en met betrekking tot ondernemingen in de EU en hun beleid inzake sociale verantwoordelijkheid, op basis waarvan bedrijven wordt aanbevolen eventuele negatieve effecten die zij op de samenleving kunnen hebben, te beperken en daarom aandacht te besteden aan mogelijke schendingen van de mensenrechten.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling


EN

Raadpleging van belanghebbende partijen



Tussen december 2012 en juni 2013 hebben uitgebreide consultaties plaatsgevonden, waaronder een raadpleging van het publiek via internet en talloze vergaderingen met belanghebbenden. Medio september 2013 werd de laatste hand gelegd aan een evaluatiestudie bij bepaalde operatoren waarbij werd nagegaan wat de kosten, voordelen en gerelateerde effecten zijn van de naleving van passende zorgvuldigheid inzake het verantwoord betrekken van mineralen.

Een samenvatting van de resultaten van de openbare raadpleging en het eindverslag van de evaluatiestudie worden gelijktijdig met dit voorstel op de website van de Commissie bekendgemaakt.

De Commissie heeft een effectbeoordeling van de voorgestelde beleidsopties uitgevoerd, waarin rekening wordt gehouden met de resultaten van de openbare raadpleging en de evaluatiestudie. Op basis daarvan is een verslag gepubliceerd. De volgende zes opties zijn overwogen:

· Optie 1 – Losstaande EU-mededeling

In deze optie worden de volgende maatregelen opgenomen in een gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger: i) nationale contactpunten (NCP’s) en het Enterprise Europe Network (EEN) zouden de toepassing van de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid aanbevelen; ii) overheidsopdrachten in de EU: toepassing van prestatieclausules in overheidsopdrachten van de Commissie en de lidstaten van de EU die betrekking hebben op relevante producten (bv. computers, mobiele telefoons); iii) financiële steun voor bestaande OESO-programma's; iv) ondersteuning door de Commissie voor 'intentieverklaringen' van de Europese industrie; en v) intergouvernementele maatregelen.

· Optie 2 – 'Zachte wetgeving'

In deze optie worden de onder optie 1 beschreven maatregelen gecombineerd met een aanbeveling van de Raad om het bewustzijn te vergroten en de vrijwillige toepassing door ondernemingen in de EU van de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid te bevorderen, met name voor die ondernemingen die nog niet onder een verplichte regeling van een derde land vallen.

· Optie 3 – Verordening die verplichtingen oplegt voor certificering als 'verantwoordelijke EU-importeur' op basis van de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid - VRIJWILLIG

In deze optie worden de onder optie 1 beschreven maatregelen gecombineerd met een verordening die gericht is op alle importeurs uit de EU van tin(erts), tantaal(erts), wolfraam(erts) en goud, ongeacht de oorsprong van de producten. De verordening steunt op de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid voor het vaststellen van verplichtingen voor importeurs uit de EU die kiezen voor zelfcertificering als verantwoordelijke importeurs van tin(erts), tantaal(erts), wolfraam(erts) en goud, op basis van een verklaring van naleving.

Hoewel de verordening op vrijwillige basis zou worden toegepast, zouden importeurs uit de EU die kiezen voor zelfcertificering worden verplicht om alle elementen van de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid in hun beheersysteem te integreren door: i) een systeem van controles en transparantie van de toeleveringsketen van mineralen te handhaven, dat onder meer betrekking heeft op het land waaruit de mineralen afkomstig zijn en de smelterijen/raffinaderijen; ii) risico's in de toeleveringsketen vast te stellen en te beoordelen aan de hand van het modelbeleid voor toeleveringsketens van de OESO; iii) een strategie om met vastgestelde risico's om te gaan op te stellen en uit te voeren; iv) via audits door een onafhankelijke derde blijk te geven van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen; en v) publiek verslag uit te brengen over passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen.

De zelfgecertificeerde EU-importeur zou verplicht zijn om jaarlijks bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat de identiteit en de geografische ligging van de smelterij/raffinaderij in zijn toeleveringsketen bekend te maken. Op grond daarvan zou een EU-lijst worden opgesteld van verantwoordelijke smelterijen/raffinaderijen die gevestigd zijn in of leveren aan de EU.

De regeling wordt na drie jaar (of eerder als er voldoende informatie beschikbaar is) geëvalueerd en de resultaten ervan worden gebruikt voor de besluitvorming over de toekomst van de EU-aanpak en voor wijzigingen van het regelgevingskader, dat in voorkomend geval op basis van een verdere effectbeoordeling bindend kan worden gemaakt.

· Optie 4 – Verordening die verplichtingen oplegt voor certificering als 'verantwoordelijke EU-importeur' op basis van de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid - VERPLICHT

In deze optie worden de onder optie 1 beschreven maatregelen gecombineerd met een bindende versie van de onder optie 3 beschreven verordening, waarbij alle importeurs uit de EU van tin(erts), tantaal(erts), wolfraam(erts) en goud zich aan de verplichtingen van de verordening zouden moeten houden.

· Optie 5 – Richtlijn die verplichtingen oplegt voor in de EU genoteerde bedrijven op basis van de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid

In deze optie worden de onder optie 1 beschreven maatregelen gecombineerd met een richtlijn die gericht is op bijna 1 000 in de EU genoteerde bedrijven die in hun toeleveringsketen tin, wolfraam, tantaal of goud gebruiken, ongeacht de oorsprong ervan.

De richtlijn zou in de EU genoteerde bedrijven verplichten om de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid in hun beheersysteem te integreren door i) een systeem van controles en transparantie van de toeleveringsketen van mineralen te handhaven, dat onder meer betrekking heeft op het land waaruit de mineralen afkomstig zijn en de smelterijen/raffinaderijen; ii) risico's in de toeleveringsketen vast te stellen en te beoordelen aan de hand van het modelbeleid voor toeleveringsketens van de OESO; iii) een strategie om met vastgestelde risico's om te gaan op te stellen en uit te voeren; iv) een audit door een onafhankelijke derde te ondergaan met betrekking tot passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen door het in de EU genoteerde bedrijf; en v) publiek verslag uit te brengen over passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen.

In de EU genoteerde bedrijven zouden het resultaat van de audit door een onafhankelijke derde moeten bekendmaken aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

· Optie 6 – Invoerverbod wanneer EU-importeurs van ertsen niet kunnen aantonen dat zij de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid naleven

In deze optie worden de maatregelen van optie 1 genomen, maar worden de EU-importeurs ook verplicht aan te tonen dat zij de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid naleven. Door aan de douaneautoriteiten van de lidstaten te bewijzen dat zij daaraan voldoen, kunnen de importeurs toegang krijgen tot de EU-markt.

Deze optie ligt in het verlengde van de Kimberleyprocescertificering inzake de handel in ruwe diamanten en Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van 20 december 2002 op grond van artikel 133 EG (huidig artikel 207 VWEU), waarin de regels voor de in- en uitvoer van ruwe diamant zijn vastgelegd. In dat geval wordt het invoerverbod voor zogenaamde 'conflictdiamanten' geflankeerd door een internationale overeenkomst.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



De voorgestelde maatregel betreft optie 3. Het voorstel heeft betrekking op alle operatoren in de EU die tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud in de EU importeren. Het definieert de voorwaarden voor zelfcertificering als verantwoordelijke importeurs van de betrokken mineralen en metalen. Het voorstel is gebaseerd op een kader voor zorgvuldigheid dat EU-importeurs in staat stelt om de beginselen en procedures uit de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid uit te voeren. Op die manier wordt het risico op financiering van gewapende groepen en veiligheidstroepen aangepakt en worden andere nadelige effecten, waaronder ernstige misbruiken die gepaard gaan met de winning, het vervoer en het verhandelen van de betrokken mineralen, beperkt.

Krachtens het kader voor passende zorgvuldigheid moeten verantwoordelijke importeurs van de mineralen en metalen die binnen het toepassingsgebied van de verordening vallen, een sterk bedrijfsbeheersysteem oprichten; risico's in de toeleveringsketen vaststellen en beoordelen; een strategie om met vastgestelde risico's om te gaan opstellen en uitvoeren; op specifieke punten in de toeleveringsketen een onafhankelijke audit van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen laten uitvoeren door een derde; en verslag uitbrengen over passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen.

Bovendien worden verantwoordelijke importeurs van dergelijke mineralen en metalen verplicht om (waar van toepassing) ieder jaar de identiteit mee te delen van alle smelterijen en/of raffinaderijen die aan hen leveren en om aan de hand van audits door een onafhankelijke derde zekerheid te verschaffen en daarvan melding te maken aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan downstreamafnemers, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie en andere concurrentiekwesties.

Het voorstel beoogt de financiering van gewapende groepen en veiligheidstroepen door opbrengsten van mineralen in conflict- en hoogrisicogebieden te helpen terugdringen door operatoren in de EU aan te moedigen om bij de import van de mineralen en metalen die binnen het toepassingsgebied van de verordening vallen uit die gebieden verantwoordelijk te handelen en door het voor downstreamafnemers gemakkelijker te maken om passende zorgvuldigheid te betrachten.

Op basis van de informatie die aan de bevoegde autoriteiten wordt bekendgemaakt, zal de EU jaarlijks, na overleg met de OESO, een lijst publiceren van verantwoordelijke smelterijen en raffinaderijen die bij het betrekken van mineralen de verordening naleven.

Rechtsgrondslag



Artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Beginselen van subsidiariteit en evenredigheid

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. Er moet echter op worden gewezen dat in het licht van de hierboven aangekaarte problemen een optreden op EU-niveau voor meer kritische massa en globale hefbomen zorgt in vergelijking met individuele maatregelen van de lidstaten.

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moet een interventie doelgericht zijn en mag deze niet verder gaan dan hetgeen noodzakelijk is om de doelstellingen te verwezenlijken. Dit beginsel is gevolgd vanaf de identificatie en evaluatie van alternatieve beleidsopties tot het opstellen van dit wetgevingsvoorstel.

Keuze van het instrument



Het voorgestelde instrument is een verordening zodat de hoogst mogelijke mate van harmonisatie tussen de lidstaten wordt gegarandeerd en er wordt gezorgd voor voldoende zeggenschap over de betrokken operatoren en een voldoende hefboomeffect bij de identificatie van smelterijen en raffinaderijen.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het onderhavige voorstel leidt slechts tot beperkte extra administratieve uitgaven ten laste van de begroting van de Unie.