Toelichting bij COM(2015)294 - Instelling van een Uniekader voor gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

1.1.Motivering en doel van het voorstel

Gegevensverzameling is van essentieel belang voor de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) omdat op grond van die gegevens het beleid op het best mogelijke wetenschappelijke advies kan worden gebaseerd. Gegevens zijn noodzakelijk om de toestand van de visbestanden, de rentabiliteit van de verschillende segmenten van de sector en de effecten van visserij en aquacultuur op het ecosysteem te evalueren. Gegevens zijn ook nodig voor een evaluatie van het EU-beleid, zoals maatregelen voor visserijbeheer, structurele financiële maatregelen ter ondersteuning van de gebieden die afhankelijk zijn van visserij en aquacultuur en maatregelen om de negatieve impact van de visserij op het ecosysteem te verminderen.

Om die redenen werd in 2000 een EU-kader voor het verzamelen en beheren van visserijgegevens tot stand gebracht 1 , waaruit na een hervorming in 2008 het kader voor gegevensverzameling (hierna 'KGV' genoemd) voortkwam 2 . Het KGV betekende een grote stap voorwaarts voor de totstandbrenging van geharmoniseerde EU-regels op het vlak van de verzameling van biologische, milieugerelateerde, technische en sociaal-economische gegevens over de visserij-, de aquacultuur- en de verwerkende sector.

De hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid van 2013 vereist dat ook het ondersteunende wetenschappelijke advies en bijgevolg de daarvoor benodigde gegevens worden aangepast. Dit is met name van belang voor de doelstellingen om uiterlijk in 2020 een maximale duurzame opbrengst (hierna 'MDO' genoemd) te bereiken, om bij het beheer van de visserij rekening te houden met de gevolgen ervan voor het ecosysteem en om geleidelijk een aanlandingsverplichting in te voeren. De hervorming van het GVB vereist eveneens een andere manier van gegevensverzameling, door bijvoorbeeld regionalisering en decentralisatie van taken van de Europese Unie naar de lidstaten in de context van regionale samenwerking.

De Commissie heeft aangekondigd dat zij – als onderdeel van haar werkprogramma voor 2015 3 – haar inspanningen zal richten op een vlotte implementatie van de recente hervorming van het GVB en dat voor de visserij het streven naar synergie-effecten van bestaande wetgeving prioriteit nummer één is.

Dit voorstel heeft als doel voort te bouwen op wat werkt (en dus een grote mate van continuïteit te handhaven) en tegelijkertijd tegemoet te komen aan de nieuwe regels. Het gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie.

1.2.Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied: aansluiting bij de hervorming van het GVB

In het kader van de aanneming van de GVB-verordening 4 hebben de Raad en het Europees Parlement de Commissie verzocht 'vaart te zetten achter de aanneming van een voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 199/2008, zodat de in de nieuwe verordening inzake de hervorming van het GVB uiteengezette beginselen en doelstellingen met betrekking tot gegevensverzameling, welke cruciaal zijn voor het ondersteunen van een hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid, zo spoedig mogelijk praktisch effect kunnen sorteren' 5 . Het bijgevoegde voorstel is erop gericht dit doel te bereiken door:

Aanpassing aan nieuwe gegevensbehoeften: Het toepassingsgebied van het KGV moet worden afgestemd op de in artikel 25 van de GVB-verordening vastgelegde behoeften die strikt voortvloeien uit de herziening van die verordening. Daartoe zijn aanpassingen nodig die betrekking hebben op: de geleidelijke overgang naar een MDO, de gevolgen van de visserij op ecosystemen (bv. beschermde soorten, zeebodemhabitats), de milieu- en andere effecten van aquacultuur (toegelicht aan de hand van gegevens over sterfte/verliezen en het gebruik van farmaceutische producten) en de gevolgen van de aanlandingsverplichting.

Uit raadplegingen is gebleken dat sommige gegevens wel verzameld, maar niet gebruikt zijn, en dit zelfs voor een aantal bestanden die volgens de MDO-doelstelling worden beheerd. Onder het huidige KGV vallen meer dan 400 bestanden, die niet allemaal even gedetailleerd moeten worden beoordeeld en waarvoor dus niet altijd op de meest uitgebreide en frequente wijze gegevens moeten worden verzameld. Er moet bij de herziening van het KGV dan ook eveneens worden gewaarborgd dat gegevens worden verzameld op basis van een kosten-batenanalyse of een kosten-nutsanalyse van de precisie van wetenschappelijke modellen en het bijbehorende risiconiveau. Bepaalde surveys kunnen bijvoorbeeld in plaats van jaarlijks slechts om de drie jaar worden verricht.

Die analyse moet worden gebaseerd op overleg tussen de visserijbeheerders, de gegevensverzamelaars en de verstrekkers van wetenschappelijk advies, zodat een eind kan worden gemaakt aan de situatie waarin gegevensvereisten slechts worden bepaald door de gegevensbehoeften voor verschillende bestanden samen te voegen. Die aanpak maakt dat het aantal gegevens dat voor sommige bestanden wordt verzameld en de dekkingsgraad van die gegevens, niet in verhouding staan tot de behoeften van de eindgebruikers, waaronder visserijbeheerders. Om die situatie te verhelpen zullen voor het eerst criteria voor de prioritering van bestanden worden opgenomen 6 , zoals economisch en sociaal belang, het exploitatieniveau van de bestanden of het bestaan van beheers- of beschermingsplannen. Die criteria moeten worden gebruikt bij de ontwikkeling en later de herziening van het meerjarenprogramma van de EU, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de KGV-verordening. Zo worden voor schol in de Oostzee meer gegevens verzameld dan voor de monitoring van het bestand nodig is.

Versterking van regionale samenwerking: In het kader van de regionalisering van het GVB zullen door samenwerking tussen lidstaten in dezelfde mariene regio meer op maat gesneden besluiten op het gebied van visserijbeheer worden genomen. Overeenkomstig die aanpak moeten de gegevensverzamelaars hun activiteiten in overleg met de regionale eindgebruikers van de gegevens plannen en meer met gegevensverzamelaars in andere lidstaten samenwerken.

1.3.Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Met het voorstel wordt eveneens vergelijkbaar beleid in de reguleringskaders voor het milieu en voor de statistiek geharmoniseerd en gecoördineerd (zie hieronder bij vereenvoudiging).

2. Rechtsgrondslag, subsidiariteit en evenredigheid

2.1.•Rechtsgrondslag

Het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, inzake visserij; dit is ook de wettelijke basis voor het GVB.

2.2.•Subsidiariteit

Dit is hier niet relevant aangezien het visserijbeleid tot de exclusieve bevoegdheden van de EU behoort.

2.3.•Evenredigheid

Dit wetgevingsvoorstel is bedoeld om een kader voor gegevensverzameling, -beheer en gebruik vast te stellen en gaat niet verder dan wat noodzakelijk en passend is om de fundamentele doelstelling van een betere kwaliteit, toegang en beschikbaarheid van gegevens te bereiken.

2.4.•Keuze van het instrument

Er is voor dit instrument gekozen wegens de positieve ervaring met het huidige wetsinstrument (zie volgend hoofdstuk inzake evaluaties achteraf en de raadpleging van belanghebbenden).

3. Resultaten van de evaluaties achteraf, de raadpleging van belanghebbenden en de effectbeoordelingen

3.1.Evaluaties achteraf, raadpleging van belanghebbenden en andere studies

Verschillende studies en evaluaties, een specifieke evaluatie achteraf en een workshop voor belanghebbenden hebben gediend als basis voor of voorbereiding van dit voorstel. In het werkdocument van de diensten van de Commissie wordt een overzicht gegeven van het overleg dat is gepleegd en de studies die zijn verricht. Op basis daarvan komt de Commissie tot de onderstaande conclusies.

Kwantiteit van de gegevens: Het KGV heeft het aantal visserijgegevens aanzienlijk doen toenemen en wordt algemeen beschouwd als geschikt voor het beoogde doel. Het KGV heeft met name een kader met geharmoniseerde procedures voor de hele EU in het leven geroepen en heeft het mogelijk gemaakt tijdreeksen van gegevens te ontwikkelen. Niettemin is het huidige systeem voor gegevensverzameling voornamelijk gericht op het verschaffen van gegevens voor visserijbeheer, terwijl er in het kader van het hervormde GVB ook behoefte zal zijn aan gegevens ter ondersteuning van een aantal nieuwe of versterkte beleidsdoelstellingen, zoals een meer op het ecosysteem gericht visserijbeheer, de nieuwe nadruk op de ontwikkeling van een duurzame aquacultuur en een betere effectbeoordeling van besluiten op het vlak van visserijbeheer.

De kwaliteit van de gegevens wordt op dit moment als relatief goed ervaren, maar er is nog ruimte voor verbetering. De procedures voor kwaliteitsborging en -beheersing zijn erg verschillend naargelang van de lidstaat en moeten in het algemeen verder worden versterkt, met name voor sociaal-economische gegevens.

Beschikbaarheid van gegevens: Op dit gebied moeten de meeste vorderingen worden gemaakt. Dit zijn de voornaamste kwesties: i) de procedure waarmee eindgebruikers 7 gegevens opvragen bij de lidstaten ("gegevensoproepen") is te omslachtig en arbeidsintensief, ii) de lidstaten hebben niet altijd op bevredigende wijze voldaan aan hun plicht om informatie te verstrekken aan eindgebruikers en om dit tijdig te doen, iii) gegevens over visserijactiviteiten zijn niet in elke lidstaat even beschikbaar omdat de toegangsregels verschillen, deels wegens beperkingen op het gebruik van de gegevens voor meerdere doeleinden, en iv) problemen met de toegankelijkheid van gegevens die onder het KGV vallen, leiden tot onderbenutting ervan, waardoor veel mogelijkheden om die gegevens te gebruiken verloren gaan en onnodige investeringen worden gedaan om dezelfde gegevens voor andere doeleinden te verzamelen (bv. in het kader van de maritieme ruimtelijke ordening). De gegevens moeten dan ook in hogere mate en gemakkelijker beschikbaar zijn. Aangezien de behoefte aan informatie over het mariene milieu verder toeneemt, moet de gelegenheid worden aangegrepen om over te gaan tot het verzamelen van gegevens voor meerdere doeleinden.

Flexibiliteit: Het KGV is van nut gebleken door de vaststelling van regels die voor alle lidstaten gemeenschappelijk zijn en beleidsmakers (ook op nationaal niveau) in staat stellen hun beslissingen op een soortgelijke en vergelijkbare reeks gegevens te baseren. Op juridisch vlak wordt het KGV echter algemeen beschouwd als overdreven normatief en gedetailleerd, wat heeft geleid tot een omslachtig systeem dat onvoldoende inspeelt op veranderende behoeften. Het is dan ook noodzakelijk de eindgebruikers beter te betrekken bij het ontwerp en de toepassing van het KGV, om op die manier een nauwer verband tussen de gevraagde en de verzamelde gegevens tot stand te brengen.

Complexiteit: Het KGV wordt algemeen beschouwd als te complex, zowel wat het rechtskader als wat de uitvoeringsregelingen betreft. Deze complexiteit en dit gebrek aan doeltreffendheid wordt onder meer veroorzaakt door overlapping tussen de gegevensvereisten voor het KGV en voor andere EU-wetgeving, zoals de visserijcontroleverordening 8 en de statistische regelgeving van de EU 9 . De verschillende geaggregeerde vormen waarin dezelfde ruwe gegevens aan verschillende eindgebruikers moeten worden verzonden, worden beschouwd als een andere bron van complexiteit en inefficiëntie.

Een ander aandachtspunt is de behoefte aan meer synergieën met de doelstellingen van andere EU-wetgeving. Dit geldt in de eerste plaats voor de kaderrichtlijn mariene strategie 10 , die erop gericht is in 2020 in de mariene wateren van de EU een 'goede milieutoestand' te bereiken. Voor de beoordeling hiervan wordt, naast andere instrumenten, gebruikgemaakt van elf kwalitatief beschrijvende elementen, waarvan sommige rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de visserij. Bij de herziening van het KGV moet ervoor worden gezorgd dat de gegevens ook kunnen worden gebruikt voor de uitvoering van de kaderrichtlijn mariene strategie.

Regionale samenwerking wordt vaak genoemd als een van de belangrijkste troeven van het KGV en moet verder worden versterkt in de richting die met de hervorming van het GVB is ingeslagen. Om de regionalisering van de maatregelen voor het visserijbeheer te ondersteunen met adequate wetenschappelijke adviezen op regionaal niveau, is het belangrijk de samenwerking tussen de lidstaten ook op het gebied van gegevensverzameling verder aan te moedigen.

Een afzonderlijke specifieke effectbeoordeling werd niet nodig geacht gelet op het grote aantal beschikbare studies en het feit dat het KGV een van de onderwerpen was van de effectbeoordeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), waarvan het KGV een onderdeel zou gaan uitmaken.

3.2.Gezonde regelgeving en vereenvoudiging van het huidige systeem

De herziening van het GVB maakt deel uit van het programma voor gezonde regelgeving (Refit) van de Commissie, waarmee wordt gestreefd naar minder administratieve lasten en regeldruk. Dit houdt in dat het GVB op verschillende niveaus moet worden vereenvoudigd.

1.

3.2.1.Overlappingen wegwerken en streven naar synergieën tussen EU-handelingen


Het voorstel heeft in de eerste plaats tot doel het KGV te doen aansluiten bij andere EU-regelgeving die betrekking heeft op het verzamelen van visserijgegevens, om op die manier overlappingen weg te werken en aldus de kosten van het volledige systeem van mariene gegevens te verlagen. Het KGV zal slechts gegevensverzamelverplichtingen opleggen voor zover die niet onder andere EU-regelgeving vallen. Aldus zal het KGV onmiskenbaar het belangrijkste EU-instrument worden om biologische, sociaal-economische en milieugerelateerde gegevens over de visserij te verstrekken, terwijl kerngegevens over visserijactiviteiten (aanlandingen, vangsten en inspanning) zoals voorheen zullen worden verstrekt op basis van de controleverordening, en kernstatistieken over de productie van de aquacultuur- en de verwerkende sector op basis van de statistische regelgeving. Na de aanpassing van het KGV kan de Commissie de nodige voorstellen doen om ook de andere genoemde regelgeving te wijzigen wanneer dat nodig is voor de doeleinden van het GVB.

Het voorstel is daarnaast gericht op een zo groot mogelijke synergie met de milieuwetgeving. Onder het huidige KGV worden onvoldoende gegevens verstrekt over bepaalde gevolgen van de visserij voor ecosystemen, hoewel die gegevens nodig zijn om de kaderrichtlijn mariene strategie doeltreffend uit te voeren. Dit is het geval voor incidentele vangsten van beschermde soorten (vogels, zeezoogdieren, zeeschildpadden enz.), de gevolgen voor voedselketens (relaties tussen roof- en prooivissen) en de impact van de visserij op habitats. Aan de hand van bestaande of aangepaste mechanismen in het kader van het KGV zouden relevante gegevens met betrekking tot die drie onderwerpen kunnen worden verzameld, die vervolgens tegen minimale kosten kunnen worden gebruikt om de kennis van het mariene milieu te verbeteren.

Er kan worden gestreefd naar synergie met de infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap 11 , die de lidstaten verplicht om compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling op te zetten ten behoeve van het milieubeleid van de EU en beleidsgebieden of activiteiten van de EU die van invloed kunnen zijn op het milieu.

2.

3.2.2.Het aantal voorschriften op EU-niveau beperken zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de gegevens


De regelgeving moet meer resultaatgericht zijn en moet de lidstaten meer speelruimte bieden voor de uitvoering ervan. Door ervoor te zorgen dat de lidstaten in het kader van de regionale samenwerking meer en sneller worden betrokken bij de besluitvorming over de toe te passen methodes of te behalen kwaliteitsdoelstellingen, kan het KGV aanzienlijk worden vereenvoudigd en kan het systeem voor gegevensverzameling flexibeler worden gemaakt. Dit kan eveneens worden bereikt door de voornaamste eindgebruikers van de gegevens binnen een regio (bv. ICES 12 , GFCM 13 ) te betrekken bij het uitwerken van de gegevensvereisten, zodat die beter beantwoorden aan hun behoeften, bv. voor het vaststellen van beheersplannen voor de lange termijn. In de toekomst zal dit allereerst besproken worden door de lidstaten en de eindgebruikers op regionaal niveau, terwijl de wetenschappelijke gefundeerdheid gegarandeerd zal blijven door de betrokkenheid van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).

Terzelfdertijd is het noodzakelijk een hoge kwaliteit van de gegevens te verzekeren, door de kwaliteit en de betrouwbaarheid ervan nog te verbeteren. Daartoe kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de Europese Praktijkcode voor statistieken en het kader voor kwaliteitsborging van het Europees statistisch systeem.

3.

3.2.3.Het aantal door de Commissie vastgelegde of aan haar gerapporteerde details verminderen


Momenteel wordt in de nationale programma's zeer gedetailleerd beschreven wat in elke lidstaat hoe en door wie zal worden gedaan. Het doel is daar aanzienlijk in te schrappen. Met de verschuiving van driejaarlijkse naar meerjarige nationale en EU-programma's, zullen de lidstaten hun werkzaamheden op langere termijn kunnen plannen. De administratieve lasten voor de Commissie en de lidstaten met betrekking tot de jaarlijkse goedkeuring van financieringsbesluiten en werkprogramma's zullen hierdoor ook afnemen. Ook de procedure en het formaat voor de verslaglegging zullen sterk worden vereenvoudigd (zie hieronder).

4.

3.2.4.Eenmaal verzamelen, meermaals gebruiken


In de loop van de tijd is het aantal verzoeken om gegevens toegenomen en daar zal geen verandering in komen, aangezien de gevolgen van de visserij en de aquacultuur voor de mariene ecosystemen steeds beter moeten worden beschreven en de gevolgen van de menselijke activiteiten op het mariene milieu steeds beter moeten worden gemonitord. De herziening van het KGV biedt een gelegenheid om enerzijds ervoor te zorgen dat visserijgegevens beter beschikbaar zijn voor een ruimere groep van belanghebbenden en anderzijds de lasten van de lidstaten in verband met verzoeken om gegevens te verlichten door gebruik te maken van de meest recente technische ontwikkelingen.

Om deze tweevoudige doelstelling te bereiken, bestaat een eerste voorstel erin van het KGV het belangrijkste rechtsinstrument te maken waarmee de lidstaten alle nodige gegevens moeten verstrekken aan gegevensgebruikers (eindgebruikers en andere belanghebbenden), ongeacht de juridische verplichting die aan de gegevensverzameling ten grondslag ligt (het KGV of andere wetgeving van de Unie), tenzij de gegevens al beschikbaar worden gemaakt in het kader van andere rechtsinstrumenten (bv. het merendeel van de statistische regelgeving).

Het is belangrijk dat geen algemene maatregelen worden genomen die de toegang tot gegevens voor wetenschappelijke gebruikers of andere belanghebbenden a priori beperken. Indien de bescherming van persoonsgegevens in het gedrang is, moet ervoor worden gezorgd dat de EU-regels inzake gegevensbescherming worden toegepast. Indien het belang van de bescherming van persoonsgegevens in conflict komt met het publieke belang van de beschikbaarheid van gegevens, moeten gegevensbeheerders op zoek gaan naar een alternatief, in plaats van de gegevens gewoon achter te houden of in hoge mate te aggregeren.

Het tweede voorstel bestaat erin voort te bouwen op bestaande ervaringen met het delen van gegevens op regionaal niveau zodat gegevens gemakkelijker kunnen worden verstrekt aan de gebruikers ervan. Het nieuwe kader moet de lidstaten aanzetten tot meer samenwerking bij het ontwikkelen van compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling en van formats die aansluiten bij diegene die zijn overeengekomen in het kader van Richtlijn 2007/2/EG 14 . Het zou ook de compatibiliteit moeten bevorderen tussen gegevensformats die worden gebruikt in het kader van andere wetgeving van de Unie (bv. visserijcontrole, kaderrichtlijn mariene strategie). De huidige door gegevensoproepen veroorzaakte lasten kunnen sterk worden verminderd, zonder daarbij voor te schrijven wat de eindresultaten moeten zijn of hoe die moeten worden bereikt.

Met deze voorstellen wordt uitvoering gegeven aan de nieuwe GVB-verordening (artikel 25) en wordt follow-up gegeven aan de mededeling van de Commissie inzake innovatie in de blauwe economie 15 : er moet voor worden gezorgd dat gegevens beschikbaar zijn voor wetenschappers en belanghebbenden, uitgezonderd in omstandigheden waarin op grond van toepasselijk EU-recht bescherming en vertrouwelijkheid zijn vereist. Aangezien het enige tijd zal vergen vooraleer deze ontwikkeling nuttig effect zal sorteren en er nog overleg wordt gepleegd over het beste ontwerp, moet deze ontwikkeling aan de hand van algemene bepalingen tot uitdrukking worden gebracht in de KGV-verordening. Meer gedetailleerde bepalingen kunnen dan in een later stadium worden ontwikkeld, als de lidstaten een consensus hebben bereikt over de meest passende oplossingen.

4. Gevolgen voor de begroting

Geen gevolgen waarmee niet al in het kader van het EFMZV rekening is gehouden.

5. Andere elementen

5.1.Uitvoeringsplannen, toezichts-, evaluatie- en rapportageregelingen en andere aanvullende maatregelen

Naast de wijzigingen die nodig zijn op het niveau van de KGV-verordening, heeft de Commissie een reeks aanvullende acties aangewezen die in gang zullen worden gezet teneinde de doelstellingen van de regelgeving daadwerkelijk te bereiken.

In de eerste plaats zal een nieuw concept voor het meerjarenprogramma van de EU worden ontwikkeld, dat door de Commissie moet worden vastgesteld nadat de verordening in werking is getreden. Het toekomstige programma zal minder normatief zijn ten overstaan van de lidstaten en zal flexibeler omspringen met tussentijdse wijzigingen. In het meerjarenprogramma zullen slechts de belangrijkste variabelen, die voor de hele periode gelden, worden opgenomen, terwijl aanvullende variabelen en gedetailleerde voorschriften voor de manier waarop gegevens worden verzameld, zullen worden besproken en aanbevolen door regionale groepen van lidstaten.

In de tweede plaats zal de Commissie bij de ontwikkeling van het nieuwe meerjarenprogramma van de EU de kosten van het verzamelen van bepaalde gegevens en hun dekkingsgraad, gedetailleerdheid en aggregatieniveau bepalen. Rekening houdend met de behoeften van eindgebruikers, zal zij systematisch beoordelen of gegevens minder vaak kunnen worden verzameld, dan wel of er gebruik kan worden gemaakt van alternatieve middelen die meer geschikt zijn voor de aard van de gewenste informatie (bv. een apart onderzoek).

In de derde plaats zal de jaarlijkse verslaglegging worden vereenvoudigd. Deze is tot op heden omslachtig gebleken en is niet gebruikt om oplossingen te vinden voor vastgestelde problemen. De verslagen zullen minder beschrijvend worden, vooral feiten en cijfers bevatten en een minder repetitief karakter hebben.

In de vierde plaats trekt de EU sinds 2014 in het kader van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) aanzienlijke steun uit om de lidstaten toe te laten beter gegevens te verzamelen 16 . Wanneer de Commissie programma's bespreekt met de lidstaten, nodigt zij hen uit zich te concentreren op het verbeteren van de bestaande gegevensverzameling (door met name de organisatie ervan te stroomlijnen en de systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te verbeteren), op investeringen in een betere kwaliteitscontrole van de gegevens en op het treffen van voorbereidingen voor de aanpassing aan nieuwe gegevensvereisten. Daarnaast is de Commissie al overgegaan tot het verstrekken van subsidies in direct beheer om de regionale samenwerking verder te versterken. Er zal financiering worden verstrekt aan groepen van lidstaten die van plan zijn gezamenlijke acties uit te voeren, om zo capaciteit op te bouwen voor de uitvoering van de nieuwe KGV-bepalingen inzake regionale samenwerking, wanneer die in werking treden.

Ten slotte is de Commissie volop bezig met het voorbereiden van een betere monitoring van de uitvoering door de lidstaten. Hoewel de lidstaten het KGV sinds de vaststelling ervan over het algemeen goed hebben nageleefd, heeft zich een aantal problemen voorgedaan bij het vastleggen en/of uitvoeren van bepaalde verplichtingen. Dit is over het algemeen te wijten aan problemen van administratieve capaciteit of organisatie.

Er zal op verschillende manieren worden gestreefd naar betere prestaties. In het kader van het EFMZV zullen de lidstaten via het mechanisme van voorafgaande voorwaarden moeten aantonen dat zij stroomopwaarts over de administratieve capaciteit beschikken om het KGV uit te voeren. Het EFMZV voorziet ook in bepalingen op 'stroomafwaarts' niveau, die het de Commissie mogelijk maken EU-financiering te onderbreken, te schorsen of terug te vorderen indien niet is voldaan aan de GVB-regels (zoals momenteel het geval is in het kader van de KGV-verordening).

Maar nog belangrijker is het feit dat de Commissie de monitoring van de uitvoering door de lidstaten anders zal aanpakken, namelijk door in de eerste plaats gevallen van niet-naleving trachten te voorkomen en door na te gaan hoe bepaalde tekortkomingen in een vroeg stadium kunnen worden rechtgezet. Dit zal worden bereikt door meer aandacht te besteden aan structurele problemen die leiden tot tekortkomingen op het vlak van gegevensverstrekking en door nauwer samen te werken met eindgebruikers die feedback geven over de manier waarop de lidstaten gegevens verstrekken.

Indien nodig zal de Commissie uiteindelijk niet aarzelen een inbreukprocedure te starten.

5.2.Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

De wijzigingen die aan de regels van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad moeten worden aangebracht, vereisen dat een aantal artikelen van die handeling wordt verplaatst, geschrapt of gewijzigd. Indien die wijzigingen tot stand worden gebracht door middel van een handeling tot wijziging van de bovenvermelde verordening, zouden de geldende regels verspreid worden over de originele handeling en de handeling tot wijziging en enkel kunnen worden opgespoord door beide handelingen te vergelijken. Indien de nieuwe regels in de oorspronkelijke handeling worden ingevoegd, zou dit bovendien in sommige gevallen leiden tot al te lange artikelen, wat de leesbaarheid van de tekst niet ten goede zou komen. Om ervoor te zorgen dat de geldende regels duidelijk en gemakkelijk te begrijpen zijn, acht de Commissie het bijgevolg wenselijk over te gaan tot een herschikking van Verordening (EG) nr. 199/2008. Voor zover de artikelen worden vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in een bijlage.

Inhoudelijk wijzigt dit voorstel alleen die artikelen waarin wijzigingen van essentieel belang zijn vanwege de nieuwe behoeften die voortvloeien uit de hervorming van het GVB. Artikelen die overbodig zijn, worden geschrapt en er wordt niet geraakt aan die artikelen en elementen die geschikt voor het beoogde doel en kosteneffectief zijn gebleken.

Met name moeten de essentiële bepalingen van het huidige systeem behouden worden: de vaststelling van een meerjarenprogramma van de EU, dat wordt uitgevoerd aan de hand van nationale gegevensverzamelingsplannen, de voornaamste verplichtingen in de vorm van toezeggingen van de lidstaten in verband met de verzameling, opslag, bescherming en verstrekking van gegevens, bepalingen met betrekking tot de rechten en plichten van de eindgebruikers van de gegevens en bepalingen met betrekking tot de samenwerking binnen en tussen de lidstaten en met en tussen wetenschappelijke en beheersorganen.

Hieronder volgt een presentatie van de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de huidige KGV-verordening.

5.

Artikel 1


Voor de duidelijkheid en om overlapping te vermijden, wordt een onderscheid gemaakt tussen gegevens die op grond van deze verordening worden verzameld en waarvoor regels voor de verzameling, het beheer en het gebruik worden vastgesteld, en gegevens die worden verzameld op grond van andere wetgeving van de Unie, waarvoor in deze verordening alleen regels voor het gebruik worden vastgesteld. Deze aanpak is niet nieuw, maar het onderscheid wordt scherper gesteld.

Tot de andere rechtskaders waaronder gegevens worden verzameld, behoren met name Verordening (EG) nr. 1224/2009 (gegevens over visserijactiviteiten), Verordening (EG) nr. 295/2008, Verordening (EG) nr. 762/2008 (aquacultuurstatistieken), Richtlijn 2008/56/EG (kaderrichtlijn mariene strategie), Richtlijn 2000/60/EG (kaderrichtlijn water), Richtlijn 2009/147/EG (vogelrichtlijn), Richtlijn 92/43/EEG (habitatrichtlijn), Verordening (EG) nr. 1921/2006 (statistieken over de aanvoer en vangsten), de Verordeningen (EG) nr. 216/2009, (EG) nr. 217/2009 en (EG) nr. 218/2009 (vangststatistieken), Verordening (EG) nr. 26/2004 (gegevensbestand over de vissersvloot), Verordening nr. 812/2004 (verordening met betrekking tot walvisachtigen), Verordening (EG) nr. 1100/2007 (aalverordening), Verordening (EG) nr. 1967/2006 (Middellandse-Zeeverordening), Verordening (EU) nr. 1343/2011 (omzetting in het kader van de GFCM), Verordening (EG) nr. 2347/2002 (regeling voor toegang tot de diepzee), Verordening (EU) nr. 1236/2010, Besluit 2010/717/EU van de Raad (omzetting van multilaterale overeenkomsten inzake controle) en Verordening (EG) nr. 1006/2008 (vismachtigingsverordening). Deze verordeningen worden niet vermeld in de artikelen, maar wel als voorbeelden in een overweging.

6.

Artikel 2


De bepalingen van de bestaande verordening die moeten waarborgen dat de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd, worden behouden.

7.

Artikel 3


Hoewel gegevensverzameling met betrekking tot recreatievisserij een beperkt deel van de huidige gegevensvereisten uitmaakt, is de huidige definitie te beperkend en moeten daaronder alle recreatievisserijen vallen en niet alleen activiteiten in het kader van 'vrijetijdsbesteding' of 'sport'.

De in verschillende rechtshandelingen gebruikte definities, zoals die van een vissersvaartuig, moeten zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd. Anderzijds komt de definitie van mariene regio's in de GVB-verordening niet overeen met de geografische regio's waarvan gebruik wordt gemaakt in het KGV, aangezien die definitie op andere dan wetenschappelijke overwegingen gebaseerd kan zijn. Voor samenwerking inzake gegevensverzameling is het dan ook belangrijk dat de definitie van mariene regio's kan worden gebaseerd op wetenschappelijke overwegingen met betrekking tot gedeelde bestanden.

De KGV-verordening moet niet langer bepalen welke methodes voor gegevensverzameling moeten worden toegepast. Definities van een specifieke methode, zoals van 'vloot/visserijbemonstering', moeten dan ook worden geschrapt.

8.

Artikel 4


De KGV-verordening moet alleen basisregels en -criteria vastleggen met betrekking tot wat moet worden verzameld. Een belangrijke uitdaging bestaat erin de meest aangewezen rechtsvorm te vinden waarmee het gepaste evenwicht kan worden bereikt tussen flexibiliteit (bv. de soepele aanpassing van de programma's voor gegevensverzameling aan nieuwe behoeften) en voorspelbaarheid (bv. de noodzaak ervoor te zorgen dat belangrijke gegevens over een voldoende lange termijn worden verzameld, om de ontwikkeling van robuuste tijdreeksen mogelijk te maken).

Enerzijds zou de KGV-verordening in de eerste plaats moeten waarborgen dat de inhoud van het meerjarenprogramma van de EU (hierna 'MJP EU' genoemd) en de wijzigingen daarvan worden gebaseerd op bepaalde in artikel 25 van de GVB-verordening vastgelegde principes. Die bepalingen hoeven niet te worden herhaald, maar in de overwegingen wordt wel het verband duidelijk gemaakt.

Anderzijds moeten de exacte variabelen, soorten, segmenten en omvang, met inbegrip van de mate van dekking en aggregatie (wat te verzamelen), en de methodes (hoe te verzamelen) worden omschreven in een gedelegeerde handeling van de Commissie (wat te verzamelen) of eerst door de lidstaten in regionale groepen worden besproken (hoe te verzamelen). Het eerste aspect betreft de voornaamste functie van het MJP EU, terwijl voor het tweede aspect de toezeggingen van de lidstaten moeten worden weergegeven in hun werkprogramma's.

Momenteel bevat de KGV-verordening geen criteria die als leidraad kunnen dienen bij de vaststelling van het MJP EU. De invoering van criteria is erop gericht meer transparantie en een rationele aanpak voor de selectie van gegevensbehoeften tot stand te brengen.

Alvorens de Commissie bij een gedelegeerde handeling het MJP EU aanneemt, zullen de regionale coördinatiegroepen, deskundigen van de EU-lidstaten en EU-wetenschappers in het WTECV worden geraadpleegd.

9.

Artikel 5


Leden 1 en 3: De gegevens die in het MJP EU moeten worden opgenomen, zijn die welke niet op grond van andere EU-wetgeving worden verzameld.

Lid 2: Er worden categorieën van gegevensbehoeften gespecificeerd. Dit zijn de categorieën die moeten worden opgenomen in het MJP EU.

Wat de visserijgegevens betreft, wordt de exacte behoefte afgeleid uit de volgende centrale overwegingen:

– naleving van de internationale verplichtingen van de EU en de lidstaten;

– gegevensvereisten voor bestanden die worden beheerd overeenkomstig de EU-regelgeving. De exacte gegevensvereisten, met inbegrip van variabelen en frequentie, zijn die welke vereist zijn om de doelstellingen van de desbetreffende EU-wetgeving te verwezenlijken. Enkele voorbeelden zijn: de MDO-doelstellingen van het GVB, de desbetreffende beheersplannen voor de lange termijn of teruggooiplannen op regionaal, nationaal of EU-niveau, de verordeningen inzake de vangstmogelijkheden en de minimale referentiegrootten die zijn gespecificeerd in het kader van Verordening (EG) nr. 1967/2006 (de Middellandse-Zeeverordening), Verordening (EG) nr. 2347/2002 (regeling voor toegang tot de diepzee) 17 en Verordening (EG) nr. 1100/2007 (aalverordening). Gegevensvereisten voor bestanden die momenteel niet onder EU-regelgeving worden beheerd, maar die een groot sociaal of economisch belang hebben. In die context kan recreatievisserij worden opgenomen waar dat gepast is, bv. wanneer deze naar verwachting een grote impact zal hebben op de visserijsterfte en niet valt onder artikel 55 van Verordening (EU) nr. 1224/2009 (controleverordening);

– sociaal-economische gegevens betreffende de visserijsector worden hoofdzakelijk verzameld via het KGV en zijn van essentieel belang om de prestaties van de sector te beoordelen en te monitoren;

– gegevens die nodig zijn om de impact van de visserij op het mariene ecosysteem te beoordelen. Daaronder vallen: gegevens over de bijvangst van niet-doelsoorten, met name van soorten die worden beschermd in het kader van het internationale of het Unierecht, gegevens over de gevolgen van de visserij voor mariene habitats en gegevens over de gevolgen van de visserij voor voedselketens.

Gegevens over visserijactiviteiten (vangsten, aanlandingen, inspanning en vangstcapaciteit) zijn vereist voor biologische en economische analyse. Wetenschappers maken daarvoor ten dele gebruik van in het kader van de controleverordening geregistreerde of verzamelde gegevens op basis van tellingen. Momenteel bestaan er echter nog belangrijke lacunes die door het KGV moeten worden opgevuld, onder meer met betrekking tot kleinere vlootsegmenten en aanlandingen van minder dan 50 kg. Die situatie zal blijven bestaan tot die variabelen eveneens onder de controleverordening worden gebracht.

In verband met de GVB-doelstelling inzake de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur zijn op dit vlak variabelen nodig die betrekking hebben op duurzaamheid, met name wat betreft de gevolgen en de doeltreffendheid van aquacultuur. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van parameters zoals sterfte/verliezen en de toediening van farmaceutische producten. De thans bestaande overlappingen tussen het KGV en de statistische regelgeving met betrekking tot primaire productiegegevens zullen worden weggenomen door toe te werken naar een systeem waarin de vereisten voor het verzamelen van kerngegevens over de productie onder de statistische regelgeving zullen vallen, terwijl aanvullende sociaal-economische gegevens en gegevens inzake milieu/duurzaamheid onder het KGV zullen vallen indien ze nodig zijn en niet elders al zijn verzameld. Wat de verwerkende sector betreft, worden gegevens over de visverwerking thans verzameld in het kader van het KGV én van de verordening inzake structurele bedrijfsstatistieken (SBS), als onderdeel van de categorie landbouw/levensmiddelenverwerking. In de toekomst zullen in het KGV alleen aanvullende vereisten voor gegevensverzameling worden gespecificeerd wanneer dat niet al in de SBS-verordeningen is gebeurd.

Leden 4 en 5: Zoals nu ook al het geval is, zou de lijst van onderzoekssurveys moeten worden gespecificeerd in het MJP EU. Aangezien veel surveys op internationaal niveau worden uitgevoerd, is er immers behoefte aan een kader voor samenwerking tussen de lidstaten en wetenschappelijke instellingen. Er wordt een kader vastgesteld met criteria om uit te maken wanneer surveys moeten worden uitgevoerd. In het MJP EU kunnen bovendien drempels met betrekking tot visserijactiviteiten worden vastgesteld waaronder de lidstaten van deelname kunnen worden vrijgesteld.

Om een evenwicht te bereiken tussen de last die gepaard gaat met het opzetten van een bemonsteringsprogramma en de voordelen die gepaard gaan met het ontvangen van de gegevens, moet de KGV-verordening voorzien in de mogelijkheid de lidstaten een afwijking te verlenen met betrekking tot de bemonstering van bepaalde gegevens. De voorwaarden waaronder deze afwijking met betrekking tot de bemonstering aan de lidstaten kan worden toegekend, zouden worden vastgelegd in het MJP EU.

10.

Artikel 6


Lid 1: De recente aanneming van Verordening (EU) nr. 508/2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) noopt tot het bijwerken van de bepalingen inzake de wijze waarop het programma van de Unie moet worden uitgevoerd.

Vanaf 2014 gebeurt de programmering van activiteiten op het gebied van gegevensverzameling op basis van de voorschriften die zijn vastgesteld in het kader van het EFMZV. De lidstaten moeten in het kader van het EFMZV een operationeel programma indienen met een gedeelte over gegevensverzameling (artikel 18, lid 1, onder p)). Dit moet een beschrijving bevatten van de activiteiten op het gebied van gegevensverzameling, van de methodes voor de opslag, het beheer en het gebruik van gegevens en van de capaciteit voor een gezond financieel en administratief beheer van de verzamelde gegevens. Het gedeelte van het operationele programma dat betrekking heeft op gegevensverzameling, zal meer algemene informatie over de genoemde onderwerpen bevatten en minder gedetailleerd zijn dan de huidige nationale programma's. Na de goedkeuring van het programma door de Commissie zal dit de basis vormen voor de verplichtingen van de lidstaten, alsook voor de medefinanciering van deze activiteiten door de EU. Anders gezegd zal voor de programmering van activiteiten op het gebied van gegevensverzameling slechts één enkel strategisch besluit van de Commissie voor een periode van zeven jaar nodig zijn, in plaats van twee opeenvolgende, gedetailleerde driejaarlijkse besluiten inzake de nationale programma's en daarmee verbonden jaarlijkse financieringsbesluiten.

Het operationele programma in het kader van het EFMZV zal worden aangevuld met een nationaal werkprogramma met meer details over de uit te voeren activiteiten, dat jaarlijks moet worden ingediend tenzij het nationale werkprogramma van het vorige jaar van toepassing blijft (artikel 21). Dit werkprogramma zal door de Commissie worden goedgekeurd aan de hand van vereenvoudigde procedures. Bij de vaststelling van uitvoeringsvoorschriften voor het indienen van het nationale werkprogramma zal de Commissie lering trekken uit opgedane ervaringen en de indiening, goedkeuring en verslaglegging van/over die werkprogramma's vereenvoudigen, teneinde maximaal profijt te halen uit de vereenvoudiging die uit de nieuwe structuur voortvloeit.

Lid 2: Gelet op het bovenstaande moet de inhoud van het werkprogramma in deze verordening worden omschreven. Overeenkomstig artikel 22, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 508/2014 kunnen de procedure, de vorm en de tijdschema's verder in een uitvoeringshandeling worden gespecificeerd.

Artikel 21 van Verordening (EU) nr. 508/2014 verwijst naar artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 199/2008, terwijl het na de aanneming van deze verordening beter zou zijn naar het hele artikel 4 te verwijzen.

Lid 3: Met betrekking tot de vaststelling van methodes voor gegevensverzameling zijn nieuwe bepalingen nodig waarin wordt omschreven welke stappen de lidstaten moeten zetten en wat zij in overweging moeten nemen. Dit behelst coördinatie om overlapping te vermijden en te profiteren van schaalvoordelen. De betrokkenheid van de Commissie zal beperkt zijn tot de controle of de uiteindelijke werkprogramma's in overeenstemming zijn met de verplichtingen van de lidstaten en of daarin het nodige is opgenomen. Voorafgaand aan de goedkeuring van de werkprogramma's zal het WTECV worden geraadpleegd.

11.

Artikel 7


De voorheen in Verordening (EG) nr. 665/2008 vastgestelde rol en taken van de nationale correspondent worden nader gepreciseerd.

12.

Artikel 8


Lid 1: Het proces waarbij wordt vastgesteld wat de gegevensbehoeften zijn, is sterk verankerd in de regionale samenwerking. Voortbouwend op het bestaande mechanisme van regionale coördinatievergaderingen moet in iedere mariene regio een continu proces onder de coördinatie van regionale coördinatiegroepen (hierna "RCG's" genoemd) plaatsgrijpen. Die groepen zullen bestaan uit deskundigen van de lidstaten, de Commissie en de betrokken eindgebruikers van de gegevens (lid 2) en zullen een reglement van orde vaststellen (lid 3). Om een zekere mate van homogeniteit te behouden en ervoor te zorgen dat alle mariene regio's de in de EU-regels vervatte horizontale beginselen blijven naleven, zal de gegevensverzameling die relevant is voor alle regio's worden gecoördineerd door de Commissie (lid 4) 18 .

De coördinatie binnen RCG's kan leiden tot gemeenschappelijke aanbevelingen in de vorm van een ontwerp van een regionaal werkprogramma met betrekking tot procedures, methodes, kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole voor gegevensverzameling en verwerking. Deze innovatie kan belangrijke voordelen opleveren op het vlak van de onderlinge aanpassing en de algemene kwaliteit van het proces van gegevensverzameling en kan ervoor zorgen dat de verzamelde gegevens beter afgestemd zijn op regionale behoeften aan wetenschappelijk advies. Met het oog op de vereenvoudiging kunnen de regionale werkprogramma's delen van nationale werkprogramma's vervangen. Net als de nationale werkprogramma's zullen ook de regionale werkprogramma's moeten worden goedgekeurd door de Commissie na raadpleging van het WTECV (leden 5 en 6).

De Commissie zal bij de vaststelling van het MJP EU de RCG's raadplegen (cf. artikel 3) en op een vergelijkbare manier moeten de lidstaten bij het opstellen van hun werkprogramma elkaar binnen de RCG's raadplegen (artikel 4) en die programma's aanpassen overeenkomstig de gemeenschappelijke aanbevelingen van RCG's of regionale werkprogramma's (lid 6).

Indien nodig kunnen de bepalingen voor regionale coördinatie verder worden gepreciseerd in uitvoeringshandelingen (lid 7).

13.

Artikelen 9 en 10


Verwijzingen naar nationale programma's moeten worden vervangen door verwijzingen naar werkprogramma's en de verwijzing naar financiële bepalingen moet worden geschrapt omdat die onder het EFMZV vallen.

De raadpleging van het WTECV over de werkprogramma's van de lidstaten en de jaarlijkse verslagen van de Commissie is vergelijkbaar met de huidige raadpleging over de nationale programma's en moet worden voortgezet om na te gaan of de lidstaten hun verplichtingen nakomen.

Een uitvoeringshandeling van de Commissie zal het mogelijk maken de verslagleggingsformats en -instrumenten verder te vereenvoudigen.

14.

Schrapping van de voormalige artikelen 8, 9, 10, 11, 12, 15, 18 en 19


Bij Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) is de structuur van de financiële steun voor de activiteiten van de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling gewijzigd. Het Fonds is nu het enige EU-financieringsinstrument voor de activiteiten van de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling. Het is dan ook nodig Verordening (EG) nr. 199/2008 dienovereenkomstig aan te passen en de bepalingen inzake financiële bijdragen van de EU (in het voormalige artikel 8) uit de KGV-verordening te schrappen.

EU-regels moeten niet langer bepalen welke methodes voor gegevensverzameling moeten worden toegepast. Daarom moeten bepalingen inzake bepaalde methodes voor gegevensverzameling worden geschrapt (in de oude artikelen 9, 10, 11 en 12). Die methodes zullen worden uitgewerkt in deskundigengroepen van de EU, gemeenschappelijke aanbevelingen van de RCG's of regionale werkprogramma's.

Met name het oude artikel 9 moet eveneens worden geschrapt omdat het wijzen van bemonstering voorschrijft waarvoor thans betere alternatieven bestaan en waartoe op regionaal niveau kan worden besloten.

De bepalingen in het oude artikel 10 vallen nu onder het voorgestelde artikel 11.

Het oude artikel 11 kan worden geschrapt, aangezien de bepalingen in de leden 1 en 2 onder de voorgestelde artikelen 3 en 4 vallen en de bepalingen in de leden 3 en 4 onder het voorgestelde artikel 6 vallen.

Het oude artikel 12 zou moeten worden geschrapt, aangezien de bepalingen ervan onder het voorgestelde artikel 5 vallen.

Het oude artikel 15 wordt geschrapt omdat het overbodig wordt na de invoering van de nieuwe artikelen 1 en 4 en van overweging 5.

De oude artikelen 18 en 19 worden geschrapt, omdat ze worden samengevoegd met artikel 16.

15.

Artikel 11


Voor een doeltreffende en homogene toepassing van het KGV door de lidstaten zijn essentiële vereisten nodig met betrekking tot de rechten van gegevensverzamelaars en de plichten van de kapiteins van vissersvaartuigen. Die vereisten sluiten aan op de bestaande bepalingen van Verordening (EG) nr. 199/2008 en kunnen nader worden gepreciseerd in uitvoeringshandelingen.

16.

Artikelen 16 en 17


De artikelen 16 en 17 dienen ter vervanging van de oude artikelen 18 en 19 en om aan te sluiten bij artikel 25, lid 2, onder e), van de GVB-verordening, met als doel uitvoering te geven aan de daarin bepaalde beginselen met betrekking tot de tijdige beschikbaarheid en verstrekking van de gegevens aan alle belanghebbenden. In omstandigheden waarin op grond van toepasselijk Unierecht bescherming en vertrouwelijkheid zijn vereist, moet worden voorzien in de nodige garanties op dat gebied.

"Primaire gegevens" zijn gedefinieerd als 'gegevens met betrekking tot individuele vaartuigen, individuele natuurlijke of rechtspersonen en individuele monsters' (artikel 2, onder e)). Primaire gegevens kunnen persoonsgegevens omvatten die betrekking hebben op geïdentificeerde of direct of indirect identificeerbare personen, zoals eigenaren van vaartuigen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat primaire gegevens 'veilig worden opgeslagen in geautomatiseerde gegevensbanken' en 'vertrouwelijk worden behandeld' (artikel 12, onder a)). De bepalingen inzake die primaire gegevens worden door dit voorstel niet gewijzigd.

Regels inzake gegevensbescherming zijn echter relevant wanneer gedetailleerde gegevens die voor een specifiek analytisch doel uit het systeem zijn geëxtraheerd, een resultaat zouden opleveren waarmee een natuurlijke persoon kan worden geïdentificeerd.

Gedetailleerde gegevens zijn gegevens op basis van primaire gegevens, in een zodanig vorm dat natuurlijke personen of rechtspersonen niet direct of indirect kunnen worden geïdentificeerd. Geaggregeerde gegevens zijn het resultaat van de samenvatting van de primaire of de gedetailleerde gegevens voor specifieke analytische doeleinden. Op basis van de huidige verordening zijn de lidstaten verplicht die gegevens op verzoek te verstrekken aan eindgebruikers en andere belanghebbenden. Dat principe wordt in artikel 16 van dit voorstel opnieuw bevestigd. In het algemeen is het onwaarschijnlijk dat een natuurlijke persoon aan de hand van deze gegevens kan worden geïdentificeerd, maar voor zeer kleine gegevensreeksen is dat risico mogelijk wel aanwezig. Daarom omvat het voorstel een bepaling op grond waarvan waarborgen moeten worden ingesteld wanneer er een risico bestaat dat persoonlijke gegevens door een gegevensreeks direct of indirect bekend kunnen worden.

Er wordt met name het volgende bepaald:

Lid 1 herinnert aan het beginsel van tijdige gegevensverstrekking en de noodzaak onnodige beperkingen te vermijden. In lid 2 wordt het vereiste toegevoegd op grond waarvan de lidstaten moeten zorgen voor passende waarborgen, zoals een hogere mate van aggregatie of anonimisering van de gegevens wanneer die informatie bevatten in verband met geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen.

Lid 2 voorziet ook in de vaststelling van gedelegeerde handelingen waarin wordt bepaald welk soort waarborgen noodzakelijk zijn.

Lid 3 voorziet in de verplichting ervoor te zorgen dat gegevens binnen relatief korte termijnen worden verstrekt aan eindgebruikers die betrokken zijn bij wetenschappelijk advies voor de visserij 19 en die tijdig advies moeten kunnen geven aan visserijbeheerders en, waar van toepassing, aan milieubeheerders. Andere belanghebbenden, zoals de krachtens artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 opgerichte adviesraden, leden van de wetenschappelijke gemeenschap of het publiek, die belangstelling hebben voor gegevens met het oog op een wetenschappelijke publicatie, een openbaar debat of de deelneming van belanghebbenden in beleidsontwikkeling, moeten er ook op kunnen rekenen dat zij de door hen verlangde gegevens binnen een bepaalde termijn ontvangen.

De leden 3 en 4 handhaven een bestaande bepaling van artikel 20, lid 3.

Bij artikel 17 wordt een verplichting ingesteld om systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling meer compatibel te maken, teneinde de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten, de eindgebruikers en de Commissie te vergemakkelijken. Daarbij geldt ook de verplichting om de verspreiding van informatie aan andere belanghebbenden te vergemakkelijken (lid 1). De verordening bepaalt niet in welke vorm een dergelijke gegevensuitwisseling zou plaatsvinden, aangezien de technische mogelijkheden nog verder moeten worden verkend. In elk geval moeten bij een dergelijk gegevenssysteem de betrokken partijen de bescherming van persoonsgegevens waarborgen en dus zorgen voor passende waarborgen, zoals een hogere mate van aggregatie of anonimisering van de gegevens wanneer die informatie bevatten in verband met geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen (lid 2).

17.

Artikel 24


Bij artikel 24 wordt de verwijzing naar de naam van het comité bijgewerkt in aansluiting op de aanneming van de nieuwe GVB-verordening en wordt een bepaling toegevoegd inzake de verslaglegging aan het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de implementatie van deze verordening.

18.

Schrapping van artikel 25, invoeging van artikel 23 en wijziging van het oude artikel 27, thans artikel 24


Omdat de KGV-verordening is vastgesteld vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, moeten de regels die van toepassing zijn op de delegaties en de comitéprocedures worden bijgewerkt.

6. Tijdschema

Verordening (EG) nr. 199/2008 is niet beperkt in de tijd en blijft geldig tot zij wordt gewijzigd. Het huidige meerjarenprogramma van de EU en de 23 nationale programma's van de lidstaten lopen echter op 31 december 2016 af. Het is dan ook van belang dat de KGV-verordening op tijd wordt vastgesteld zodat het nieuwe meerjarenprogramma van de EU en de werkprogramma's van de lidstaten uiterlijk eind 2016 kunnen worden aangenomen, gelet op de nodige voorbereidingen en het nodige overleg tussen de lidstaten op regionaal niveau en met wetenschappelijke organen zoals het WTECV.


 199/2008 (aangepast)