Toelichting bij COM(2015)370 - Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. INLEIDING

Dit besluit heeft betrekking op de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (hierna 'het fonds' genoemd) voor een bedrag van 16 274 765 EUR naar aanleiding van drie rampen in Bulgarije en Griekenland. Deze beschikbaarstelling wordt voor het volle bedrag gefinancierd door gedeeltelijk gebruik te maken van de 50 000 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten die reeds in de begroting 2015 zijn opgenomen. Bijgevolg is een gewijzigde begroting niet vereist.

2.

2. TOELICHTING EN VOORWAARDEN


Eind april 2015 heeft de Commissie drie aanvragen voor financiële bijstand uit het fonds ontvangen die betrekking hebben op een ramp in Bulgarije (streng winterweer) en twee rampen in Griekenland (overstroming in Evros en Centraal Griekenland) die zich in januari en februari 2015 hebben voorgedaan. De Commissie heeft een grondig onderzoek van de drie aanvragen uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie 1 (hierna 'de Verordening' genoemd) en in het bijzonder de artikelen 2, 3 en 4 van deze verordening. De belangrijkste afwegingen die bij de beoordelingen zijn gemaakt, kunnen als volgt worden samengevat.

3.

2.1.BULGARIJE


Eind januari en begin februari 2015 hadden grote delen van Bulgarije te lijden onder hevige regenbuien, sneeuw, overstromingen en aardverschuivingen, die aanzienlijke schade hebben aangericht aan openbare infrastructuur, bedrijven, particuliere woningen en bezittingen en de landbouwsector.

De aanvraag van Bulgarije werd door de Commissie ontvangen op 24 april 2015, binnen de termijn van 12 weken na de vaststelling van de eerste schade op 30 januari 2015.

Uit de beoordeling van de Commissie bleek dat de verschillende rampen in Bulgarije eenzelfde meteorologische, natuurlijke oorzaak hadden en dus vallen binnen het toepassingsgebied van het SFEU.

Bij de indiening van zijn aanvraag verzocht Bulgarije om betaling van een voorschot op de verwachte bijdrage uit het SFEU. Na een voorlopige beoordeling van de aanvraag concludeerde de Commissie dat was voldaan aan de voorwaarden van artikel 4 bis van de Verordening. Op grond van Besluit C(2015) 4179 werd een voorschot verleend ten belope van 637 782 EUR, hetgeen neerkomt op 10 % van de verwachte bijdrage uit het fonds.

De Bulgaarse autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp op 243,305 miljoen EUR. Dit komt neer op 0,622 % van het bni van Bulgarije ofwel 103,6 % van de voor Bulgarije in 2015 geldende drempel van 234,871 miljoen EUR (d.w.z. 0,6 % van het bni volgens de gegevens van 2013) voor steun uit het SFEU bij een grote ramp. Aangezien het bedrag van de totale directe schade de drempel overschrijdt, kan de ramp worden aangemerkt als 'grote natuurramp' in de zin van artikel 2, lid 2, van de Verordening.

De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het fonds. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als bedoeld in artikel 3 van de Verordening.

Wat betreft de impact en de gevolgen van de ramp, is bijna het gehele Bulgaarse grondgebied getroffen door het strenge winterweer. Er werd aangegeven dat de zuidoostelijke regio het hardst was getroffen. Alleen al in de stad Burgas kwamen meer dan 300 gebouwen onder water te staan. Belangrijke infrastructuur is door de aardbevingen vernietigd. Er waren dijkbreuken, talrijke rivieren (zoals de Maritsa (of Evros in het Grieks)) traden buiten hun oevers, waardoor landbouwgrond en bossen zijn overstroomd. Hevige windstoten vernielden dennenbossen, veroorzaakten stroomonderbrekingen en verstoringen van de communicatienetwerken. Wegen waren geblokkeerd door omgevallen bomen.

De kosten voor noodacties inzake eerste levensbehoeften, die krachtens artikel 3, lid 2, van de Verordening in aanmerking worden genomen, zijn - opgesplitst volgens het soort actie - door de Bulgaarse autoriteiten op 239,225 miljoen EUR geraamd. Dit bedrag vertegenwoordigt meer dan 98% van de totale aangemelde schade. De Bulgaarse autoriteiten hebben toegelicht dat het onevenredig hoge aandeel openbare schade het gevolg is van het onvermogen van de lokale autoriteiten om binnen de voor aanvragen geldende termijn van 12 weken het bedrag van de particuliere schade naar behoren te bepalen. De particuliere schade is dus grotendeels niet opgenomen in de aanvraag. Het grootste onderdeel van de kosten van de noodacties bedraagt meer dan 97 miljoen EUR en heeft betrekking op de veiligstelling van de infrastructurele preventievoorzieningen. Geraamd wordt dat meer dan 46 miljoen EUR vereist zal zijn voor het herstel van de transportinfrastructuur.

De getroffen regio's vallen onder de categorie "minder ontwikkelde regio's" in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (2014-2020). De Bulgaarse autoriteiten hebben aan de Commissie niet te kennen gegeven dat zij voornemens zijn middelen van het ESI-fondsprogramma over te hevelen naar herstelmaatregelen.

Wat betreft de uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer in verband met de aard van de ramp, heeft Bulgarije in 2010 Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (de 'Hoogwaterrichtlijn') omgezet in nationale wetgeving en voor elk stroomgebieddistrict is een voorlopige overstromingsrisicobeoordeling uitgevoerd op basis van de methode voor de beoordeling van overstromingsrisico en overstromingsgevaar die door het ministerie van Milieu en Water is opgesteld.

Op het moment van de indiening van de aanvraag liepen tegen Bulgarije geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.

De Bulgaarse autoriteiten hebben medegedeeld dat schade ten belope van ongeveer 32 275 EUR door de verzekering is gedekt. Dit bedrag is afgetrokken van de subsidiabele kosten.

2.2.GRIEKENLAND (overstromingen in de regio Evros en de centrale en westelijke regio’s)

Vanaf begin februari 2015 is Griekenland getroffen door wijdverbreide overstromingen in het bredere stroomgebied van de rivieren Evros en Ardas in de regio's Oost-Macedonië en Thracië. Deze overstromingen hebben schade toegebracht aan essentiële infrastructuur, openbare gebouwen, particuliere woningen, bedrijven en de landbouw.

Tijdens dezelfde periode zijn grote delen van centraal en westelijk Griekenland met inbegrip van de regio's Epirus, West-Griekenland, Centraal-Griekenland en Thessalië getroffen door soortgelijke rampen die zelfs grotere schade hebben veroorzaakt dan in Oost-Macedonië.

Op 23 april 2015 heeft Griekenland binnen de termijn van 12 weken na de vaststelling van de eerste schade op 4 februari 2015 (Evros) en 1 februari (centrale en westelijke regio's) twee aanvragen voor een financiële bijdrage uit het fonds ingediend. De aanvragen werden ingediend als 'regionale rampen' overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de Verordening. In totaal werden vijf regio's op NUTS-niveau 2 getroffen door de ramp: de regio's Oost-Macedonië en Thracië (overstromingen in Evros) alsook de regio's Epirus, West-Griekenland, Centraal Griekenland en Thessalië (overstromingen in centraal en westelijk Griekenland).

Uit de beoordeling door de Commissie bleek evenwel dat de gebeurtenissen in Griekenland (en de grote ramp in Bulgarije) met elkaar verband hielden en door dezelfde weersomstandigheden waren veroorzaakt. Derhalve heeft de Commissie besloten de Griekse natuurrampen als één enkele regionale natuurramp te beschouwen zoals bepaald in artikel 2, lid 3, van de Verordening. De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.

Met de samenvoeging van de beide aanvragen worden de administratieve lasten voor Griekenland bij de uitvoering en de rapportage aanzienlijk verminderd, maar verder heeft dit geen gevolgen voor het bedrag van de financiële bijdrage uit het SFEU.

Bij de indiening van zijn aanvragen verzocht Griekenland om betaling van een voorschot op de verwachte bijdragen uit het SFEU. Na een voorlopige beoordeling van de aanvragen en voorafgaand aan het besluit tot samenvoeging van beide aanvragen heeft de Commissie geconcludeerd dat in beide gevallen is voldaan aan de voorwaarden van artikel 4 bis van de Verordening.

De Griekse autoriteiten ramen de totale gecumuleerde directe schade van de overstromingen op 395,878 miljoen EUR (132,454 miljoen EUR voor Evros plus 263,424 miljoen EUR voor centraal en westelijk Griekenland). Dit bedrag komt neer op 36 % van de voor Griekenland in 2015 geldende drempel van 1 091,315 miljoen EUR (d.w.z. 0,6 % van het bni volgens de gegevens van 2013) voor steun uit het SFEU bij een grote natuurramp. Derhalve kunnen de natuurrampen niet als 'grote natuurramp' worden beschouwd. De totale directe schade vertegenwoordigt evenwel 4,78 % van het gewogen gemiddelde bbp van de desbetreffende vijf regio's op NUTS-niveau 2 en overschrijdt dus ruimschoots de in de Verordening vastgestelde drempel van 1,5 % van het gewogen regionale bbp om als een regionale ramp te worden beschouwd.

De totale directe schade vormt de basis voor de vaststelling van de financiële bijdrage uit het fonds. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als bedoeld in artikel 3 van de Verordening.

Op grond van Besluit C(2015) 4180 van de Commissie is een voorschot ten belope van 331 135 EUR voor Evros verleend. Op grond van Besluit C(2015) 4181 van de Commissie is een bedrag van 658 560 EUR vrijgemaakt voor centraal en westelijk Griekenland. In beide gevallen komt dit neer 10 % van de verwachte financiële bijdrage uit het fonds.

Wat betreft de impact en de gevolgen van de natuurrampen, hebben de overstromingen in het rivierbekken van de Evros de landbouwsector bijzonder zwaar getroffen. Een oppervlakte van ongeveer 17 500 ha is overstroomd. Landbouwinfrastructuur, opslagruimtes en gewassen werden vernield. 150 km wegen werden beschadigd of vernield. In 17 dorpen hebben de infrastructuur voor watervoorziening en het riolenstelsel schade opgelopen. Door de overstromingen zijn ook openbare gebouwen beschadigd (scholen, sportzalen, bibliotheken). In de westelijke, centrale en noordelijke delen van Griekenland hadden Epirus, Aitoloakarnania, Evrytania, Fthiotida, Thessalië en de Peloponnesos te kampen met hevige regenval en stormen, alsook met zware sneeuwval in de bergen, stormwinden uit het zuiden, zowel op zee als op het land. Dit gaf aanleiding tot stroomonderbrekingen, rivieren traden buiten hun oevers en grootschalige aardverschuivingen hadden tot gevolg dat een aantal gehuchten in de bergen geïsoleerd raakten en de inwoners geëvacueerd moesten worden. De ramp veroorzaakte schade aan meer dan 60 % van het wegennetwerk in Epirus. De landbouw werd geconfronteerd met schade aan gewassen op beteelde arealen. Opslagplaatsen, huizen, landbouwondernemingen, veetelers en boerderijen werden getroffen. Op sommige plaatsen liep Grieks cultureel erfgoed gevaar. De historische brug van Plaka in Tzoumerka is bijvoorbeeld weggevaagd door het kolkende water van de rivier Arachthos.

De kosten voor noodacties inzake eerste levensbehoeften, die krachtens artikel 3, lid 2, van de Verordening in aanmerking worden genomen, zijn - opgesplitst volgens het soort actie - door de Griekse autoriteiten op 308,445 miljoen EUR geraamd. Het grootste onderdeel van de kosten bedraagt meer dan 196 miljoen EUR en heeft betrekking op de transportsector. Het op één na grootste onderdeel van de kosten heeft betrekking op de veiligstelling van de infrastructurele preventievoorzieningen en bedraagt 83 miljoen EUR.

De getroffen regio's zijn "minder ontwikkelde regio's" in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (2014-2020). De Griekse autoriteiten hebben aan de Commissie niet te kennen gegeven dat zij voornemens zijn middelen van het ESI-fondsprogramma over te hevelen naar herstelmaatregelen.

Momenteel lopen tegen Griekenland geen inbreukprocedures op het vlak van de uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer. In november 2012 is een geactualiseerd rapport inzake de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling bij de Commissie ingediend. Als onderdeel van het nationaal strategisch referentiekader 2014-2020 worden bovendien met middelen van het operationele programma 'Infrastructuur, transport, milieu en duurzame ontwikkeling', dat wordt medegefinancierd door het Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds en het Cohesiefonds, onder de thematische doelstelling 5, acties ondersteund die tot doel hebben een antwoord te bieden op de negatieve impact van klimaatveranderingen en aanpassingen tot stand te brengen aan de nieuwe droogte en warmte en mogelijke extreme weersverschijnselen zoals overstromingen.

Op het moment van de indiening van de aanvraag liepen tegen Griekenland geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.

De Griekse autoriteiten hebben bevestigd dat de subsidiabele kosten niet door verzekeringen worden gedekt.

1.

Financiering



Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 2 , en met name artikel 10, maakt het mogelijk om met een jaarlijks maximum van 500 miljoen EUR (in prijzen van 2011) middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (hierna 'het fonds' genoemd) ter beschikking te stellen boven het maximum dat voor de betrokken rubrieken in het meerjarig financieel kader is vastgesteld. De voorwaarden om voor steun in aanmerking te komen, zijn vermeld in Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 661/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014. De voorwaarden voor de beschikbaarstelling zijn vastgesteld in punt 11 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 3 .

Aangezien solidariteit de belangrijkste reden voor de oprichting van het fonds was, is de Commissie van mening dat de steun van het fonds progressief moet zijn. Dit betekent, gelet op de praktijk tot dusver, dat het deel van de schade dat de drempel voor steun bij een grote natuurramp overstijgt (0,6% van het bni of 3 miljard EUR in prijzen van 2011, indien dit bedrag lager is) recht geeft op een hogere steunintensiteit dan schade onder de drempel. In het verleden werden de toewijzingen voor grote natuurrampen vastgesteld op 2,5 % van de totale directe schade onder de drempel en 6% van de schade boven de drempel. Voor regionale rampen en rampen aanvaard op basis van de 'buurland'-regel bedraagt het percentage 2,5 %.

De bijdrage mag de geraamde totale kosten van de voor steun in aanmerking komende acties niet overschrijden. De methode voor het berekenen van de steun uit het Solidariteitsfonds werd beschreven in het jaarverslag over het Solidariteitsfonds 2002-2003 en is goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement.

Op basis van de aanvragen van Bulgarije en Griekenland en uitgaande van de raming van de totale veroorzaakte directe schade wordt de steun uit het fonds als volgt berekend:

RampDirecte schade
(miljoen

EUR)
Toegepast maximum voor regionale rampen (miljoen

EUR)
Drempel voor grote rampen
(miljoen EUR)
Totale kosten van de voor steun in aanmerking komende acties
(miljoen

EUR)
2,5 % van de directe schade tot maximum (in EUR)6 % van de directe schade boven maximum (in EUR)Voorgesteld totaal steunbedrag in EUR

BULGARIJE243,305-234,871239,2255 871 775506 0406 377 815
GRIEKENLAND395,878124,3541 091,315308,4459 896 950-9 896 950
TOTAAL16 274 765


Bij de vaststelling van de begroting 2015 werd een bedrag van 50 000 000 EUR vrijgemaakt voor de betaling van voorschotten en de overeenkomstige vastlegging- en betalingskredieten werden in de begroting opgenomen. In het licht van het onderzoek van de aanvragen 4 en rekening houdend met het maximumbedrag dat uit het fonds mag worden uitgekeerd, stelt de Commissie voor om met betrekking tot deze twee gevallen middelen uit het fonds ter beschikking te stellen, door een bedrag van 16 274 765 EUR te besteden uit de middelen ten belope van 50 000 000 EUR die in de begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015 specifiek zijn vrijgemaakt voor de betaling van voorschotten.

Aangezien een bedrag van 1 627 477 EUR reeds is betaald als voorschot (10 % van de bijdrage, hetgeen neerkomt op 637 782 EUR voor Bulgarije en 989 695 EUR voor Griekenland) overeenkomstig artikel 4 bis, lid 2, van de Verordening, bedraagt het te betalen saldo 14 647 288 EUR (5 740 033 EUR voor Bulgarije en 8 907 255 EUR voor Griekenland).

Na uitbetaling van de bovenvermelde voorschotten bedraagt het beschikbare saldo in de begroting voor de betaling van voorschotten 48 372 523 EUR. Overeenkomstig punt 11 van het Interinstitutioneel Akkoord dat voorziet in mogelijkheden tot herschikking van kredieten, stelt de Commissie voor om uit dit beschikbare saldo een bedrag ten belope van 14 647 288 EUR voor Bulgarije en Griekenland op te nemen. Na uitbetaling van het saldo van 14 647 288 EUR blijft voor noodgevallen 33 725 235 EUR beschikbaar voor verdere voorschotten in 2015. Op basis van de thans beschikbare informatie wordt dit bedrag toereikend geacht voor eventuele nieuwe aanvragen die in de rest jaar zouden worden ingediend.

Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoog-procedure ingeleid overeenkomstig punt 11 van het Interinstitutioneel Akkoord 5 .