Toelichting bij COM(2015)429 - Ontwerp van het gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het hernieuwde kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 15.9.2015


COM(2015) 429 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Ontwerp van het gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het hernieuwde kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018)

{SWD(2015) 168 final}
{SWD(2015) 169 final}


Het menselijk en sociaal kapitaal van jongeren is een van Europa’s grootste troeven voor de toekomst. De Europese Unie en de lidstaten moeten investeren in het potentieel dat 90 miljoen jonge Europeanen vertegenwoordigen in termen van vaardigheden, creativiteit en diversiteit.


De economische crisis heeft de jongeren bijzonder hard getroffen. De crisis heeft de kloof tussen jongeren met meer en minder kansen vergroot. Sommige jongeren raken meer en meer uitgesloten van het sociale en gemeenschapsleven. Erger nog, sommigen lopen het gevaar het contact met de samenleving te verliezen, in de marginaliteit terecht te komen of zelfs te radicaliseren.


Daarom zijn de Commissie en de lidstaten in de periode 20132015 blijven samenwerken om de inzetbaarheid van jongeren, hun integratie op de arbeidsmarkt, hun sociale inclusie en hun participatie te bevorderen. In het licht van de groeiende sociaaleconomische kloof moeten de beleidsmakers de ernstige sociale problemen blijven aanpakken waarmee vele jongeren worden geconfronteerd. We moeten duurzame oplossingen vinden om de jeugdwerkloosheid te bestrijden, de sociale inclusie te versterken en gewelddadige vormen van radicalisering te voorkomen. Dit vereist een meer systematische samenwerking op tal van Europese en nationale beleidsterreinen, zoals werkgelegenheid, onderwijs, opleiding, non-discriminatie, sociaal beleid, burgerschap (met inbegrip van het burgerschap van de Unie) en jeugdzaken, maar ook cultuur, sport en gezondheid.


In de periode 20162018 zou het kader voor samenwerking in jeugdzaken 1 de steeds meer verscheiden groep jongeren (en vooral jongeren die uitgesloten dreigen te raken) moeten leren voor zichzelf op te komen. Het kader zou jongeren moeten helpen degelijke banen te vinden en aan het sociale leven deel te nemen. De Europese financiering uit hoofde van het programma Erasmus+ zal de beleidssamenwerking op het vlak van jeugdwerk, vrijwilligerswerk en democratische participatie aanvullen. Andere instrumenten (bijvoorbeeld het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI)) zullen specifieke financiële middelen verstrekken om de inclusie van jongeren op de arbeidsmarkt en de ontwikkeling van hun menselijk kapitaal te bevorderen.


Inleiding



De EU steunt de werkgelegenheid, de inzetbaarheid en de sociale inclusie van jongeren, met name in het kader van de agenda voor banen, groei en investeringen en de Europa 2020-strategie en via EU-fondsen zoals Erasmus+, het ESF en het YEI.

Daarnaast zorgt de EU voor de ondersteuning, de coördinatie en de aanvulling van het optreden van de lidstaten via een kader voor samenwerking in jeugdzaken overeenkomstig de artikelen 6 en 165 van het VWEU, dat de EU en de lidstaten oproept:

• voor alle jongeren meer kansen en gelijke kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt te creëren; en

• actief burgerschap en sociale inclusie van en solidariteit onder alle jongeren te bevorderen.

Door tal van activiteiten (onder meer het verzamelen van informatie, wederzijds leren en dialogen met jongeren) ondersteunt het kader acht beleidsgebieden: onderwijs en opleiding, werkgelegenheid en ondernemerschap, gezondheid en welzijn, participatie, vrijwilligerswerk, sociale inclusie, jongeren en de wereld, creativiteit en cultuur.

In dit verslag wordt de voortgang bij de doelstellingen en prioriteiten van het samenwerkingskader tijdens de periode 20132015 geëvalueerd op basis van een beoordeling van de situatie van de jongeren en de Europese en nationale beleidsmaatregelen.

2. Jonge Europeanen vandaag 2

Sinds 2013 heeft de crisis ernstige gevolgen voor de jongeren. De overgang van kind naar volwassene verloopt complexer en meer geïndividualiseerd, vooral sinds 2008. De overgang wordt gekenmerkt door belangrijke veranderingen – van onderwijs naar werk, van financiële afhankelijkheid naar het beheer van de eigen financiële middelen. Jongeren moeten leren op eigen benen te staan en worden daarbij blootgesteld aan fluctuerende economische, sociale en milieuomstandigheden. Het beleid moet jongeren daarom bij deze overgang helpen zodat ze al hun mogelijkheden kunnen realiseren.

De onderstaande gegevens geven een beeld van de situatie van de jongeren in de leeftijdsgroep van 15 tot 29 jaar. 3

Deze generatie jongeren is beter opgeleid dan alle vorige ...

De onderwijsindicatoren laten positieve trends zien. Ondanks aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten van de EU neemt het aantal voortijdige schoolverlaters af. 4


Het percentage jongeren met een diploma hoger onderwijs is gestegen van 33,8 % in 2010 naar 37,9 % in 2014. 5 Hoewel het percentage werkloze jongeren met een diploma tertiair onderwijs in de EU is gestegen, is het nog steeds veel lager dan het percentage werkloze jongeren met een zeer laag opleidingsniveau. Deze groepen kunnen echter ook met onvolwaardige werkgelegenheid worden geconfronteerd en overgekwalificeerd zijn voor de vacatures op de arbeidsmarkt.


Veel jongeren bouwen sociale netwerken op waarbij wereldwijde contacten met lokale activiteiten worden gecombineerd: in 2014 waren 82 % van de jongeren betrokken bij sociale netwerken op internet. Jongeren zijn betrokken bij nieuwe vormen van politieke participatie – vaak via de sociale media – maar nemen over het algemeen minder deel aan verkiezingen dan oudere generaties. Toch blijven veel jongeren actief betrokken bij hun lokale gemeenschap: in 2014 was ongeveer de helft lid van ten minste één organisatie en één op vier deed aan vrijwilligerswerk. 6

2.

... maar de crisis heeft nieuwe ongelijkheden doen ontstaan


Veel jongeren vinden moeilijk een goede baan, waardoor ze ernstig worden belemmerd op eigen benen te staan. Ondanks een daling in de meeste lidstaten na de piek van 2013 blijft de jeugdwerkloosheid een ernstig probleem: 8,7 miljoen jonge Europeanen vinden geen werk 7 en het percentage langdurige werklozen en onvrijwillige deeltijdwerkers is nog steeds hoog.

13,7 miljoen jongeren hebben geen werk en volgen evenmin onderwijs of een opleiding (de zogenaamde NEET-jongeren). 8 Bijna 27 miljoen jongeren worden bedreigd door armoede of sociale uitsluiting. Het percentage arme jongeren is hoger dan het totale percentage armen en onvrijwillig deeltijdwerk of langdurige tijdelijke werkgelegenheid bedreigen deze generatie met langdurige armoede. 9

Jongeren worden niet in gelijke mate het slachtoffer van inactiviteit, armoede en uitsluiting. Kansarmere jongeren worden vaak met een opeenstapeling van problemen geconfronteerd. Jongeren met een migrantenachtergrond, jongeren met een laag opleidingsniveau of jongeren met gezondheidsproblemen lopen een groter risico om NEET-jongeren te worden. 10 De werkloosheid onder in de EU geboren jongeren van migrantenouders is bijna 50 % hoger dan onder andere jongeren in de EU. 11

De kloof tussen jongeren die studeren, overtuigd zijn een baan te vinden en bij het sociale, culturele en gemeenschapsleven zijn betrokken, en jongeren die weinig hoop op een bevredigend leven hebben en het risico op uitsluiting en marginalisering lopen, wordt steeds groter.

Deze ongelijkheden dreigen het sociale weefsel en een duurzame economische groei op lange termijn te ondermijnen. 12 De vergrijzing van de Europese bevolking maakt de integratie van alle jongeren – met respect voor hun verscheidenheid – extra noodzakelijk en dringend.

Jongeren die het slachtoffer zijn van deze ongelijkheden, vinden het moeilijk hun politieke stem te laten horen. Hoe lager jongeren opgeleid zijn en hoe minder ze bij sociale activiteiten betrokken zijn, des te minder nemen ze deel aan verkiezingen en culturele activiteiten of doen ze aan vrijwilligerswerk. 13 NEET-jongeren hebben bijvoorbeeld minder vertrouwen in overheidsinstellingen en nemen minder vaak deel aan sociale en gemeenschapsactiviteiten dan hun leeftijdsgenoten.

3.

Geen enkele afzonderlijke beleidsmaatregel volstaat om de problemen op te lossen, maar alle beleidsmaatregelen kunnen de toestand helpen verbeteren


Alle jongeren hebben recht op faire en gelijke kansen, maar dit vergt investeringen op lange termijn. De EU en de lidstaten moeten alle nodige maatregelen uit hoofde van hun respectieve bevoegdheden nemen om de vooruitzichten van de jongeren te verbeteren.

Om de recente tekenen van herstel om te zetten in blijvende en duurzame groei heeft de EU maatregelen genomen om de werkgelegenheid, de groei en de investeringen te bevorderen en inspanningen geleverd om jongeren opnieuw aan goede banen te helpen. De EU en de lidstaten kunnen bij hun inspanningen een beroep doen op de Jongerengarantie 14 , het Europees Sociaal Fonds en het Investeringsplan voor Europa.

Banen zijn van cruciaal belang maar volstaan niet altijd om de jongeren volledig te integreren. Onderwijs en opleiding kunnen jongeren de op de arbeidsmarkt gevraagde vaardigheden helpen verwerven, ongelijkheden uit de weg ruimen en de opwaartse sociale mobiliteit bevorderen. Overal in de EU moet de onderwijs- en opleidingssector dringend investeren en zich moderniseren om deze uitdagingen te kunnen aangaan. 15 Ook het jeugdbeleid buiten de school kan jongeren helpen de juiste combinatie van vaardigheden te verwerven.

Jongeren moeten kunnen opgroeien in inclusieve en pluralistische gemeenschappen, die gebaseerd zijn op de Europese democratische waarden, de rechtsstaat en de grondrechten. Om tolerantie, verscheidenheid en wederzijds respect te waarborgen voorziet de Europese veiligheidsagenda in maatregelen om de onderliggende oorzaken van extremistisch geweld aan te pakken en radicalisering te voorkomen, onder meer door de inclusie en de participatie van jongeren te bevorderen. 16 De terroristische aanslagen dit jaar in Parijs en Kopenhagen hebben bewezen dat deze complexe uitdagingen dringend moeten worden aangegaan. In een in maart 2015 in Parijs aangenomen verklaring hebben de ministers van Onderwijs van de EU en de Commissie toegezegd nieuwe maatregelen te nemen om de Europese waarden te vrijwaren.

3. Maatregelen van de EU en de lidstaten in 2013-2015 17

4.

3.1. Maatregelen van de EU: Inzetbaarheid, inclusie en participatie


Transversale maatregelen van de EU

De werkgelegenheid en de inzetbaarheid van jongeren zijn in 20132015 topprioriteiten gebleven.

Om de onderwijsresultaten te verbeteren hebben de lidstaten in het kader van het Europees semester en met het oog op de kerndoelen van Europa 2020 maatregelen genomen om het aantal voortijdige schoolverlaters te verminderen en het aantal jongeren met een diploma hoger onderwijs te verhogen. Hun inspanningen werden ondersteund door het Erasmus+-programma en het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding. Sinds 2012 hebben de lidstaten in het zog van de aanbeveling van de Raad betreffende de validering van niet-formeel en informeel leren maatregelen genomen om jongeren in staat te stellen optimaal gebruik te maken van hetgeen zij buiten het formele onderwijs leren.

De EU en de lidstaten hebben zich ertoe verbonden de jeugdwerkloosheid te bestrijden door de overgang van onderwijs naar werk te vergemakkelijken. In 2013 is de Jongerengarantie ingevoerd als een structureel kader om jongeren een baan, een leerlingplaats, een stage of voorgezet onderwijs te bieden uiterlijk vier maanden nadat zij de school hebben verlaten of werkloos zijn geworden. Het ESF en het YEI hebben ten minste 12,7 miljard euro gereserveerd voor de activering en de werkgelegenheid van jongeren. Van 2014 tot 2020 zal ongeveer 27 miljard euro van het ESF worden besteed aan onderwijs. Jongeren zullen ook indirect profiteren van ongeveer 11 miljard euro ESFmiddelen voor andere initiatieven zoals de modernisering van de diensten voor arbeidsvoorziening en de ondersteuning van arbeid als zelfstandige. Verwacht wordt dat een aantal maatregelen in het kader van het YEI de samenwerking tussen instellingen en diensten zullen bevorderen, zodat vooral NEET-jongeren op een geïntegreerde manier kunnen worden geholpen.

Sinds 2013 heeft de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen steun uit de particuliere sector gekregen en sinds 2014 wordt op grond van de aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages 18 gepoogd de kwaliteit van het onderwijs en de arbeidsvoorwaarden te verbeteren. De Commissie heeft de informatie voor jonge werkzoekenden in het kader van het Eures-systeem voor de uitwisseling van informatie over vacatures verbeterd en 'Je eerste Eures-baan' gelanceerd om jongeren te helpen een baan in het buitenland te vinden.

In het zog van de veiligheidsagenda van de EU en de Verklaring van Parijs hebben de lidstaten toegezegd meer inspanningen te zullen leveren om de inclusie en de maatschappelijke participatie van alle jongeren te bevorderen. Via initiatieven zoals de Europese jeugdweek heeft de Commissie de civiele samenleving gemobiliseerd om inclusie, burgerschap en de interculturele dialoog te bevorderen. Al deze beleidsterreinen zullen in het kader van Erasmus+ meer financiële middelen toegewezen krijgen. Deze inspanningen vormen een aanvulling op de werkzaamheden van het door de EU gefinancierde Radicalisation Awareness Network (RAN), dat de preventieve rol van het onderwijs en het onderricht van democratische waarden en kritisch denken bepleit bij de bestrijding van radicalisering. De Commissie heeft in dit verband beklemtoond dat jongeren moeten worden aangemoedigd extremistische standpunten 19 kritisch te benaderen en dat Erasmus + de leermobiliteit en partnerschappen tussen stakeholders kan bevorderen, waardoor jongeren zich uiteindelijk beter tegen extremistisch gedachtegoed kunnen verweren 20 .

5.

Specifieke maatregelen van het jeugdbeleid


De samenwerking binnen de EU is vooral gericht op sociale inclusie en het mondig maken van jongeren (onder meer door de toegang tot rechten en de politieke participatie te bevorderen). De Raad heeft gepleit voor een grotere bijdrage van het jeugdbeleid aan de Europa 2020-strategie en bevestigd voornemens te zijn NEET-jongeren beter in de samenleving te integreren en jonge ondernemers te steunen.

Jeugdwerk staat sinds 2013 hoog op de agenda van de EU. Uit een studie van de Commissie is de veelzijdige waarde van jeugdwerk voor jongeren gebleken 21 en in 2015 heeft de tweede European Youth Work Convention de meest dringende uitdagingen in kaart gebracht en een Europese agenda voor jeugdwerk bepleit. 22

Uit bezorgdheid over het feit dat jongeren traditionele vormen van participatie de rug toekeren heeft de Commissie informatie verzameld 23 waaruit blijkt dat jongeren nog altijd bereid zijn tot participatie, maar dat zij vragen om meer en verschillende kanalen van participatie. De uitdaging voor de beleidsmakers bestaat erin na te gaan hoe ze het best op deze vraag kunnen reageren.

6.

Van beleid naar veranderingen op het terrein: Erasmus+


In 2014 heeft de EU het Erasmus+-programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport opgestart. Erasmus+ heeft een budget van 14,7 miljard euro voor de periode tot 2020 en ondersteunt de leermobiliteit van vier miljoen jongeren en leerkrachten. 10 % van het budget is bestemd om uitwisselingen van jongeren (ongeveer 400 000 deelnemers) en het Europees vrijwilligerswerk (European Voluntary Service, EVS) (100 000 deelnemers) te financieren. Dit betekent een verhoging met 80 % van de middelen in vergelijking met het vorige programma 'Jeugd in actie'.

Erasmus+ koppelt het beleid beter aan het programma dan tot dusver het geval was. Het financiert strategische partnerschappen tussen aanbieders van onderwijs en bevordert zo de sectoroverschrijdende samenwerking. Youthpass 24 blijft steun verlenen aan de erkenning van niet-formeel en informeel leren: de nationale agentschappen hebben sinds de start van het initiatief bijna 250 000 certificaten uitgereikt. Om het effect van Youthpass te verruimen heeft de Raad voorgesteld het initiatief in andere sectoren te introduceren en het gebruik van door Youthpass geïnspireerde nationale erkenningsinstrumenten te bevorderen.

7.

Meer jongeren bereiken


De Commissie heeft jongeren met behulp van zowel online- als offline-instrumenten beter geïnformeerd over de mogelijkheden die door de beleidsmaatregelen en de programma’s van de EU worden geboden. Nog belangrijker is dat de Commissie getracht heeft naar hun standpunten en ideeën te luisteren. Met 1,5 miljoen afzonderlijke bezoekers in 2014 is de Europese jongerensite (European Youth Portal) de pijler van deze activiteiten geworden: de site verstrekt informatie over mogelijkheden voor grensoverschrijdend vrijwilligerswerk en is gekoppeld aan Eures-informatie over vacatures en stages. In 2015 heeft de Commissie tijdens de Europese jeugdweek – in het totaal namen 137 000 mensen aan de evenementen deel en waren 1,2 miljoen mensen via de sociale media bij de week betrokken – ideeën van jongeren in 'Ideas Labs' verzameld.

De Commissie zal het design en de doelmatigheid van de Europese jongerensite en andere online-platforms verder verbeteren. De Commissie zal ook nauwer samenwerken met netwerken die rechtstreeks met jongeren in contact staan (bijvoorbeeld het Eurodesk-netwerk met zijn 1 200 informatiespecialisten).

8.

3.2. Maatregelen door de lidstaten


De lidstaten voeren steeds meer een transversaal jeugdbeleid, waarbij werkgelegenheid, sociale inclusie en integratie in de gemeenschap centraal staan. Ze hebben talrijke maatregelen genomen om jongeren op de arbeidsmarkt te integreren (vaak in het kader van de Jongerengarantie en ondersteund door EU-middelen uit hoofde van het ESF en het YEI). Daarnaast zijn in 2014 18 kleinschalige proefprojecten uitgevoerd met directe steun van de Commissie. Alle lidstaten hebben uitvoeringsplannen voor de Jongerengarantie ingediend. De voortgang bij de uitvoering ervan wordt beoordeeld in het kader van het Europees semester. De meeste lidstaten hebben jongerenorganisaties bij hun initiatieven betrokken en twee derde van de lidstaten heeft jeugddiensten bij de in het kader van de Jongerengarantie opgerichte partnerschappen betrokken.

Uit bezorgdheid over de groeiende sociale uitsluiting van jongeren hebben bijna alle lidstaten maatregelen genomen om de inclusie van NEET-jongeren te bevorderen. De meeste lidstaten hebben de toegang van jongeren tot hoogwaardige diensten verbeterd en 80 % van de lidstaten heeft jeugdwerk en jeugdcentra ondersteund. Het jeugdwerk heeft echter te lijden onder bezuinigingen op de begroting in heel Europa 25 , hoewel het stijgende percentage jongeren die door armoede en uitsluiting worden bedreigd, de behoefte aan maatregelen vergroot.

Wat participatie betreft, hebben 27 lidstaten mechanismen ontwikkeld om de dialoog met jongeren te bevorderen. 25 lidstaten hebben overheidssteun aan jongerenorganisaties verleend en twee derde van de lidstaten heeft het gebruik van online-media bevorderd en voor meer discussiemogelijkheden gezorgd. Hoewel de lidstaten gepoogd hebben jongeren uit alle sociaaleconomische groepen te bereiken, participeren alle groepen nog steeds niet in gelijke mate. Op alle niveaus kunnen de beleidsmakers nog meer doen om ondervertegenwoordigde groepen te bereiken.

4. BEHEER EN UITVOERING VAN HET KADER VOOR SAMENWERKING IN JEUGDZAKEN IN 20132015

De verslagen van de lidstaten over de uitvoering van het samenwerkingskader vormen een stevige basis om de Europese samenwerking in jeugdzaken voort te zetten. Dankzij het kader en ondersteund door relevante informatie en de uittwisseling van ervaringen is voortgang geboekt bij de nationale jongerenagenda’s en de sectoroverschrijdende samenwerking ter ondersteuning van jongeren.

Om het kader doeltreffender te kunnen uitvoeren zouden de Commissie en de lidstaten de uitwisseling van relevante informatie kunnen verbeteren. Tegelijkertijd zouden ze deze informatie kunnen gebruiken als basis voor een meer resultaatgericht jeugdbeleid. Ze zouden ook de integratie van de jeugdproblematiek in andere beleidsmaatregelen moeten ondersteunen. Op EU-niveau kan wederzijds leren worden gediversifieerd, bijvoorbeeld door aanvullende en op de verschillende behoeften van de lidstaten toegesneden mogelijkheden voor collegiaal leren te creëren. De gestructureerde dialoog met jongeren moeten inclusiever worden gemaakt.

De belangrijkste activiteiten en instrumenten worden hieronder nader geëvalueerd.

9.

Het kader als leidraad voor een agenda


Het kader heeft een krachtige impuls gegeven aan de nationale jongerenagenda’s. Sinds 2010 hebben bijna alle lidstaten voor initiatieven of instrumenten op dit gebied gezorgd. In twee derde van de lidstaten heeft het kader de prioriteiten van het nationale jeugdbeleid versterkt en in een derde van de lidstaten heeft het kader het lokale en regionale niveau beïnvloed. 11 lidstaten hebben hun nationale jeugdbeleid herzien in overeenstemming met het kader.

Het kader heeft de sectoroverschrijdende samenwerking bevorderd. Bijna alle lidstaten beschikken nu over geïnstitutionaliseerde mechanismen – bijvoorbeeld interdepartementale structuren en regelmatige interministeriële vergaderingen – voor een sectoroverschrijdende benadering van het jeugdbeleid.

Het eerste EU-werkplan voor jeugdzaken van de Raad (20142015) beoogde de uitvoering van het kader te bevorderen en de meeste lidstaten hebben aan de activiteiten ervan deelgenomen. Drieëntwintig lidstaten vonden dat het werkplan in zijn opzet geslaagd was en de nationale prioriteiten goed weerspiegelde. Sommige lidstaten waarschuwden echter voor het risico van onsamenhangende of parallelle benaderingen van het negenjarige kader.

10.

Een op feiten gebaseerde beleidsvorming: kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkelingen


De situatie van de jongeren in de EU wordt geregeld in kaart gebracht op basis van een dashboard van 41 indicatoren. 26 De lidstaten maken steeds vaker van deze indicatoren gebruik, ook al heeft dit nog niet geleid tot systematische resultaatgerichte beleidsmaatregelen.

Dankzij de indicatoren en andere gegevens van Eurostat, Eurofound en het partnerschap tussen de Commissie en de Raad van Europa kunnen de Commissie en de lidstaten nieuwe trends opsporen en hun prioriteiten aanpassen.

De Commissie en de lidstaten moeten deze informatie delen met anderen die met jongeren werken, ook als daarbij de strikte grenzen van het jeugdbeleid worden overschreden. Op EU-niveau biedt de nieuwe 'youth monitor' 27 gebruikersvriendelijke onlinetoegang tot gegevens. Vanaf 2016 zal een nieuwe jongerenwiki actuele informatie verstrekken over nationale beleidsmaatregelen, wetgeving en programma’s op het gebied van jeugdzaken. Het geheel zal worden aangevuld door een nieuw Indicator Framework for Monitoring the Youth Guarantee, waarvoor de eerste gegevens eind 2015 worden verwacht.

11.

Wederzijds leren: uitwisseling van ervaringen


De lidstaten hebben van elkaar geleerd, vooral door hun deelname aan bijeenkomsten van deskundigen. In 20132015 hebben deskundigen onderzocht hoe het creatieve en innovatieve potentieel van jongeren kan worden bevorderd, welke bijdrage jeugdwerk kan leveren om de problemen van jongeren in de crisis op te lossen en hoe de kwaliteit van het jeugdwerk kan worden verbeterd. Van hun bevindingen is gebruikgemaakt tijdens de besprekingen in het Forum voor onderwijs, opleiding en jeugd en bij de werkzaamheden van de Raad. 28 Het verslag uit 2015 over kwalitatief jeugdwerk 29 heeft als inspiratiebron gediend voor de conclusies van de Raad over de versterking van jeugdwerk ter bevordering van hechtere samenlevingen 30 . In die conclusies wordt gepleit voor een referentie- en hulpinstrument met betrekking tot de kwaliteit van nationale organisaties voor jeugdwerk.

De lidstaten hebben ook van elkaar geleerd tijdens activiteiten die werden georganiseerd in samenwerking met de Commissie en de Raad van Europa. Kleinere groepen lidstaten hebben specifieke uitwisselingen georganiseerd rond kwesties van gemeenschappelijk belang (bijvoorbeeld plaatselijk jeugdwerk).

Om de verschillende activiteiten inzake wederzijds leren optimaal te laten renderen moet het volgende werkplan voorzien in een flexibel kader om de toegang tot informatie en de resultaten van activiteiten te vergemakkelijken. Het moet het gebruik van de resultaten bevorderen en partners met dezelfde belangen bij elkaar brengen.

12.

Gestructureerde dialoog: het bereik verruimen en de dialoog in de beleidsagenda verankeren


De gestructureerde dialoog in de EU tussen beleidsmakers enerzijds en jongeren en hun vertegenwoordigers anderzijds wordt alom gezien als een veelbelovend instrument om naar jongeren te luisteren. De eerste cyclus van 18 maanden, die afliep in 2011, heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van EU-initiatieven ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. In 20132015 ging de dialoog dieper in op sociale inclusie en het mondig maken van jongeren en aanbevelingen zijn besproken in de Raad.

De gestructureerde dialoog heeft zich sinds 2013 ontwikkeld en is beter verankerd in de agenda van het jeugdbeleid. Het aantal deelnemers is meer dan verdubbeld en ongeveer 40 000 jongeren hebben aan de laatste cyclus deelgenomen (velen van hen namens grotere groepen). Ook op nationaal vlak worden nu dialogen aangegaan die door de gestructureerde dialoog zijn geïnspireerd.

De gestructureerde dialoog moet nog verder worden ontwikkeld: een grotere groep jongeren met minder middelen en een zwakkere politieke stem wordt nog steeds niet bereikt. De Commissie wil het bereik van het initiatief verruimen met behulp van Erasmus+-subsidies ter ondersteuning van nationale inspanningen en een in 2014 geïntroduceerd instrument voor onlineraadpleging. Daarnaast is het zaak de integratie van de resultaten van de dialoog in Europese en nationale beleidsmaatregelen te monitoren. Om jongeren te motiveren geëngageerd te blijven is het ten slotte ook belangrijk dat alle beleidsmakers hun verantwoordelijkheid nemen en voor betere feedback zorgen via de Europese jongerensite en nationale werkgroepen.

5. PERSPECTIEVEN VOOR DE EUROPESE SAMENWERKING IN JEUGDZAKEN (2016-2018)

13.

Gelijke kansen op het vlak van onderwijs, werkgelegenheid en participatie in inclusieve gemeenschappen


Op basis van de politieke prioriteiten van de EU, de verslagen van de lidstaten over de uitvoering van het kader en de verzamelde informatie moet de toekomstige werkcyclus van het samenwerkingskader prioriteit verlenen aan:

• een hechtere sociale inclusie van alle jongeren, en vooral van jongeren die tot een risicogroep behoren (bijvoorbeeld NEET-jongeren en jongeren met een migrantenachtergrond);

• een grotere participatie van alle jongeren, en vooral van jongeren die het risico lopen gemarginaliseerd te raken;

• een vlottere integratie van alle jongeren op de arbeidsmarkt. Daarbij moet bijzondere aandacht worden geschonken aan langdurig werklozen en mensen die de overgang maken van onderwijs naar werk.

De Commissie en de lidstaten zullen op al deze gebieden maatregelen nemen – onder meer door de instrumenten van het kader te gebruiken en waar nodig met andere beleidsgebieden samen te werken – om:

• de sociale inclusie te bevorderen en initiatieven te steunen om jongeren met uiteenlopende achtergronden – en vooral kansarme jongeren – te bereiken. Doel is de volledige participatie van jongeren aan sociale en gemeenschapsactiviteiten te waarborgen;

• jeugdwerkers, jongerenorganisaties en netwerken beter in staat te stellen als katalysator van inclusie te fungeren door jongeren te helpen zich maatschappelijk te engageren, vrijwilligerswerk te doen en positieve sociale verandering in hun gemeenschappen tot stand te brengen;

• de erkenning van hoogwaardig jeugdwerk te bevorderen en jeugdwerkers beter in staat te stellen jongeren te bereiken en op nieuwe maatschappelijke, technologische en gedragsmatige veranderingen in te spelen;

• nieuwe vormen van democratische participatie en de toegang tot de politieke besluitvorming te bevorderen met behulp van online- en offline-instrumenten;

• nieuwe vaardigheden te bevorderen (onder meer zin voor maatschappelijk engagement, media- en digitale geletterdheid, kritisch denken en intercultureel begrip);

• jongeren beter in staat te stellen zich met de grondrechten te identificeren en te handelen in een geest van non-discriminatie en intercultureel begrip; en

• vrijwilligerswerk te bevorderen – onder meer via EU-programma’s zoals het EVS en het nieuwe EU Aid Volunteers Initiative – waarbij leren en maatschappelijk engagement worden gecombineerd 31 . Bovendien zullen maatregelen worden genomen om de complementariteit tussen nationale en internationale actoren te vergroten met het oog op meer grensoverschrijdend vrijwilligerswerk en een betere koppeling van nationaal vrijwilligerswerk aan het EVW.

De Europese gestructureerde dialoog met jongeren moet deze prioriteiten weerspiegelen en de inclusie van alle jongeren in tolerante, gevarieerde en democratische samenlevingen bevorderen. De volgende dialoog moet veel meer groepen jongeren bereiken – en vooral groepen die tot dusver niet aan de dialoog hebben deelgenomen – onder meer door een beroep te doen op lichtere instrumenten die op de behoeften en gewoonten van jongeren zijn toegesneden.

14.

Het jeugdbeleid in het kader van een bredere EU-agenda


Het jeugdbeleid is geen geïsoleerd beleidsterrein. De samenwerking en de complementariteit met andere beleidsgebieden (bijvoorbeeld werkgelegenheid, onderwijs, opleiding, gezondheid, cultuur, digitale media, duurzame ontwikkeling, burgerschap en sport) zijn van essentieel belang.

De mechanismen van het samenwerkingskader kunnen die samenwerking schragen. Via het werkplan van de EU kunnen de Commissie en de lidstaten sectoroverschrijdende structuren en werkmethoden verder toepassen en verfijnen. Op die manier wordt een bijdrage geleverd aan de algemene doelstellingen van het jeugdbeleid: meer en gelijke kansen voor alle jongeren in het onderwijs en op de arbeidsmarkt creëren en het actief burgerschap, de sociale inclusie en de solidariteit van alle jongeren bevorderen.

De Europese samenwerking in jeugdzaken moet deel uitmaken van een ruimere politieke agenda voor jongeren. Om daadwerkelijk effect te kunnen sorteren moeten de Europese en nationale beleidsmakers samenwerken met vaklui, dienstverleners, leerkrachten en bedrijven op het terrein. Alleen dan kunnen de nodige middelen en fondsen worden aangeboord om een kritische massa jongeren te bereiken. De beleidsmakers moeten innovatieve oplossingen zoeken voor complexe problemen als marginalisering, uitsluiting en gebrekkige participatie.

Uiteindelijk is het dringend nodig meer inspanningen te leveren. Om meer jongeren echt uitzicht te bieden op de mogelijkheid volwaardige en geëngageerde leden van hun gemeenschap te worden, is er behoefte aan een alomvattende aanpak om de uitdagingen aan te gaan. We moeten voor een coherente beleidsagenda zorgen, die wordt ondersteund door Erasmus+, de Jongerengarantie en EU-financieringsinstrumenten met een groter bereik (bijvoorbeeld het ESF en het YEI). Nationale en regionale middelen moeten deze inspanningen waar mogelijk ondersteunen.

(1)

Resolutie van de Raad van 27 november 2009 over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018), PB C 311 van 19.12.2009, blz. 1-11.

(2)

Voor nadere gegevens en bronnen van de analyse, zie het werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2015)169 over de situatie van de jongeren in de EU.

(3)

Tenzij anders aangegeven.

(4)

Uit de Eurostat-indicator 'voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding' blijkt dat het percentage gedaald is van 13,9 % in 2010 tot 11,1 % in 2014 in de leeftijdsgroep van 18 tot en met 24 jaar (vooral in Spanje, Italië, Malta, Portugal en Roemenië is het percentage voortijdige schoolverlaters nog steeds hoog).

(5)

Eurostat, de bevolking van 30 tot en met 34 jaar met een diploma tertiair onderwijs.

(6)

Flash Eurobarometer-enquête 408, 2014.

(7)

Eurostat, 2014.

(8)

Eurostat, 2014.

(9)

Rising inequality: youth and poor fall further behind, OESO, 2014.

(10)

'NEETs', Eurofound, 2012 en OESO, 2015.

(11)

Indicators of immigrant integration - Settling in 2015, gezamenlijke studie van de OESO en de Europese Commissie.

(12)

In it together: why less inequality benefits all, OESO, mei 2015.

(13)

Flash Eurobarometer-enquête 408, 2014.

(14)

Aanbeveling van de Raad tot invoering van een jongerengarantie, PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.

(15)

Gezamenlijk verslag over onderwijs en opleiding 2020, COM(2015) 408.

(16)

COM(2015) 185.

(17)

Nadere gegevens zijn te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2015)168) over de resultaten van de open coördinatiemethode op het gebied van jeugdzaken; ec.europa.eu/youth/policy/implementation/report_en .

(18)

PB C 88 van 27.3.2014, blz. 1.

(19)

COM(2013) 941 'Radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme voorkomen: naar een krachtiger beleidsantwoord van de EU'.

(20)

ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/networks

(21)

Studie over Value of youth work in the EU, 2014; verslag van een groep deskundigen over het creatief en innovatief potentieel van jongeren en over hoogwaardige benaderingen van jeugdwerk.

(22)

data.consilium.europa.eu/doc/document .

(23)

Studie over Youth participation in democratic life, 2013.

(24)

Youthpass is een instrument om niet-formeel en informeel leren in jeugdwerk te erkennen. Het wordt gebruikt voor projecten die door het onderdeel jongeren van Erasmus+ worden gefinancierd. www.youthpass.eu/nl/youthpass/">https://www.youthpass.eu/nl/youthpass/ .

(25)

Studie over Value of Youth Work in the EU, 2014.

(26)

SEC(2011) 401.

(27)

ec.europa.eu/youth/dashboard/index_en .

(28)

Resolutie van de Raad over een werkplan voor jeugdzaken van de Europese Unie voor 2014-2015, 20 mei 2014.

(29)

Quality Youth Work - A common framework for the further development of youth work, ec.europa.eu/youth/library/reports .

(30)

Mei 2015.

(31)

In de EU blijft grensoverschrijdend vrijwilligerswerk beperkt ondanks een verdubbeling van het aantal begunstigden van het EVS.