Toelichting bij COM(2018)786 - Standpunt EU over een wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst (Verordening centrale effectenbewaar­instellingen (CSDR))

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER (in de bijlage bij het voorstel voor een besluit van de Raad) strekt ertoe een wijziging aan te brengen in bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst teneinde de verordening betreffende centrale effectenbewaarinstellingen 1 erin op te nemen.

De aanpassingen in het bijgaande ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER gaan verder dan wat als louter technische aanpassingen kan worden beschouwd in de zin van Verordening nr. 2894/94 van de Raad. Het standpunt van de Unie moet derhalve door de Raad worden vastgesteld.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met het bijgaande ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER wordt het reeds bestaande EU-beleid uitgebreid tot de EER-/EVA-staten (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De uitbreiding van de EU-wetgeving tot de EER-/EVA-staten door de opname van deze wetgeving in de EER-overeenkomst geschiedt conform de doelstellingen en beginselen van deze overeenkomst, met het oog op een dynamische en homogene Europese Economische Ruimte, gebaseerd op gemeenschappelijke regels en gelijke concurrentievoorwaarden.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De wetgeving die in de EER-overeenkomst dient te worden opgenomen, is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 2 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.

De EDEO dient samen met de diensten van de Commissie de ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De EDEO hoopt deze ontwerpbesluiten zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen voorstellen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

De doelstelling van dit voorstel, namelijk te zorgen voor de homogeniteit van de interne markt, kan onvoldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan derhalve, gezien de gevolgen van de maatregelen, beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

De opname van de EU-wetgeving in de EER-overeenkomst geschiedt conform Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hetgeen een bevestiging is van de gekozen aanpak.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan nodig is om de doelstelling te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst is voor een besluit van het Gemengd Comité van de EER gekozen. Het Gemengd Comité van de EER ziet toe op de doeltreffende uitvoering en werking van de EER-overeenkomst. Het neemt besluiten in de gevallen waarin deze overeenkomst voorziet.

3. EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er worden geen gevolgen voor de begroting verwacht door de opname van de bovenvermelde verordening in de EER-overeenkomst.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Artikelsgewijze toelichting

Situatie van Liechtenstein (aanpassing 3 c))

Liechtenstein en Zwitserland zijn verbonden door een uitgebreid netwerk van verdragen, onder meer het douaneverdrag van 1923 en het in 1980 gesloten verdrag inzake monetaire aangelegenheden waarbij Liechtenstein (dat al sedert 1921 de Zwitserse Frank als officiële munteenheid gebruikte) wordt opgenomen in het valutagebied van Zwitserland. In de financiële dienstensector bepaalt het verdrag inzake monetaire aangelegenheden dat bepaalde Zwitserse rechts- en administratieve regels rechtstreeks van toepassing zijn (zie bijlage bij het verdrag inzake monetaire aangelegenheden). Bijgevolg moeten bepaalde financiële intermediairs (bijvoorbeeld banken en beleggingsinstellingen) zich houden aan de rapporteringsvereisten van de Zwitserse Nationale Bank die het monetaire beleid moet kunnen voeren. Het gezamenlijke economische en valutagebied heeft geleid tot historisch sterke banden tussen de landen, die ook bleven bestaan nadat Liechtenstein tot de EER-overeenkomst was toegetreden.

De financiële markt van Liechtenstein is dan ook volledig geïntegreerd met en steunt in aanzienlijke mate op de Zwitserse financiële-marktstructuren. Een verstoring van de huidige toestand kan voor de deelnemers aan de financiële markt van Liechtenstein problemen opleveren. In aanpassing 3 c) wordt daarom bepaald dat centrale effectenbewaarinstellingen van derde landen die in Liechtenstein aan financiële intermediairs al diensten verlenen als bepaald in artikel 25, lid 2, van de verordening betreffende centrale effectenbewaarinstellingen, of die in Liechtenstein al een filiaal hebben opgezet, die diensten mogen blijven verlenen voor een periode van ten hoogste vijf jaar na de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER in de bijlage.