Toelichting bij COM(2023)232 - Standaardessentiële octrooien en tot wijziging van Verordening (EU)2017/1001

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Normalisatie is zeer belangrijk voor industriële innovatie en industrieel concurrentievermogen. Succesvolle normen berusten op geavanceerde technologieën, waarvoor aanzienlijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling vereist zijn. De regels van veel organisaties voor de ontwikkeling van normen (standards development organisations, SDO’s), zoals het ETSI 1 en het IEEE 2 , staan ondernemingen en particulieren toe om een octrooi te nemen op hun technische bijdragen aan een norm. Octrooien die een technologie beschermen die essentieel is voor een norm, worden standaardessentiële octrooien (SEP’s) genoemd. Doorgaans eisen SDO’s dat personen of ondernemingen die hun geoctrooieerde technologie in een norm willen laten opnemen, zich ertoe verbinden de desbetreffende octrooien in licentie te geven aan anderen die de norm willen gebruiken (ondernemingen die een norm gebruiken of toepassen, worden ook “toepassers” genoemd 3 ). Deze licenties moeten onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden (“Frand-voorwaarden”) aan toepassers worden verleend. Indien octrooihouders weigeren een dergelijke verbintenis aan te gaan, kan hun geoctrooieerde technologie niet in de norm worden opgenomen.

De algemene doelstellingen van dit voorgestelde initiatief zijn: i) ervoor zorgen dat eindgebruikers, met inbegrip van kleine ondernemingen en EU-consumenten, profiteren van producten die gebaseerd zijn op de meest recente genormaliseerde technologieën; ii) de EU aantrekkelijk maken voor innovatie op het gebied van normen; en iii) zowel SEP-houders als toepassers aanmoedigen om in de EU te innoveren, producten in de EU te vervaardigen en te verkopen en concurrerend te zijn op markten buiten de EU. Het initiatief wil de deelname van Europese bedrijven aan de ontwikkeling van normen en de brede toepassing van dergelijke genormaliseerde technologieën stimuleren, met name in bedrijfstakken van het internet der dingen (IoT).

In dit verband heeft het initiatief tot doel: i) gedetailleerde informatie beschikbaar te stellen over SEP’s en bestaande Frand-voorwaarden om de onderhandelingen over licentieverleningen te vergemakkelijken; ii) voor voorlichting te zorgen over de verlening van SEP-licenties in de waardeketen en iii) te voorzien in een mechanisme voor alternatieve geschillenbeslechting bij het vaststellen van Frand-voorwaarden.

In de mededeling van de Commissie uit 2017 inzake de EU benadering van essentiële octrooien 4 wordt gepleit voor een alomvattende en evenwichtige benadering van de verlening van SEP-licenties om de bijdrage van de beste technologie aan wereldwijde normalisatie-inspanningen te stimuleren en de efficiënte toegang tot genormaliseerde technologieën te bevorderen. De Commissie heeft de noodzaak van meer transparantie erkend en bepaalde aspecten van de licentieverlening onder Frand-voorwaarden en SEP-handhaving aan de orde gesteld. De Raad heeft de standpunten van de Commissie gesteund in de conclusies 6681/18 5 , waarin het belang van meer transparantie wordt benadrukt.

Op 10 november 2020 heeft de Raad in haar conclusies 12339/20 6 de Commissie verzocht voorstellen in te dienen voor het toekomstige EU-beleid inzake intellectuele eigendom. De Raad heeft de Commissie aangemoedigd het aangekondigde actieplan inzake intellectuele eigendom snel in te dienen, met initiatieven om intellectuele eigendom doeltreffender en betaalbaarder te beschermen – met name voor kleine en middelgrote ondernemingen in de EU (“kmo’s”) 7 – en intellectuele eigendomen – met name kritieke activa zoals SEP’s – doeltreffender te delen, waarbij de ontwikkelaars van technologie tegelijkertijd passend en billijk worden gecompenseerd.

Op 25 november 2020 heeft de Commissie het actieplan inzake intellectuele eigendom 8 gepubliceerd, waarin zij heeft aangekondigd de transparantie en de voorspelbaarheid bij de verlening van SEP-licenties te willen bevorderen – onder meer door het systeem voor de verlening van SEP-licenties te verbeteren – ten behoeve van het bedrijfsleven en de consumenten in de EU, en vooral ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen. In het actieplan wordt melding gemaakt van een toename van het aantal geschillen over SEP-licenties in de automobielsector en van de mogelijkheid dat andere IoT-sectoren het slachtoffer van dergelijke geschillen zullen worden wanneer ze van connectiviteit en andere normen gaan gebruikmaken. Het plan heeft steun gekregen in de conclusies van de Raad van 18 juni 2021 9 en in een resolutie van het Europees Parlement (EP) 10 . Het EP heeft de noodzaak van een sterk, evenwichtig en robuust IER-systeem erkend en was het eens met het standpunt van de Commissie dat de vereiste transparantie voor billijke onderhandelingen over de verlening van licenties grotendeels afhangt van de beschikbaarheid van informatie over het bestaan, het bereik en de essentialiteit van SEP’s. Het EP heeft de Commissie ook verzocht meer duidelijkheid te verschaffen over verschillende aspecten van Frand en mogelijke stimulansen te overwegen om de onderhandelingen over de verlening van SEP-licenties efficiënter te laten verlopen en het aantal geschillen te verminderen.

Parallel aan dit initiatief heeft de Commissie de strategie voor normalisatie 11 geüpdatet en evalueert zij de horizontale richtsnoeren 12 . De nieuwe strategie voor normalisatie, die in februari 2022 is gepubliceerd, heeft tot doel de rol van de EU als wereldwijde normsteller te versterken, het internationale concurrentievermogen te stimuleren en een veerkrachtige, groene en digitale economie mogelijk te maken. Het huidige initiatief inzake SEP’s vormt een aanvulling op de strategie voor normalisatie en de horizontale richtsnoeren 13 , die momenteel worden geëvalueerd.

Dit initiatief is ook belangrijk in de context van wereldwijde ontwikkelingen. Sommige opkomende economieën gaan bijvoorbeeld veel agressiever te werk door in eigen land ontwikkelde normen te promoten en hun industrie een concurrentievoordeel op het gebied van markttoegang en technologische uitrol te bieden. Rechtbanken in het VK, de VS en China hebben – met hun eigen specifieke kenmerken – ook beslist dat ze bevoegd zijn om in specifieke gevallen wereldwijde Frand-voorwaarden vast te stellen, wat gevolgen kan hebben voor de industrie in de EU 14 . Sommige landen hebben ook richtsnoeren voor onderhandelingen over SEP-licenties gepubliceerd 15 of overwegen dat te doen 16 .

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Normalisatieovereenkomsten hebben doorgaans aanzienlijke positieve economische effecten. De “potentiële SEP”-houders moeten aan de SDO verklaren of zij bereid zijn hun octrooien onder Frand-voorwaarden in licentie te geven wanneer de norm in producten of onderdelen daarvan wordt toegepast. Indien een octrooihouder geen Frand-verbintenis aangaat in overeenstemming met het IER-beleid van de SDO, kunnen zijn SEP-bijdragen niet in de norm worden opgenomen. Door een geoctrooieerde technologie in een norm op te nemen, heeft de SEP-houder echter een sterke economische positie ten aanzien van een potentiële normtoepasser, omdat toepassers die normen willen opnemen, deze octrooien niet kunnen omzeilen: ze moeten voor een licentie betalen of van de vervaardiging van producten die de norm gebruiken, afzien. Des te breder de norm wordt toegepast, des te sterker de positie van de houder kan worden, wat tot concurrentieverstorende gedragingen van de SEP-houder kan leiden.

De horizontale richtsnoeren bieden de SDO’s richtsnoeren over de wijze waarop ze zelf kunnen beoordelen of artikel 101, lid 1, en artikel 101, lid 3, VWEU bij normalisatieovereenkomsten worden nageleefd. Ze verduidelijken de volgende vier beginselen die door de SDO’s in hun zelfbeoordeling in aanmerking moeten worden genomen: i) de deelname aan de vaststelling van normen is onbeperkt; ii) de procedure voor de vaststelling van de norm is transparant; iii) er is geen verplichting om aan de norm te voldoen; iv) er is geen doeltreffende toegang tot de norm onder Frand-voorwaarden. In het licht hiervan vereist het IER-beleid van de SDO doorgaans dat de deelnemers aan de ontwikkeling van een norm het bestaan bekendmaken van octrooien (met inbegrip van nog lopende octrooiaanvragen) die essentieel kunnen zijn/worden voor de desbetreffende norm. In beginsel hebben toepassers een licentie van de octrooihouders nodig om de norm toe te passen. Doorgaans verzoeken de SEP-houders de toepassers om een dergelijke licentie onder Frand-voorwaarden af te nemen. In het historische arrest in de zaak Huawei/ZTE 17 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie het recht van de SEP-houder erkend om zijn octrooien voor de nationale rechter te laten handhaven, en de voorwaarden (stappen) vastgesteld waaraan moet worden voldaan om misbruik van machtspositie door de SEP-houder te voorkomen wanneer hij een gerechtelijk bevel vordert. Aangezien een octrooi de houder alleen in het rechtsgebied waarvoor het is afgegeven (Duitsland, Frankrijk, de VS, China enzovoort), het exclusieve recht verleent om derden te verbieden de uitvinding zonder toestemming van de eigenaar te gebruiken, vallen octrooigeschillen onder de nationale octrooiwetgeving en het nationale burgerlijk procesrecht of handhavingsrecht 18 .

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De Commissie heeft onlangs haar strategie voor normalisatie geüpdatet 19 . De nieuwe EU-strategie voor normalisatie, die in februari 2022 is gepubliceerd, heeft tot doel het wereldwijde concurrentievermogen van de EU te versterken, een veerkrachtige, groene en digitale economie mogelijk te maken en democratische waarden in technologische toepassingen te verankeren zonder de kwalitatief hoogwaardige output van Europese normen in het gedrang te brengen. Dit initiatief vormt een aanvulling op de strategie voor normalisatie, aangezien het tot doel heeft de blijvende bijdrage van geavanceerde technologieën aan normen aan te moedigen en te belonen door de verlening van licenties voor de geoctrooieerde technologieën die in de normen zijn opgenomen, te vergemakkelijken.

Het initiatief vormt ook een aanvulling op de horizontale richtsnoeren, die momenteel worden geëvalueerd. De horizontale richtsnoeren stellen kwesties met betrekking tot het normalisatieproces aan de orde en zorgen voor toegang tot de norm onder Frand-voorwaarden. Het initiatief biedt instrumenten om de verlening van SEP-licenties na de publicatie van de norm te vergemakkelijken, maar neemt geen standpunt in over kwesties met betrekking tot mededinging.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het initiatief heeft betrekking op normen waaraan een octrooihouder een geoctrooieerde technologie heeft bijgedragen en die hij/zij aan een SDO heeft toevertrouwd onder Frand-voorwaarden in licentie te geven. Normen waarvoor octrooihouders Frand-verbintenissen aangaan, worden tussen de lidstaten en wereldwijd grensoverschrijdend toegepast. SEP-licenties worden ook zelden op nationaal niveau verleend. Doorgaans gelden licentieverleningsovereenkomsten wereldwijd, waarbij met bepaalde regionale aspecten rekening kan worden gehouden. De internationale normen in kwestie hebben betrekking op technologieën (bijvoorbeeld 4G, 5G, wifi, HEVC, AVC, DVB enzovoorts) die wereldwijd voor de interoperabiliteit van producten zorgen.

Artikel 114 VWEU vormt een passende rechtsgrondslag, aangezien het de bedoeling is de voorwaarden voor de instelling en de werking van de interne markt te verbeteren. Het initiatief wil voor een efficiënte verlening van SEP-licenties zorgen, waardoor de rechtmatige toegang tot de normen wordt vergemakkelijkt en een bredere toepassing van normen wordt bevorderd. Er zijn geen specifieke nationale of EU-regels inzake SEP’s, afgezien van bepaalde specifieke richtsnoeren en rechterlijke uitspraken met betrekking tot het mededingingsrecht 20 . Bovendien blijft – zoals het HvJ-EU in het arrest Huawei/ZTE heeft erkend – een Europees octrooi, naast de gemeenschappelijke regels betreffende de verlening van een Europees octrooi, onderworpen aan het nationale recht van elk van de verdragsluitende staten waarvoor het is verleend, zoals ook het geval is voor nationale octrooien.

Het HvJ-EU heeft bevestigd 21 dat een beroep op artikel 114 VWEU kan worden gedaan om het ontstaan van belemmeringen voor het handelsverkeer tussen de lidstaten als gevolg van de uiteenlopende ontwikkeling van de nationale wetgevingen te voorkomen. Het ontstaan van dergelijke belemmeringen moet echter als waarschijnlijk worden beschouwd en de betrokken maatregel moet erop gericht zijn belemmeringen te voorkomen. Een aantal rechters in de lidstaten – met name in Nederland 22 , Frankrijk 23 en Duitsland 24 – hebben in nationale rechtszaken kwesties met betrekking tot Frand onderzocht op basis van de omstandigheden van de bij hen aanhangig gemaakte geschillen. Die zaken vertonen verschillende benaderingen (niet noodzakelijk verschillende resultaten) ten aanzien van de vaststelling van Frand voor SEP’s met betrekking tot regionale of wereldwijde normen. Het is voor de bevoegde rechters in de lidstaten moeilijk om SEP-gerelateerde zaken te behandelen en gedetailleerde en consistente vaststellingen van Frand te doen. Dit is grotendeels te wijten aan het gebrek aan transparantie en de complexiteit van de kwesties die cruciaal voor dergelijke vaststellingen zijn, zoals de essentialiteit van octrooien, vergelijkbare licenties en de naleving van Frand-vereisten. Hoewel het initiatief de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie niet uitlegt en geen methoden voor de vaststelling van Frand per se vaststelt, voorziet het in mechanismen die de nodige transparantie bevorderen, de zekerheid vergroten en het potentieel voor inconsistente uitspraken verminderen. De rechters zullen SEP-geschillen zo veel beter kunnen behandelen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Maatregelen die op nationaal, regionaal of lokaal niveau worden genomen om de transparantie te vergroten en de verlening van SEP-licenties te vergemakkelijken, kunnen om de volgende redenen niet efficiënt zijn. Ten eerste kunnen er – in plaats van één EU-brede oplossing voor SEP’s – verschillende nationale oplossingen zijn voor de SEP’s met betrekking tot een specifieke norm. Ten tweede is het bij een EU-brede aanpak niet nodig meer dan één essentialiteitscontrole per octrooifamilie uit te voeren om na te gaan of octrooien werkelijk essentieel zijn voor een norm. De controle zou worden uitgevoerd op basis van één voor de hele EU geldende methode. Ten derde kunnen niet-gecentraliseerde procedures voor alternatieve geschillenbeslechting verschillende resultaten opleveren voor dezelfde SEP-portefeuille, waardoor de deur wordt geopend voor ”forumshopping” binnen de EU. Een EU-brede aanpak kan deze problemen helpen voorkomen.

Evenredigheid

Het initiatief is beperkt tot wat nodig is om voor transparantie met betrekking tot SEP’s en de prijsstelling te zorgen en het biedt belanghebbenden instrumenten om te onderhandelen over SEP-licentieverleningsovereenkomsten. Maatregelen op EU-niveau zullen efficiënt zijn en tot minder kosten voor de belanghebbenden – met name de SEP-houders – en de lidstaten leiden. Er kan bijvoorbeeld voorzien worden in één register (in plaats van talrijke registers), één essentialiteitscontrole voor de hele EU, één methode voor het uitvoeren van dergelijke controles en één gestroomlijnde en transparante procedure voor de vaststelling van Frand. SEP-houders en -toepassers worden niet steeds opnieuw met dezelfde kosten geconfronteerd in elke EU-lidstaat die ervoor heeft gekozen specifieke SEP-regels in te voeren.

Keuze van het instrument

EU-brede regels voor meer transparantie met betrekking tot SEP’s en Frand-voorwaarden hebben binnen de EU een harmoniserend effect, wat het werk van de nationale rechters en het toekomstig eengemaakt octrooigerecht vergemakkelijkt. Het instrument voor de uitvoering van dit initiatief moet een verordening zijn. Een verordening is rechtstreeks toepasselijk, waarbij onder meer een EU-agentschap de opdracht krijgt een register van SEP’s te beheren en voor een gemeenschappelijke procedure voor de vaststelling van Frand te zorgen die uniformiteit in de hele EU waarborgt en meer rechtszekerheid biedt. Deze resultaten kunnen niet worden bereikt met een richtlijn.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

1.

Niet van toepassing


Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft een reeks webinars gehouden 25 . De statistieken met betrekking tot de webinars kunnen als volgt worden samengevat: 16 uur inhoud; meer dan 60 sprekers; meer dan 450 interacties in de vorm van vraag en antwoord; meer dan 1 700 impressies over de evenementen; meer dan 800 personen in de groep SEP-Teams van de Commissie; en in totaal meer dan 1 000 respondenten in het kader van de enquêtes van de Commissie.

Het verzoek om input is op 14 februari 2022 gepubliceerd en er kon tot 9 mei 2022 op worden gereageerd. Er werden in die periode 97 antwoorden en 49 standpuntnota’s ingediend.

De openbare raadpleging vond plaats van 14 februari 2022 tot 9 mei 2022. Er werden in die periode 74 antwoorden ingediend.

Op 28 oktober 2022 is een gerichte enquête voor start-ups en kmo’s gepubliceerd, waaraan tot 20 november 2022 kon worden deelgenomen. Op verzoek van een aantal belanghebbenden is de enquête op 25 november 2022 zonder sluitingsdatum heropend om belanghebbenden in staat te stellen te reageren in het licht van de ontwikkelingen op het gebied van het internet der dingen (IoT). Eind 2022 had de Commissie 39 antwoorden ontvangen.

De besprekingen met vertegenwoordigers van de lidstaten vonden plaats binnen de groep deskundigen van de Commissie inzake IE-beleid en de betrokken werkgroepen van de Raad.

De standpunten van de belangrijkste belanghebbenden (bijvoorbeeld SEP-houders, toepassers, hun consultants en deskundigen en hun representatieve verenigingen) zijn grotendeels bekend. Daarom heeft de openbare raadpleging zeer specifieke SEP-gerelateerde kwesties aan de orde gesteld en zijn de standpunten over mogelijke concrete maatregelen ingewonnen.

Ongeveer de helft van alle respondenten vond dat het huidige kader voor de verlening van SEP-licenties een negatief effect op kmo’s en start-ups had, een derde vond dat het kader geen gevolgen had en ongeveer 5 % vond het effect van het kader positief.

Bijna driekwart van de respondenten zou een licentie aanvragen om geen inbreuk op een SEP te maken; 60 % zou dat doen om de productie en de kosten te kunnen plannen. De belangrijkste redenen om een SEP te hebben/in licentie geven zijn het waarborgen van een rendement op investeringen in O&O (70 % van de antwoorden), gevolgd door het gebruik van een SEP voor defensieve/onderhandelingsdoeleinden (60 %) en deelname aan het normalisatieproces in de toekomst (40 %).

Een gebrek aan transparantie over het Frand-royaltytarief en over het SEP-landschap (wie SEP’s bezit) en divergerende rechterlijke uitspraken werden door driekwart van alle respondenten – onder wie alle respondenten die tot de groep toepassers behoren – genoemd als de belangrijkste problemen. Voor de respondenten die tot de groep SEP-houders behoren, waren de belangrijkste problemen “hold-out” en “anti-suit injunctions”.

De respondenten vroegen om meer openbare informatie over SEP’s wat betreft “octrooi- en aanvraagnummer” (88 % van alle antwoorden), “relevante norm, versie, deel van de norm” (80 %), “contactgegevens van de SEP-houder” (80 %), “overdracht van eigendom” (77 %), “licentieverleningsprogramma’s” (76 %) en “Frand-standaardvoorwaarden” (72 %). Ongeveer 60 % van alle respondenten en 90 % van de toepassers steunde essentialiteitscontroles door onafhankelijke deskundigen. Slechts 24 % van de SEP-houders steunde een dergelijke oplossing. Een derde van alle respondenten was van mening dat essentialiteitscontroles geen rechtsgevolgen mogen hebben.

Ongeveer twee derde van alle respondenten en ongeveer 80 % van de toepassers was van mening dat een essentialiteitsbeoordeling zou kunnen helpen de blootstelling van een product aan een SEP te beoordelen en de onderhandelingspartners te bepalen, de onderhandelingen over de verlening van licenties vlotter zou kunnen doen verlopen en een te hoge prijsstelling zou kunnen voorkomen. Meer dan de helft van de SEP-houders was het niet eens met deze effecten, maar was het ermee eens dat controles een betrouwbaar overzicht kunnen bieden van het percentage essentiële octrooien van elke SEP-houder.

Ongeveer driekwart van de respondenten was het ermee eens dat billijke en redelijke voorwaarden afhankelijk kunnen zijn van de functionaliteiten van de norm die in een product wordt toegepast. Ongeveer 70 % was van mening dat deze voorwaarden onafhankelijk moeten zijn van het niveau van de licentieverlening.

70 % van alle respondenten en 100 % van de toepassers vond dat het belangrijk is het redelijke geaggregeerde royaltytarief voor een product te kennen. Slechts 20 % van de SEP-houders deelde dit standpunt.

Arbitrage (53 % van alle antwoorden) werd nuttiger geacht dan bemiddeling (35 %) voor de beoordeling van Frand, met name door SEP-houders en academici/overheden/niet-gouvernementele organisaties.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De effectbeoordeling was hoofdzakelijk – maar niet uitsluitend – gebaseerd op twee externe studies en de bijdrage van de SEP-deskundigengroep:

“Baron, J., Arque-Castells, P., Leonard, A., Pohlmann, T., Sergheraert, E., Empirical Assessment of Potential Challenges in SEP Licensing, European Commission, DG GROW, 2023”;

“Charles River Associates, Transparency, Predictability, and Efficiency of SSO-based Standardization and SEP Licensing, European Commission, DG GROW, 2016, https://ec.europa.eu/docsroom/documents/48794”;

“Group of Experts on Licensing and Valuation of Standard Essential Patents – Contribution to the Debate on SEPs” (2021).

De Commissie heeft veel studies uitgevoerd, waarvan de meest relevante de volgende zijn:

“European Commission, Joint Research Centre, Bekkers, R., Henkel, J., Tur, E. M., et al., Pilot study for essentiality assessment of standard essential patents, Publications Office of the European Union, 2020”;

“Landscape study of potentially essential patents disclosed to ETSI”, JRC study (2020);

“Licensing Terms of Standard Essential Patents: A Comprehensive Analysis of Cases”, JRC study (2017);

“Patents and Standards: A modern framework for IPR-based standardisation” (2014).

Daarnaast heeft de Commissie tal van documenten en standpuntnota’s van belanghebbenden, artikelen van deskundigen en studies in opdracht van andere instanties bestudeerd. De Commissie heeft initiatieven met betrekking tot SEP’s in landen buiten de EU geanalyseerd. Bij de voorbereiding van de effectbeoordeling en de ontwerpverordening heeft de Commissie overleg gepleegd met vooraanstaande deskundigen, rechters en academici. Ten slotte heeft de Commissie talrijke webinars en conferenties bijgewoond.

Effectbeoordeling

De Commissie heeft een effectbeoordeling uitgevoerd en deze in februari 2023 aan de Raad voor regelgevingstoetsing voorgelegd. Op 17 maart 2023 heeft ze een positief advies ontvangen (REF volgt nog). In de definitieve effectbeoordeling is rekening gehouden met de opmerkingen in dat advies.

In de effectbeoordeling heeft de Commissie de volgende problemen in overweging genomen: de hoge transactiekosten bij de verlening van licenties en de onzekerheid over de SEP-royalty’s. Enerzijds kunnen toepassers bij gebrek aan voldoende informatie hun blootstelling aan SEP’s niet lang genoeg op voorhand inschatten om rekening te houden met de kosten van de licentieverlening bij de planning van hun productactiviteiten. Anderzijds klagen SEP-houders over lange en dure onderhandelingen, met name met grote toepassers.

Meer specifiek hebben deze problemen de volgende oorzaken: Ten eerste is er slechts beperkte informatie over wie SEP’s bezit en het is niet zeker dat alle octrooien waarvoor licenties worden aangevraagd, werkelijk noodzakelijk (essentieel) zijn om een norm toe te passen. Ten tweede is er zeer weinig informatie over de vergoedingen voor SEP-licenties (Frand-royalty), zodat het voor toepassers met weinig of geen expertise of middelen onmogelijk is de redelijkheid van de door een SEP-houder gevraagde royalty te beoordelen. Ten slotte kunnen licentiegeschillen veel tijd en kosten vergen.

Het initiatief wil dan ook de onderhandelingen over de verlening van SEP-licenties vergemakkelijken en de transactiekosten voor SEP-houders en -toepassers verminderen door i) meer duidelijkheid te verschaffen over wie SEP’s bezit en welke SEP’s echt essentieel zijn; ii) meer duidelijkheid te verschaffen over Frand-royalty en andere voorwaarden, met inbegrip van voorlichting over de verlening van licenties in de waardeketen; en iii) de beslechting van SEP-geschillen te vergemakkelijken.

2.

De volgende opties werden in overweging genomen om deze doelstellingen te verwezenlijken (de beleidsopties zijn incrementeel gerangschikt: elke optie voegt nieuwe elementen aan de vorige optie toe):


Optie 1: Vrijwillige richtsnoeren. Deze optie houdt in dat niet-bindende richtsnoeren met betrekking tot de verlening van SEP-licenties worden opgesteld. Een kenniscentrum voor SEP’s in de schoot van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) zou kmo’s gratis advies over onderhandelingen over de verlening van licenties verstrekken (met inbegrip van opleidingen), toezicht houden op de SEP-markt, studies over de verlening van SEP-licenties uitvoeren en alternatieve methoden voor de beslechting van geschillen promoten.

Optie 2: Een SEP-register met essentialiteitscontroles. SEP-houders die hun SEP’s in ruil voor royalty in licentie willen geven en hun SEP’s in de EU willen handhaven, moeten de octrooien in het SEP-register registreren. Om de kwaliteit van het register te waarborgen, voert een onafhankelijke beoordelaar essentialiteitscontroles uit op basis van een door de Commissie op EU-niveau vast te stellen methode en een door het EUIPO beheerd systeem. Subopties zijn: i) alle geregistreerde octrooien worden gecontroleerd; of ii) een klein aantal door de SEP-houders voorgeselecteerde octrooien en een aselecte steekproef van door elke SEP-houder geregistreerde octrooien worden gecontroleerd.

Optie 3: Een SEP-register met essentialiteitscontroles en een bemiddelingsprocedure (vaststelling van Frand). Alvorens een rechtszaak te beginnen, moeten de partijen bij een geschil over de verlening van SEP-licenties een verplichte bemiddelingsprocedure doorlopen. Een onafhankelijke bemiddelaar helpt de partijen tot wederzijds aanvaardbare licentieverleningsvoorwaarden te komen. Als de partijen aan het eind van de procedure geen overeenstemming hebben bereikt, stelt de bemiddelaar een niet-bindend verslag op met aanbevelingen over het Frand-tarief (met een vertrouwelijk en een niet-vertrouwelijk deel).

Optie 4: Geaggregeerde royalty voor SEP. Er wordt voor procedures gezorgd om een geaggregeerde royalty (d.w.z. een totale maximumprijs) vast te stellen voor het gebruik van een norm vóór of kort na de publicatie ervan. Van SEP-houders wordt verwacht dat ze met een dergelijke royalty instemmen (eventueel met de hulp van een onafhankelijke facilitator van het kenniscentrum). Bovendien kunnen zowel de toepassers als de SEP-houders om een deskundig advies over de geaggregeerde royalty verzoeken, waarbij alle belanghebbenden hun standpunt kenbaar kunnen maken. Ten slotte kan tijdens de bemiddeling een geaggregeerde royalty worden vastgesteld, als de partijen daarom verzoeken. Deze geaggregeerde royalty is niet bindend en wordt in het SEP-register gepubliceerd.

Optie 5: SEP-clearinghouse. Er wordt voor een one-stop-shop voor toepassers gezorgd om SEP-licenties te verwerven door een geaggregeerde royalty bij het kenniscentrum te storten. SEP-houders moeten het centrum informeren hoe ze de geaggregeerde royalty onderling verdelen, anders kunnen ze geen royalty’s innen. Ze moeten ook licentieovereenkomsten sluiten met elke toepasser die een royalty stort. Royalty’s die binnen een jaar na de storting niet door de SEP-houders worden geïnd, worden aan de toepassers terugbetaald.

Optie 4 (vrijwillige richtsnoeren, SEP-register met essentialiteitscontroles, vaststelling van Frand en vaststelling van de geaggregeerde royalty voor SEP’s) is de voorkeursoptie. De optie vermindert de informatie-asymmetrie tussen een SEP-houder en een toepasser door de toepasser informatie te verstrekken over wie de betrokken SEP-houders zijn, hoeveel SEP’s zij in het register hebben geregistreerd, wat hun essentialiteitspercentage is (afgeleid uit een representatieve willekeurige steekproef van alle geregistreerde SEP’s) en wat de potentiële [of maximale] totale kosten van het gebruik van een genormaliseerde technologie (geaggregeerde royalty) zijn. Een verplichte bemiddeling die aan de inleiding van een rechtszaak voorafgaat, zal de kosten om SEP-geschillen te beslechten wellicht met 7/8 verminderen, aangezien de bemiddelaar beide partijen zal helpen een overeenkomst te bereiken. Een kenniscentrum zal kmo’s objectieve informatie, advies en ondersteuning verlenen met betrekking tot SEP’s en de verlening van SEP-licenties. De kosten en baten worden in de onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 1: Geschatte gemiddelde totale jaarlijkse kosten en baten van de voorkeursoptie per partij en locatie (in miljoen EUR).

EUniet-EUTotaal
SEP-toepassersKosten-0,77-0,77-1,5
Baten12,8913,0325,9
Netto12,1112,26*24,4
SEP-houdersKosten-8,13-46,04-54,2
Baten3,7921,5025,3
Netto-4,33-24,54-28,9
Subtotaal (netto-effect voor toepassers en SEP-houders)7,8-12,3-4,5
Baten voor het Europees of nationaal octrooibureau29,029,0
Totaal nettobaten36,8-12,324,5

* heeft betrekking op toepassers buiten de EU met dochterondernemingen in de EU

3.

Noot: De cijfers zijn afgerond, wat van invloed kan zijn op de totalen


Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit initiatief maakt geen deel uit van REFIT (vereenvoudiging van de regelgeving), aangezien er momenteel geen EU-regels inzake SEP’s zijn die kunnen worden vereenvoudigd of efficiënter kunnen worden gemaakt.

Grondrechten

Het voorstel moet het ondernemerschap van SEP-houders en -toepassers – en uiteindelijk ook van andere ondernemingen downstream – stimuleren (artikel 16 van het Handvest).

Het voorstel eerbiedigt de intellectuele-eigendomsrechten van octrooihouders (artikel 17, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de EU), hoewel het de mogelijkheid om een SEP te handhaven dat niet binnen de voorgeschreven termijnen is geregistreerd, beperkt en een bemiddelingsprocedure (vaststelling van Frand) verplicht maakt alvorens individuele SEP’s kunnen worden gehandhaafd. De uitoefening van intellectuele-eigendomsrechten kan op grond van het Handvest van de EU worden beperkt, mits het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen. Volgens vaste rechtspraak kunnen de grondrechten worden beperkt, mits die beperkingen beantwoorden aan door de EU nagestreefde doelstellingen van algemeen belang en – uit het oogpunt van het nagestreefde doel – geen onevenredige en onduldbare ingreep vormen waardoor de gewaarborgde rechten in hun kern worden aangetast 26 . In dat opzicht is het voorstel in het algemeen belang, aangezien het op het niveau van de Unie voorziet in uniforme, openbare en voorspelbare informatie en resultaten over SEP’s ten behoeve van SEP-houders, toepassers en eindgebruikers. Doel is technologie te verspreiden tot wederzijds voordeel van de SEP-houders en -toepassers. De regels met betrekking tot de vaststelling van Frand zijn bovendien in de tijd beperkt en bedoeld om de procedure te verbeteren en te stroomlijnen, maar ze zijn uiteindelijk niet bindend 27 .

De vaststelling van Frand is ook consistent met het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op toegang tot de rechter (artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie), aangezien de toepasser en de SEP-houder dat recht volledig behouden. Als het SEP niet is geregistreerd, is de uitsluiting van het recht op doeltreffende handhaving tijdelijk – dus beperkt –, noodzakelijk en in overeenstemming met de doelstellingen van algemeen belang. Het Hof van Justitie van de EU heeft bevestigd 28 dat een verplichte geschillenbeslechting als voorwaarde voor toegang tot een rechter verenigbaar wordt geacht met het beginsel van daadwerkelijke rechterlijke bescherming. Bij de vaststelling van Frand gelden de in de arresten van het Hof van Justitie van de EU uiteengezette voorwaarden voor verplichte geschillenbeslechting, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de verlening van SEP-licenties.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de Europese Unie. Het SEP-stelsel dat met het initiatief wordt ingevoerd, zal volledig zelffinancierend zijn dankzij de vergoedingen die de gebruikers van de diensten van het EUIPO-kenniscentrum betalen. Het EUIPO zal de opstartkosten (met inbegrip van IT-kosten) voor het kenniscentrum, het SEP-register en andere diensten financieren. Verwacht wordt dat het EUIPO deze opstartkosten met vergoedingen zal recupereren wanneer het stelsel volledig operationeel is.

Het EUIPO schat dat de opstartkosten voor het kenniscentrum en het register – met inbegrip van de IT-infrastructuur – ongeveer 2,4 miljoen EUR zullen bedragen en dat de werkzaamheden tot 12 vte’s zullen vergen. De exploitatiekosten van het EUIPO voor het nieuwe stelsel zullen ongeveer 2 miljoen EUR per jaar bedragen (de kosten voor de diensten van externe deskundigen – bijvoorbeeld essentialiteitsdeskundigen of bemiddelaars – niet meegerekend). De kosten zullen in het eerste jaar/de eerste jaren hoger zijn aangezien dan naar verwachting 72 000 octrooifamilies zullen worden geregistreerd en essentialiteitscontroles voor naar schatting 14 500 SEP’s zullen worden uitgevoerd (wellicht het piekaantal registraties en essentialiteitscontroles). In de daaropvolgende jaren zal het aantal registraties en essentialiteitscontroles naar verwachting dalen tot 10 % van het piekaantal. Tijdens de operationele periode zal het kenniscentrum gemiddeld ongeveer 30 vte’s nodig hebben in het piekjaar/de piekjaren en ongeveer 10 vte’s in de daaropvolgende jaren. De financiële en budgettaire gevolgen van dit voorstel worden nader toegelicht in het bij dit voorstel gevoegd financieel memorandum. Een gedetailleerde kostenberekening is te vinden in bijlage 7.1 bij de effectbeoordeling.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal de door het kenniscentrum (het EUIPO) verzamelde gegevens gebruiken om toe te zien op de uitvoering van dit voorstel en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Bij de controleactiviteiten wordt rekening gehouden met de benodigde uitvoeringsperiode (onder meer de benodigde tijd om de noodzakelijke nieuwe uitvoeringswetgeving vast te stellen op basis van de uitvoeringsbevoegdheden die aan de Commissie moeten worden verleend) en met de benodigde tijd om de marktdeelnemers is staat te stellen zich aan de nieuwe situatie aan te passen. De in punt 9 van de effectbeoordeling bedoelde reeks relevante indicatoren zal in aanmerking worden genomen om de veranderingen te evalueren.

Een eerste evaluatie is gepland acht jaar na de inwerkingtreding van de verordening (waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de verordening 24 maanden na de inwerkingtreding van toepassing wordt). De uitvoeringshandelingen moeten worden vastgesteld en de organisatie van het kenniscentrum moet tijdens die periode op punt worden gesteld. De volgende evaluaties zullen om de vijf jaar worden uitgevoerd.

Artikelsgewijze toelichting

In titel I worden het onderwerp en het toepassingsgebied van het voorstel beschreven.

Het voorstel voorziet in meer transparantie met betrekking tot de informatie die voor de verlening van SEP-licenties nodig is; de registratie van SEP’s; een procedure om de essentialiteit van geregistreerde SEP’s te evalueren; en een procedure om Frand-voorwaarden voor een SEP-licentie vast te stellen.

Dit voorstel is van toepassing op SEP’s die in een of meer lidstaten van kracht zijn. Het betreft normen die zijn gepubliceerd door een organisatie voor de ontwikkeling van normen (standard development organisation, SDO), die SEP-houders oproept zich ertoe te verbinden licenties onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden (Frand) te verlenen. Het is niet van toepassing op SEP’s waarop het beleid inzake royaltyvrije intellectuele eigendom van de SDO die de norm heeft gepubliceerd, van toepassing is. Het voorstel is niet van toepassing op vorderingen wegens ongeldigheid van en inbreuk op SEP’s die geen verband houden met het toepassingsgebied van deze verordening.

Titel II van het voorstel voorziet in de oprichting van een kenniscentrum binnen het EUIPO om databanken, een register en de procedures voor essentialiteitscontroles van SEP’s en de vaststelling van Frand te beheren. Het kenniscentrum zal ook zorgen voor opleiding, ondersteuning en algemeen advies over SEP’s ten behoeve van kmo’s en voorlichting over de verlening van SEP-licenties geven.

Titel III bevat bepalingen over de procedure voor de kennisgeving van normen en geaggregeerde royalty, de registratie van SEP’s en deskundig advies over geaggregeerde royalty. Titel III bevat ook bepalingen over de informatie en de gegevens die het kenniscentrum in het register en de databanken opneemt. Voor de registratie moet een vergoeding worden betaald.

De SEP-registratieprocedure wordt geactiveerd wanneer bijdragers of toepassers het kenniscentrum in kennis stellen van een norm en/of geaggregeerde tarieven voor een norm en specifieke toepassingen van de norm. Het kenniscentrum publiceert een bericht waarin SEP-houders worden verzocht zich te registreren. SEP-houders hebben zes maanden de tijd om zich te registreren. Om ervoor te zorgen dat SEP-houders zich tijdig registreren, kunnen ze hun SEP’s niet handhaven als ze zich niet geregistreerd hebben. Een SEP-houder die zich binnen zes maanden niet heeft geregistreerd, kan ook geen royalty’s en schadevergoedingen eisen. Doel is niet alleen registratie aan te moedigen, maar ook voor rechtszekerheid voor de toepassers te zorgen.

De regels houden rekening met het feit dat bepaalde SEP’s na de periode van zes maanden door een octrooibureau kunnen worden verleend en dat bepaalde toepassingen van een norm mogelijk niet bekend zijn op het moment van publicatie van de norm. Een SEP kan alleen uit het register worden geschrapt wanneer het SEP is verstreken, ongeldig is verklaard of niet essentieel is bevonden. De registratie kan worden gewijzigd en moet door de SEP-houder worden geüpdatet. Elke belanghebbende kan melden dat een registratie onjuist of onvolledig is en gewijzigd moet worden.

Bijdragers of toepassers kunnen om een deskundig advies over de geaggregeerde royalty verzoeken, mits ze daarvoor een vergoeding betalen. Het kenniscentrum stelt dan een panel van drie bemiddelaars aan om een deskundig advies uit te brengen. Elke belanghebbende kan aan de procedure deelnemen en zijn/haar standpunt kenbaar maken, mits hij/zij de reden van zijn belangstelling heeft toegelicht. In het deskundig advies moet ook rekening worden gehouden met de mogelijke gevolgen voor de waardeketen in kwestie. Het deskundig advies is niet bindend, maar biedt de sector enig houvast bij onderhandelingen over de verlening van SEP-licenties.

Naast de gegevens die door de SEP-houders in het register en/of de databanken over individuele SEP’s, openbare regelingen voor de verlening van licenties en contactgegevens worden verstrekt, moet het kenniscentrum gegevens verzamelen over jurisprudentie wereldwijd, regels van derde landen en openbare informatie over Frand-voorwaarden. Het moet ook statistieken opstellen en studies laten uitvoeren. Doel is te beschikken over één centraal contactpunt voor alles wat een belanghebbende moet weten over SEP’s en de verlening van SEP-licenties. De meeste informatie is gratis beschikbaar voor het publiek. Bepaalde specifieke gedetailleerde informatie, bijvoorbeeld over specifieke SEP’s of verslagen over de vaststelling van Frand, is alleen beschikbaar na registratie en tegen betaling van een vergoeding. Kleine en middelgrote ondernemingen betalen lagere vergoedingen.

Tite IV van het voorstel bevat regels voor de selectie van beoordelaars en bemiddelaars voor de uitvoering van de taken die hun in het kader van de in het voorstel beschreven procedures zijn toevertrouwd. De beoordelaars of bemiddelaars moeten niet alleen over de vereiste technische bekwaamheid beschikken, maar ook aantonen dat ze onafhankelijk en onpartijdig zijn. Het kenniscentrum moet een lijst opstellen van geschikte kandidaten. Het kenniscentrum moet de lijsten regelmatig controleren om ervoor te zorgen dat de lijsten voldoende gekwalificeerde kandidaten bevatten.

Titel V van het voorstel heeft betrekking op essentialiteitscontroles van SEP’s. Het is een zeer moeilijke technische taak om te bepalen of een octrooi essentieel is voor een norm. Ondanks de inspanningen van de SEP-houders kunnen er geregistreerde SEP’s zijn die niet essentieel zijn voor de norm waarvoor ze zijn geregistreerd. Essentialiteitscontroles zijn dus van groot belang om de kwaliteit van het register te waarborgen en mogelijk misbruik als gevolg van te weinig controles van de geregistreerde gegevens te voorkomen. Essentialiteitscontroles zijn ook belangrijk voor SEP-houders of -toepassers die sommige van hun SEP’s aan een dergelijke controle willen onderwerpen om de essentialiteit of niet-essentialiteit tijdens onderhandelingen aan te tonen. Voor de essentialiteitscontroles wordt een vergoeding betaald door de SEP-houders van wie de SEP’s worden gecontroleerd, en door de toepassers die om dergelijke controles verzoeken. Het ontbreken van een essentialiteitscontrole mag geen beletsel vormen voor onderhandelingen over de verlening van licenties of gerechtelijke of administratieve procedures met betrekking tot dergelijke SEP’s.

Geclaimde SEP’s die in het SEP-register zijn opgenomen, worden aan essentialiteitscontroles onderworpen door beoordelaars die deskundig zijn op het betreffende technische gebied en van wie de onafhankelijkheid buiten kijf staat. Deze controles worden jaarlijks verricht op basis van steekproeven en er wordt slechts één essentialiteitscontrole per octrooifamilie uitgevoerd. De controles worden uitgevoerd op basis van een methode die een eerlijke en statistisch geldige selectie garandeert die voldoende nauwkeurige resultaten kan opleveren over welk percentage van de geregistreerde SEP’s van elke SEP-houder werkelijk essentieel is.

Indien de beoordelaar tijdens de controle redenen heeft om aan te nemen dat het geclaimde SEP mogelijk niet essentieel is voor de norm, moet hij of zij de SEP-houder via het kenniscentrum van die redenen in kennis stellen en de SEP-houder de tijd geven om zijn/heer opmerkingen in te dienen. Pas nadat de beoordelaar de opmerkingen heeft geanalyseerd, brengt hij/zij een definitief met redenen omkleed advies uit. De SEP-houder kan om een collegiale toetsing verzoeken voordat de beoordelaar een negatief advies uitbrengt. De resultaten van de collegiale toetsing moeten dienen om de essentialiteitscontroles te verbeteren en voor consistentie te zorgen.

Titel VI van het voorstel bevat bepalingen voor de vaststelling van Frand-voorwaarden. De vaststelling van Frand moet door de SEP-houder of -toepasser worden geïnitieerd voordat een gerechtelijke procedure in de EU wordt ingeleid. Een vaststelling van Frand kan ook door een van de partijen worden geïnitieerd om geschillen met betrekking tot Frand-voorwaarden vrijwillig te beslechten.

Als de reagerende partij niet op het verzoek ingaat, beëindigt het kenniscentrum de procedure of zet het – op vraag van de verzoekende partij – de vaststelling van Frand voort. Dit kan noodzakelijk zijn om vast te stellen of een aanbod Frand is of om het bedrag van de zekerheid te bepalen.

Als beide partijen aan de procedure deelnemen of als de procedure met slechts één partij wordt voortgezet, wordt een bemiddelaar aangewezen. De partijen/de partij wordt verzocht opmerkingen en voorstellen in te dienen. Ze kunnen zich er ook toe verbinden het resultaat van de vaststelling van Frand na te leven. De bemiddelaar staat de partijen op onafhankelijke en onpartijdige wijze bij in hun streven een Frand-tarief vast te stellen. De bemiddelaar krijgt de bevoegdheid om proactief informatie te verzamelen, alle beschikbare informatie in het register en de databanken te raadplegen (met inbegrip van de vertrouwelijke verslagen van andere vaststellingen van Frand) en zo nodig deskundigen te horen. De bemiddelaar doet een voorstel/voorstellen aan de partijen. De procedure mag niet langer dan negen maanden duren. Als de partijen aan het einde van de procedure nog geen schikking hebben getroffen, doet de bemiddelaar een definitief voorstel, dat de partijen al dan niet kunnen aanvaarden.

Als de partijen een schikking treffen, beëindigt de bemiddelaar de procedure zonder een verslag uit te brengen. Als de partijen aan het einde van de procedure niet tot een schikking komen, beëindigt de bemiddelaar de procedure en brengt hij/zij een verslag uit over de vaststelling van Frand-voorwaarden. Het niet-vertrouwelijke deel van dat verslag bevat hun laatste voorstel en de methode die de bemiddelaar voor de vaststelling heeft toegepast. Het kan in het register/de databank(en) worden geraadpleegd.

Als een partij de vaststelling van Frand belemmert of in andere jurisdicties naar een oplossing zoekt, kan de bemiddelaar de andere partij voorstellen de procedure te beëindigen of voort te zetten. De nalevende partij beslist op basis van haar behoeften welke verdere stappen ze wil nemen.

Titel VII van het voorstel bevat bepalingen over de behandeling van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, waarbij rekening wordt gehouden met hun specifieke behoeften. Het kenniscentrum biedt micro-, kleine en middelgrote ondernemingen gratis opleiding en ondersteuning met betrekking tot zaken die met SEP’s verband houden. De kosten zijn voor rekening van het EUIPO. Bij onderhandelingen met micro-, kleine en middelgrote ondernemingen over een SEP-licentie moeten SEP-houders overwegen hun gunstigere Frand-voorwaarden te bieden.

Titel VIII van het voorstel bevat regels met betrekking tot de vergoedingen en kosten voor de diensten van het kenniscentrum. Die vergoedingen moeten redelijk zijn en overeenkomen met de kosten voor de verleende diensten. De Commissie zal uitvoeringshandelingen vaststellen om de administratieve vergoedingen, de vergoedingen voor deskundige adviezen over geaggregeerde royalty, de vergoedingen voor beoordelaars en bemiddelaars, de in rekening te brengen bedragen en de betalingsmethode te bepalen. Bij de vergoedingen moet rekening worden gehouden met de behoeften van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

Titel IX van het voorstel bevat de slotbepalingen. De voorgestelde verordening is van toepassing op normen die na de datum van toepassing van de verordening zijn gepubliceerd. Het kan ook nodig zijn het toepassingsgebied te verruimen tot bepaalde belangrijke normen (bijvoorbeeld 4G voor veel IoT-toepassingen) waarvoor de verlening van SEP-licenties inefficiënt is. Dergelijke normen worden in een gedelegeerde handeling vastgesteld en kunnen bijgevolg binnen een beperkte termijn na de datum van toepassing aan het kenniscentrum worden meegedeeld om de registratieprocedure op te starten. Deze titel gaat ook over de bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen en over de evaluatieprocedure. Ten slotte bevat de titel bepalingen tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1001.