Toelichting bij COM(2023)415 - Productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2016/2031 en (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 1999/105/EG (verordening betreffende bosbouwkundig teeltmateriaal)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Richtlijn 1999/105/EG van de Raad bevat voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (hierna “de richtlijn bosbouwkundig teeltmateriaal” genoemd). Die richtlijn regelt bosbouwkundig teeltmateriaal, dat belangrijk is voor bosbouwdoeleinden.

In de jaren na de vaststelling van de richtlijn hebben zich een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan, met name:

–de goedkeuring van de Europese Green Deal 1 , die de Europese klimaatwet 2 , de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering 3 , de nieuwe EU-bosstrategie voor 2030 4 en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 5 omvat, en

–de actualisering van de voorschriften van de regeling van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal in de internationale handel 6 (“de OESO-regeling voor bosbouwkundig zaaizaad en plantgoed”)

In het licht van deze ontwikkelingen, de nieuwe beleidsprioriteiten van de EU op het gebied van duurzaamheid, aanpassing aan de klimaatverandering en biodiversiteit, alsook de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van Richtlijn 1999/105/EG, is het passend dit deel van de EU-wetgeving betreffende de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal te herzien.

Bosbouwkundig teeltmateriaal verwijst naar zaden, plantendelen en planten en wordt gebruikt voor de aanleg van nieuwe bossen (“bebossing”), het opnieuw aanplanten van bomen (“herbebossing”) en andere soorten boomaanplanting voor verschillende doeleinden: i) productie van hout en biomaterialen, ii) behoud van biodiversiteit, iii) herstel van bosecosystemen, iv) aanpassing aan de klimaatverandering, v) klimaatmitigatie en vi) instandhouding en duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw.

Zaad van landbouwgewassen wordt geproduceerd, gecertificeerd en geoogst in cycli van één jaar, maar in het geval van bosbouwkundig teeltmateriaal kan het 50-100 jaar duren voordat zaden en bosplanten van uitgangsmateriaal kunnen worden geoogst. Vanwege deze lange productiecycli is het van essentieel belang om kwalitatief hoogwaardig bosbouwkundig teeltmateriaal te produceren en te zorgen voor de traceerbaarheid tot i) de oorspronkelijke ouderbomen waarvan dat bosbouwkundig teeltmateriaal is geoogst en ii) de klimatologische en ecologische omstandigheden waaronder deze ouderbomen zijn geteeld. Het proces dat leidt tot de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal wordt hieronder beschreven.

Bosbouwkundig teeltmateriaal wordt gekapt van ouderbomen (het uitgangsmateriaal). Dat uitgangsmateriaal is geselecteerd op basis van een aantal superieure kenmerken (bv. morfologische kenmerken, houtkwaliteit, gezondheid en resistentie) met het oog op het doeleinde waarvoor het bosbouwkundig teeltmateriaal zal worden gebruikt. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten voeren een officiële inspectie uit om dat uitgangsmateriaal goed te keuren. Het uitgangsmateriaal wordt geregistreerd in een nationaal register met een uniek registratienummer en met een zogenaamde goedgekeurde eenheid die het gebied afbakent waar het bosbouwkundig teeltmateriaal vervolgens kan worden geoogst. Bij het oogsten van bosbouwkundig teeltmateriaal wordt een basiscertificaat afgegeven. Het basiscertificaat dient om te waarborgen dat het bosbouwkundig teeltmateriaal kan worden herleid tot de locatie van het uitgangsmateriaal waarvan het is geoogst. Bosbouwkundig teeltmateriaal moet aan een aantal kwaliteitseisen voldoen om te kunnen worden gecertificeerd. In het geval van zaden hebben deze kwaliteitseisen betrekking op de zuiverheid van het zaad en het aantal levensvatbare zaden dat kan kiemen (het kiempercentage). Het officiële etiket wordt afgegeven na een officiële inspectie door de bevoegde autoriteiten waarbij wordt bevestigd dat het bosbouwkundig teeltmateriaal voldoet aan de kwaliteitseisen die voor de betrokken categorie van bosbouwkundig teeltmateriaal zijn vastgesteld.

De productie van bosbouwkundig teeltmateriaal in de verschillende lidstaten wordt afgestemd op de specifieke behoeften. In sommige lidstaten is de hout- en pulpindustrie de belangrijkste economische activiteit en is daarom de houtproductie de belangrijkste tak van het beleid inzake bosbouwkundig teeltmateriaal. In die lidstaten zal de kwaliteit van het hout het belangrijkste selectiecriterium zijn bij de selectie van de “ouderbomen” (het uitgangsmateriaal) waaruit bosbouwkundig teeltmateriaal zal worden geoogst.

In andere lidstaten wordt bosbouwkundig teeltmateriaal geproduceerd voor verschillende doeleinden en om multifunctionele ecosystemen tot stand te brengen. Bepaalde delen van de bossen zijn toegankelijk voor mensen en dieren en vervullen sociale en culturele functies, terwijl andere delen van de bossen worden beschermd door hekken om het behoud van de biodiversiteit en de instandhouding van genetische hulpbronnen van bossen te beschermen. In dit geval zal een breed scala aan “ouderbomen” met verschillende kenmerken worden geselecteerd (bomen van verschillende omvang en met verschillende grootte van de takken) om een hoge mate van variatie van ouderbomen te verkrijgen en een hoog niveau van genetische diversiteit te waarborgen. Voor de aanpassing aan de klimaatverandering is het ook van groot belang om te komen tot een hoog niveau van genetische diversiteit van het bosbouwkundig teeltmateriaal dat van die ouderbomen zal worden geoogst, omdat bosbouwkundig teeltmateriaal zou kunnen worden geplant in gebieden die daarvoor klimatologisch geschikt zijn of dat in de toekomst zouden kunnen worden. Dit is wat onder geschiktheid van bosbouwkundig teeltmateriaal voor de huidige en verwachte toekomstige klimatologische omstandigheden wordt verstaan.

In de huidige wetgeving wordt bosbouwkundig teeltmateriaal gedefinieerd in verband met het belang ervan voor bosbouwdoeleinden in de gehele Unie of een deel daarvan, maar wordt niet duidelijk gedefinieerd welke bosbouwdoeleinden binnen het toepassingsgebied van de wetgeving vallen. Dit gebrek aan duidelijkheid heeft in bepaalde gevallen geleid tot de aanplanting van bosbouwkundig teeltmateriaal van lage kwaliteit. De aangeplante bomen kunnen aanvankelijk goed groeien, maar produceren 10 tot 20 jaar na de aanplant geen zaad meer. Dit kan op lange termijn leiden tot economische verliezen voor de hout- en pulpindustrie. In het minst gunstige scenario kan dit leiden tot de ineenstorting van bosecosystemen, omdat bossen kwetsbaarder zijn voor droogte, plagen en andere verstoringen. Daarom moet het toepassingsgebied van de EU-wetgeving worden verduidelijkt door in de voorgestelde verordening de doeleinden te vermelden waarvoor het belangrijk is om bosbouwkundig teeltmateriaal van hoge kwaliteit te gebruiken.

Bossen leveren de grondstoffen (hout en andere producten dan hout, zoals voedsel en medische planten) voor de groei van waardeketens in de bio-economie die fossiele of anderszins schadelijke producten vervangen. Door de productie van hout en biomaterialen ondersteunt de voorgestelde verordening de uitgebreide houtwaardeketens, die momenteel goed zijn voor 4,5 miljoen banen in de EU 7 .

Zoals reeds vermeld, moet er bovendien voor worden gezorgd dat de lidstaten bosbouwkundig teeltmateriaal kunnen produceren voor de doeleinden die op hun grondgebied relevant zijn. De lidstaten moeten dus kunnen beslissen welke selectiecriteria van toepassing zullen zijn op het uitgangsmateriaal met het oog op het doeleinde van dat bosbouwkundig teeltmateriaal. Bovendien draagt de aanplant van bosbouwkundig teeltmateriaal van hoge kwaliteit in gebieden met gunstige klimatologische en ecologische omstandigheden bij tot de verwezenlijking van het beoogde doeleinde van dat bosbouwkundig teeltmateriaal.

Bosbouwkundig teeltmateriaal kan bijvoorbeeld worden geoogst uit uitgangsmateriaal dat is beoordeeld en goedgekeurd met het oog op de productie van hout. Indien dergelijk bosbouwkundig teeltmateriaal onder gunstige omstandigheden wordt geplant, zal het een grotere hoeveelheid hout produceren dan de gemiddelde houtproductie van bosbouwkundig teeltmateriaal dat niet onder gunstige omstandigheden wordt geplant. Evenzo kan bosbouwkundig teeltmateriaal worden geoogst uit uitgangsmateriaal dat is geselecteerd en beoordeeld met het oog op de aanpassing ervan aan de lokale en regionale klimatologische en ecologische omstandigheden met betrekking tot de biotische en abiotische factoren in dat gebied. Dergelijk bosbouwkundig teeltmateriaal dat onder gunstige omstandigheden wordt aangeplant met het oog op aanpassing aan de klimaatverandering, zal ertoe bijdragen dat bossen bestand zijn tegen extreme weersomstandigheden en zich aanpassen aan veranderende klimaatomstandigheden. Bosgrond is veruit de grootste bijdrager aan de koolstofput in de EU en zal een essentiële rol spelen bij de verwezenlijking van de ambitieuze doelstelling van de EU om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn.

De voorgestelde verordening vervangt Richtlijn 1999/105/EG, verduidelijkt het toepassingsgebied en actualiseert de bepalingen ervan.

De verordening heeft de volgende hoofddoelstellingen:

a) voor exploitanten in de hele EU een gelijk speelveld verzekeren;

b) innovatie en het concurrentievermogen van de industrie voor bosbouwkundig teeltmateriaal van de EU ondersteunen;

c) bijdragen tot het aanpakken van uitdagingen op het gebied van duurzaamheid, biodiversiteit en klimaat.

De verordening heeft de volgende specifieke doelstellingen:

a) de duidelijkheid en samenhang van het rechtskader vergroten door middel van vereenvoudigde, duidelijkere en geharmoniseerde basisregels inzake fundamentele beginselen, die in een moderne rechtsvorm worden gepresenteerd;

b) de toepassing van nieuwe wetenschappelijke en technische ontwikkelingen mogelijk maken (met name innovatieve productieprocessen, biomoleculaire technieken en digitale oplossingen);

c) zorgen voor de beschikbaarheid van bosbouwkundig teeltmateriaal dat geschikt is voor toekomstige uitdagingen;

d) de instandhouding en het duurzame gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw ondersteunen;

e) het kader voor officiële controles van bosbouwkundig teeltmateriaal harmoniseren;

f) de samenhang van de wetgeving inzake bosbouwkundig teeltmateriaal met de fytosanitaire wetgeving verbeteren.

De voorgestelde verordening valt onder het programma voor gezonde regelgeving (Refit).

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde verordening houdt verband met het EU-beleid inzake plantgezondheid (Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad 8 ) en officiële controles (Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad 9 ).

De voorschriften van Verordening (EU) 2016/2031 betreffende plaagorganismen zullen ook van toepassing zijn op de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal. Het officiële etiket voor bosbouwkundig teeltmateriaal wordt gecombineerd met het plantenpaspoort dat bij die verordening is vastgesteld.

De voorschriften inzake bosbouwkundig teeltmateriaal zullen worden opgenomen in het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2017/625 betreffende officiële controles. Dit zal zorgen voor samenhang met de andere EU-handelingen betreffende de productie en het in de handel brengen van planten (Verordening (EU) 2016/2031 en de voorgestelde verordening betreffende de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal), die ook deel uitmaken van de wettelijke regeling van de EU inzake officiële controles.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

In het bosbouwbeleid van de Unie is de centrale en multifunctionele rol van bossen en bosecosystemen van groot belang en wordt erkend dat bossen onder toenemende druk staan als gevolg van extreme weersomstandigheden, plagen en ziekten als gevolg van de klimaatverandering. De toenemende frequentie en intensiteit van verstoringen, bijvoorbeeld door schorskeverplagen, leidt tot broeikasgasemissies, biodiversiteitsverlies en economisch verlies. Zij kunnen ook leiden tot een abrupte toename van reddingskap, met directe gevolgen voor de markt in de verschillende landen.

Het voorstel maakt deel uit van het algemene beleid van de Europese Green Deal en daarmee samenhangende strategieën: de Europese klimaatwet, de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, de nieuwe EU-bosstrategie voor 2030 en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030.

De voorgestelde verordening zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese klimaatwet en de aanpassingsstrategie van de EU door het aanplanten van de juiste boom op de juiste plaats te vergemakkelijken. Dit zal aanzienlijke voordelen opleveren voor bosbouwers, de bosgerelateerde bio-economie en de samenleving als geheel.

De vereiste voor de lidstaten om een noodplan op te stellen en bij te werken zal zorgen voor een toereikende voorziening van bosbouwkundig teeltmateriaal, ten behoeve van de herbebossing van gebieden die zijn getroffen door extreme weersomstandigheden, bosbranden, uitbraken van ziekten en plagen, rampen of andere gebeurtenissen. Het beleid inzake noodplannen weerspiegelt de algemene paraatheidsacties die de lidstaten in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming moeten nemen, met inbegrip van de uitvoering van nationale risicobeoordelingen 10 .

De voorgestelde verordening heeft tot doel bij te dragen tot de doelstellingen van de nieuwe EU-bosstrategie voor de aanpassing van bossen aan de klimaatverandering en het herstel van bossen die worden getroffen door klimaatgerelateerde schade, door maatregelen in te voeren ter bevordering van de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal dat geschikt is voor toekomstige klimaatomstandigheden. Door de opstelling van nationale noodplannen en de aanplant van de juiste boom op de juiste plaats, helpt deze verordening ervoor te zorgen dat ook toekomstige generaties kunnen profiteren van de sociale en culturele functies van bossen.

De voorgestelde verordening zal bijdragen tot de instandhouding van genetische hulpbronnen in de bosbouw en de biodiversiteit verbeteren, door het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal dat is bestemd voor de instandhouding en het duurzame gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw, te vergemakkelijken.

Tot slot creëert de voorgestelde verordening het kader voor de invoering van digitale technologieën, om alle certificeringsactiviteiten in een onlineplatform te registreren overeenkomstig de doelstellingen van de Europese digitale strategie 11 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel voert regels in die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na te streven in de sector van de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal in de Unie.

In dit verband zijn de volgende twee rechtsgrondslagen gekozen:

–artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de rechtsgrondslag vormt voor de vaststelling van de bepalingen die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na te streven.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, punt d), VWEU is de gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten van toepassing op het gebied van landbouw en visserij, met uitsluiting van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee.

Sinds de vaststelling van Richtlijn 1999/105/EG zijn alle gebieden van het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal in hoge mate op EU-niveau gereguleerd. Dit heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandbrenging van een interne markt voor bosbouwkundig teeltmateriaal. Bij de effectbeoordelingen die in 2013 en 2023 zijn uitgevoerd, werd bevestigd dat de geldende EU-regels inzake het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal in het algemeen een positief effect hebben gehad op het vrije verkeer, de beschikbaarheid en de kwaliteit van bosbouwkundig teeltmateriaal op de EU-markt en aldus de handel binnen de Unie hebben vergemakkelijkt. Een meer geharmoniseerde aanpak met betrekking tot de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal kan vanwege de complexiteit en het internationale karakter niet voldoende op het niveau van de lidstaten worden verwezenlijkt. Het antwoord op de grensoverschrijdende uitdagingen op het gebied van klimaatverandering, biodiversiteit en duurzaamheid zou beter op EU-niveau kunnen worden vormgegeven. De EU kan derhalve, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen met betrekking tot de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal van hoge kwaliteit dat geschikt is voor de klimatologische en ecologische omstandigheden.

Evenredigheid

Zoals besproken in punt 7.4 van de effectbeoordeling bij dit voorstel, zijn de voorgestelde maatregelen beperkt tot acties die op EU-niveau moeten worden ondernomen om doeltreffend en efficiënt te zijn. Om aan deze behoeften te voldoen, zal Richtlijn 1999/105/EG worden vervangen door een verordening betreffende bosbouwkundig teeltmateriaal. Dit instrument wordt het meest geschikt geacht, aangezien een essentieel onderdeel van het voorstel de vaststelling van meer geharmoniseerde maatregelen voor de lidstaten is.

Uniforme voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal zijn de enige manier om i) te zorgen voor bosbouwkundig teeltmateriaal dat een hoog kwaliteitsniveau voor de gebruikers heeft, een goede werking van de interne markt en een gelijk speelveld voor de exploitanten, ii) te zorgen voor duurzame bebossing en herbebossing, het behoud van de biodiversiteit en het herstel van bosecosystemen, en iii) de productie van hout en biomaterialen, de aanpassing aan de klimaatverandering, de mitigatie van de klimaatverandering en het behoud en het duurzame gebruik van genetische hulpbronnen van bossen te ondersteunen. Om de technische voorschriften aan te passen aan de klimatologische en ecologische omstandigheden kunnen de lidstaten onder bepaalde voorwaarden strengere nationale voorschriften vaststellen. Bovendien worden voor de registratie van uitgangsmateriaal en de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal flexibiliteit en harmonisatie in evenwicht gebracht door de lidstaten de flexibiliteit te bieden om die regels toe te passen op een manier die is aangepast aan hun plaatselijke klimatologische en ecologische omstandigheden. De wetgeving bevat ook maatregelen om de duurzaamheid te versterken en tegemoet te komen aan de vraag naar aanpassing aan de klimaatverandering.

Keuze van instrument

Het voorstel heeft de vorm van een verordening van het Europees Parlement en de Raad. Andere instrumenten zouden ongeschikt zijn omdat de doelstellingen op de meest efficiënte wijze kunnen worden verwezenlijkt door voorschriften die in de hele Unie volledig zijn geharmoniseerd, zodat het vrije verkeer van bosbouwkundig teeltmateriaal gewaarborgd is.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2019 heeft de Raad 12 de Commissie verzocht om een studie over de opties van de Unie om de bestaande wetgeving inzake de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal te actualiseren 13 . Die studie werd ondersteund door een extern gegevensverzamelingsonderzoek 14 . In de studie werden vijf belangrijke problemen met de bestaande wetgeving vastgesteld.

De problemen betroffen:

1) de niet-geharmoniseerde uitvoering van de wetgeving die leidt tot een ongelijk speelveld voor exploitanten;

2) de complexe en starre procedures, waardoor een omslachtig besluitvormingsproces ontstaat;

3) het rigide rechtskader dat problemen oplevert bij het aanpakken van beleidskwesties die zijn vastgesteld in de Europese Green Deal en de bijbehorende strategieën;

4) het ontbreken van een geharmoniseerd en risicogebaseerd kader voor officiële controles, waardoor een ongelijk speelveld voor officiële controles ontstaat;

5) het ontbreken van bepalingen in het rechtskader om rekening te houden met de wetenschappelijke en technologische vooruitgang.

Het verzoek van de Raad van 2019 bevatte een herzieningsclausule die de Commissie een mandaat gaf om een wetgevingsvoorstel in te dienen, waar dat in het licht van de resultaten van bovengenoemde studie nodig werd geacht.

Raadpleging van belanghebbenden

De effectbeoordeling bij de verordening betreffende bosbouwkundig teeltmateriaal omvatte een breed scala aan raadplegingen die betrekking hadden op alle soorten belanghebbenden, waaronder een aanvangseffectbeoordeling, een openbare raadpleging, werkgroepen met bevoegde autoriteiten en belanghebbenden en bilaterale bijeenkomsten met organisaties van belanghebbenden.

●Er waren 66 reacties uit 16 landen op de raadpleging over de aanvangseffectbeoordeling en 2449 reacties uit 29 landen op de openbare raadpleging.

●Negenendertig respondenten van de aanvangseffectbeoordeling en 181 respondenten van de openbare raadpleging dienden een standpuntnota in.

●Er zijn gerichte raadplegingen gehouden om meer gespecialiseerde feedback van bevoegde autoriteiten en kmo’s te verzamelen, die hebben geresulteerd in respectievelijk 25 en 251 reacties.

●Een gerichte enquête die werd uitgevoerd door een externe consultant die de effectbeoordeling van de Commissie ondersteunt, leverde 99 reacties op.

●Voorts voerde de consultant 13 diepgaande interviews uit en organiseerde hij een focusgroep met vier deelnemers.

Er was algemene steun om de wetgeving inzake bosbouwkundig teeltmateriaal gescheiden te houden van de wetgeving inzake ander plantaardig teeltmateriaal. Alle respondenten pleitten ervoor de bestaande pijlers van de registratie van uitgangsmateriaal en de certificering van teeltmateriaal te behouden. De meerderheid van de respondenten wees op de noodzaak van flexibiliteit zodat de lidstaten kunnen beslissen welk bosbouwkundig teeltmateriaal is aangepast aan hun lokale en regionale klimatologische en ecologische omstandigheden.

Omdat het toepassingsgebied van Richtlijn 1999/105/EG vaag is over de doeleinden die onder de richtlijn vallen, hebben de lidstaten uiteenlopende interpretaties van wat binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 1999/105/EG valt. Zo valt agrobosbouw in sommige lidstaten binnen het toepassingsgebied van de richtlijn, maar in andere lidstaten niet. Bijgevolg kan in de lidstaten waar agrobosbouw buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 1999/105/EG valt, bosbouwkundig teeltmateriaal van gereglementeerde soorten voor agrobosbouwdoeleinden worden verkocht zonder de goedkeuring van het uitgangsmateriaal. De respondenten van de raadplegingen van belanghebbenden gaven uiteenlopende standpunten te kennen over de doeleinden die onder het toepassingsgebied van de wetgeving inzake bosbouwkundig teeltmateriaal zouden moeten vallen.

De meeste exploitanten waren het erover eens dat het wenselijk is de voorschriften voor officiële controles op elkaar af te stemmen. De meeste belanghebbenden waren tegen de opneming van de wetgeving inzake bosbouwkundig teeltmateriaal in het toepassingsgebied van de verordening officiële controles vanwege het specifieke karakter van officiële controles in deze sector, en vroegen erom de officiële controles onder het beheer van de respectieve bevoegde bosautoriteit te houden. Verwacht wordt echter dat de voordelen van de opneming van de wetgeving inzake bosbouwkundig teeltmateriaal in het toepassingsgebied van de verordening officiële controles opwegen tegen de nadelen. De belanghebbenden waren ook bezorgd over de mogelijke toename van de administratieve lasten. De meeste belanghebbenden pleitten ervoor enige flexibiliteit te behouden bij de organisatie van officiële controles, en de kosten zo laag mogelijk te houden.

De meeste belanghebbenden waren het erover eens dat het gebruik van biomoleculaire technieken en digitale oplossingen voordelen kan opleveren en pleitten ervoor dat het rechtskader de toepassing van de nieuwste technologieën mogelijk zou maken, in overeenstemming met de ontwikkelingen van internationale normen.

Gedetailleerde informatie over de raadplegingen van belanghebbenden is te vinden in punt 5.2.5 van en bijlage 2 bij de effectbeoordeling.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

In opdracht van de Commissie heeft een externe consultant ter ondersteuning van de effectbeoordeling een studie uitgevoerd 15 . Dat bedrijf en zijn deskundigen hebben tijdens de verschillende stadia van de studie nauw samengewerkt met de betrokken diensten van de Commissie.

De consultant verzamelde aanvullende gegevens en opmerkingen door middel van deskresearch, een gerichte enquête, een focusgroep en diepgaande interviews met belanghebbenden. In de ondersteunende studie werd gekeken naar de probleemstelling, de argumenten voor EU-maatregelen, de doelstellingen van beleidsinterventie en het basisscenario. Daarin werden de mogelijke effecten beoordeeld van drie opties, die elk variaties bevatten voor maximaal 19 specifieke maatregelen, die door de Commissie worden voorgesteld.

De ondersteunende studie diende om de beleidsopties te verfijnen en de voorkeursoptie te selecteren.

Effectbeoordeling

Het initiatief is onderbouwd met een effectbeoordeling, waarover de Raad voor regelgevingstoetsing op 17 februari 2023 een positief advies met aanbevelingen heeft uitgebracht.

Er zijn twee belangrijke problemen vastgesteld met het huidige rechtskader voor bosbouwkundig teeltmateriaal:

1. Er is een niet-geharmoniseerde interne markt die wordt gekenmerkt door uiteenlopende voorwaarden voor exploitanten en tussen de lidstaten verhandeld bosbouwkundig teeltmateriaal. De uitvoering van verschillende aspecten van de wetgeving verschilt van lidstaat tot lidstaat omdat i) de wetgeving ruimte laat voor verschillende interpretaties, ii) de lidstaten hebben geprobeerd praktische oplossingen te vinden voor rigide bepalingen en iii) de wetgeving de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wetenschap en technologie niet tijdig heeft gevolgd.

2. De wetgeving is niet afgestemd op de doelstellingen van de Europese Green Deal en de bijbehorende strategieën. Er zijn beperkingen met betrekking tot de genetische diversiteit van bosbouwkundig teeltmateriaal, er is een gebrek aan duurzaamheidskenmerken en het toepassingsgebied van de wetgeving inzake bosbouwkundig teeltmateriaal is onvolledig. Er is onvoldoende aanbod aan gecertificeerd bosbouwkundig teeltmateriaal van hoge kwaliteit als gevolg van de toenemende vraag naar bosbouwkundig teeltmateriaal voor het bereiken van de EU-doelstelling om tegen 2030 3 miljard extra bomen te planten waarvoor het aantal aangeplante bomen per jaar moet worden verdubbeld, en gezien de doelstellingen van de productie van hout en biomaterialen, het behoud van de biodiversiteit en het herstel van bosecosystemen. Het toenemende aantal extreme weersomstandigheden en rampen, in combinatie met een ontoereikende beoordeling van de duurzaamheidskenmerken voor de lagere categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal, heeft het aanbod van geschikt bosbouwkundig teeltmateriaal en dus de veerkracht van bosecosystemen onder druk gezet.

De algemene doelstelling van dit initiatief is ervoor te zorgen dat voor alle soorten gebruikers bosbouwkundig teeltmateriaal van hoge kwaliteit en gevarieerde keuze beschikbaar is, aangepast aan de huidige en verwachte toekomstige klimatologische omstandigheden. Op een volgend niveau zal dit vervolgens bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit en het herstel van bosecosystemen.

In de effectbeoordeling werden alle mogelijke maatregelen voor analyse verzameld op basis van i) een externe studie voor gegevensverzameling ter ondersteuning van een studie van de Commissie over de opties van de EU om de wetgeving inzake teeltmateriaal te actualiseren, ii) een studie ter ondersteuning van de effectbeoordeling die door een externe consultant is uitgevoerd, en iii) de bovengenoemde raadplegingsactiviteiten van belanghebbenden.

De diverse, complexe en vaak onderling samenhangende maatregelen zijn gegroepeerd in drie beleidsopties, die zijn vergeleken met een scenario met ongewijzigd beleid. Er werden drie opties beoordeeld. Optie 1 bood de meeste flexibiliteit, terwijl optie 3 de meeste harmonisatie bood, om verschillen in de uitvoering van de wetgeving tot een minimum te beperken. Optie 2 maakte een evenwicht tussen de behoefte aan flexibiliteit en een hogere mate van harmonisatie om de problemen als gevolg van interpretatieverschillen op te lossen.

Alle opties bevatten een aantal gemeenschappelijke elementen: i) vereenvoudigde administratieve procedures en een flexibeler besluitvormingsproces en ii) harmonisatie met de fytosanitaire wetgeving.

1. Optie 1 — De hoogste mate van flexibiliteit: Bij optie 1 zouden minimumeisen voor officiële controles van bosbouwkundig teeltmateriaal worden vastgesteld, zonder deze echter te koppelen aan de verordening officiële controles. Ook zouden richtsnoeren worden vastgesteld voor het gebruik van innovatieve productieprocessen, biomoleculaire technieken en digitale oplossingen. De wetgeving inzake bosbouwkundig teeltmateriaal zou alleen betrekking hebben op productie voor “bosbouwdoeleinden” om de beschikbaarheid van bosbouwkundig teeltmateriaal van hoge kwaliteit voor bebossing/herbebossing te waarborgen. De duurzaamheidseisen zouden worden uitgebreid tot de lagere categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal. Er zouden richtsnoeren worden ingevoerd voor noodplannen voor grote tekorten aan bosbouwkundig teeltmateriaal in geval van extreme weersomstandigheden en rampen.

2. Optie 2 — Afwegen van flexibiliteit en harmonisatie (voorkeursoptie): Optie 2 zou de officiële controles op bosbouwkundig teeltmateriaal binnen het toepassingsgebied van de verordening officiële controles brengen, maar met vereenvoudigde invoercontroles op passende plaatsen binnen de EU, om een gerichtere en efficiëntere handhaving van de bestaande regels te waarborgen. In de wetgeving zouden basisbeginselen worden opgenomen voor het gebruik van innovatieve productieprocessen, biomoleculaire technieken en digitale oplossingen. De wetgeving inzake bosbouwkundig teeltmateriaal zou betrekking hebben op productie voor “bosbouwdoeleinden” en “niet-bosbouwdoeleinden”, om de beschikbaarheid en kwaliteit van bosbouwkundig teeltmateriaal te vergroten voor andere toepassingen dan bebossing/herbebossing. De duurzaamheidseisen zouden worden uitgebreid tot de lagere categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal. Er zouden algemene wettelijke voorschriften worden ingevoerd voor noodplannen voor grote tekorten aan bosbouwkundig teeltmateriaal in geval van extreme weersomstandigheden en rampen.

3. Optie 3 — De hoogste mate van harmonisatie: Optie 3 zou de officiële controles op bosbouwkundig teeltmateriaal binnen het toepassingsgebied van de verordening officiële controles brengen, met strengere invoercontroles aan grenscontroleposten, waarvoor speciale invoerdocumenten nodig zijn om de handhaving te versterken en volledig te harmoniseren. In de wetgeving zouden gedetailleerde en bindende regels worden opgenomen voor het gebruik van innovatieve productieprocessen, biomoleculaire technieken en digitale oplossingen. De wetgeving inzake bosbouwkundig teeltmateriaal zou betrekking hebben op productie voor “bosbouwdoeleinden” en “niet-bosbouwdoeleinden”, om de beschikbaarheid en kwaliteit van bosbouwkundig teeltmateriaal te vergroten voor andere toepassingen dan bebossing/herbebossing. De duurzaamheidseisen zouden worden uitgebreid tot de lagere categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal en aan geharmoniseerde regels worden onderworpen. Er zouden gemeenschappelijke regels worden ingevoerd voor noodplannen ter voorbereiding op grote tekorten aan bosbouwkundig teeltmateriaal in geval van extreme weersomstandigheden en rampen.

Op basis van de resultaten van de effectbeoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat beleidsoptie 2 de beste optie is om alle doelstellingen van de herziening van de wetgeving inzake bosbouwkundig teeltmateriaal doeltreffend en consistent aan te pakken.

De voorkeursoptie zal leiden tot efficiëntiewinst voor exploitanten en bevoegde autoriteiten door i) de mogelijkheid voor exploitanten om het officiële etiket onder officieel toezicht af te drukken, ii) harmonisatie met de fytosanitaire wetgeving, iii) de invoering van op risico’s gebaseerde officiële controles en de mogelijkheid om biomoleculaire technieken te gebruiken, en iv) digitale oplossingen in de registratie- en certificeringssystemen. Bosbouwkundig teeltmateriaal met verbeterde duurzaamheidskenmerken zal bijdragen tot de aanpassing aan en mitigatie van de reeds zichtbare gevolgen van de klimaatverandering voor bossen, en zal dus belangrijke milieuvoordelen opleveren. De nationale noodplannen zullen zorgen voor voldoende voorziening van bosbouwkundig teeltmateriaal voor de herbebossing van gebieden die zijn getroffen door extreme weersomstandigheden, bosbranden, uitbraken van ziekten en plagen of andere rampen. Het risico op het aanplanten van bosbouwkundig teeltmateriaal van lage kwaliteit zal dus worden verminderd. Ten slotte worden voordelen verwacht voor de instandhouding en het duurzame gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw door middel van een specifieke afwijking.

In de voorgestelde verordening wordt verduidelijkt dat bosbouwkundig teeltmateriaal wordt gebruikt voor bebossing, herbebossing en andere soorten boombeplanting voor verschillende doeleinden. Wat het toepassingsgebied van de verordening betreft, werd het het meest passend geacht dat het expliciet de doeleinden omvat waarvoor het belangrijk wordt geacht om bosbouwkundig teeltmateriaal van hoge kwaliteit te gebruiken. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat alleen het meest geschikte bosbouwkundig teeltmateriaal voor die doeleinden wordt gebruikt en om economische verliezen en milieuschade als gevolg van het gebruik van bosbouwkundig teeltmateriaal van lage kwaliteit te voorkomen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel introduceert een eenvoudiger en minder belastend regelgevingskader voor bosbouwkundig teeltmateriaal met het oog op de instandhouding van genetische hulpbronnen en het duurzame gebruik ervan, door de goedkeuringsprocedure voor uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van dergelijk teeltmateriaal te vervangen door een kennisgevingsprocedure.

Het zal professionele exploitanten in staat stellen het officiële etiket onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteiten af te drukken, indien zij dat wensen nadat de bevoegde autoriteiten tot de conclusie zijn gekomen dat het bosbouwkundig teeltmateriaal is gecertificeerd. Verschillende processen zullen worden vereenvoudigd. Deze vereenvoudigingsmaatregelen komen zowel kmo’s als micro-ondernemingen ten goede. Tot slot introduceert het voorstel nieuwe kenmerken met betrekking tot de digitalisering van de sector voor bosbouwkundig teeltmateriaal.

Grondrechten

De voorgestelde verordening eerbiedigt alle bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name door regels vast te stellen die gericht zijn op de vrijheid van ondernemerschap, het vermijden van discriminatie, en consumenten- en milieubescherming.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Uiterlijk vijf jaar na de datum van toepassing van deze verordening, en vervolgens om de vijf jaar, moeten de lidstaten bij de Commissie een verslag indienen over verschillende aspecten van het gebruik van afwijkingen en beleidsmaatregelen die gericht zijn op de instandhouding van genetische hulpbronnen, de agrobiodiversiteit en vereenvoudigde procedures voor kleine producenten. Dit is noodzakelijk om de doeltreffendheid van dit nieuwe beleid te evalueren en na te gaan of er verbeteringen nodig zijn. Het gaat met name om de rapportage over de volgende elementen:

●de jaarlijkse hoeveelheden gecertificeerd bosbouwkundig teeltmateriaal;

●de vastgestelde nationale noodplannen;

●de voor de gebruikers beschikbare informatie over de vraag waar het bosbouwkundig teeltmateriaal het beste kan worden geplant, op websites en/of in plantersgidsen;

●het aantal vermeldingen van bosbouwkundig teeltmateriaal dat informatie bevat over de geschiktheid van bosbouwkundig teeltmateriaal voor klimatologische en ecologische omstandigheden;

●het aantal kennisgevingen van bosbouwkundig teeltmateriaal met het oog op de instandhouding van genetische hulpbronnen in de bosbouw;

●de hoeveelheden ingevoerd bosbouwkundig teeltmateriaal;

●de opgelegde sancties.

Artikelsgewijze toelichting

1.

i) Toepassingsgebied


De voorgestelde verordening is van toepassing op bosbouwkundig teelmateriaal van soorten en kunstmatige hybriden die worden gebruikt voor bebossing, herbebossing en andere soorten boomaanplanting met het oog op de productie van hout en biomaterialen, het behoud van de biodiversiteit, het herstel van bosecosystemen, aanpassing aan en mitigatie van de klimaatverandering en instandhouding en duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw.

2.

ii) Uitgangsmateriaal en categorieën


Voor het produceren en in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal mag alleen door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd uitgangsmateriaal worden gebruikt. Om dezelfde reden mag alleen van dergelijk uitgangsmateriaal afgeleid bosbouwkundig teeltmateriaal in de handel worden gebracht.

De volgende zes soorten uitgangsmateriaal, waaruit bosbouwkundig teeltmateriaal kan worden geoogst, worden gehandhaafd zoals vermeld in Richtlijn 1999/105/EG: een zaadbron, opstand, zaadgaarde, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen.

De bevoegde autoriteiten beoordelen de duurzaamheidskenmerken van uitgangsmateriaal tijdens de procedure voor de goedkeuring van dat uitgangsmateriaal. Die kenmerken hebben betrekking op de aanpassing van het uitgangsmateriaal aan de klimatologische en ecologische omstandigheden en de afwezigheid van voor bomen schadelijke plaagorganismen en symptomen daarvan.

De procedure voor de goedkeuring van uitgangsmateriaal omvat het gebruik van biomoleculaire technieken als aanvullende methode en innovatieve technieken voor de productie van klonen.

Na de oogst van bosbouwkundig teeltmateriaal wordt door de officiële instanties voor al het van goedgekeurd uitgangsmateriaal afgeleid teeltmateriaal een basiscertificaat afgegeven. Dit certificaat zorgt ervoor dat het bosbouwkundig teeltmateriaal identificeerbaar is, en informatie bevat over de oorsprong van het uitgangsmateriaal waarvan het is geoogst, alsmede de meest geschikte gegevens voor de gebruikers en de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de officiële controles. Het basiscertificaat kan ook in elektronische vorm worden afgegeven.

Bosbouwkundig teeltmateriaal moet door de bevoegde autoriteiten worden gecertificeerd als “van bekende origine”, “geselecteerd”, “gekeurd” en “getest”, en in de handel worden gebracht onder verwijzing naar die categorieën, met het oog op aanpassing aan de respectieve normen van de OESO-regeling voor bosbouwkundig zaaigoed en plantgoed. Voor elke categorie worden specifieke voorschriften voor de goedkeuring van uitgangsmateriaal vastgesteld, die grotendeels identiek zijn aan die welke bij Richtlijn 1999/105/EG zijn vastgesteld.

In het geval van uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën “van bekende origine” en “geselecteerd”, moeten de lidstaten voor de betrokken soorten de herkomstgebieden afbakenen om een gebied of groepen gebieden met voldoende uniforme ecologische omstandigheden te kunnen identificeren die uitgangsmateriaal met vergelijkbare fenotypische of genetische kenmerken bevatten.

Dit is noodzakelijk omdat het uit dat uitgangsmateriaal voortgekomen bosbouwkundig teeltmateriaal onder verwijzing naar die herkomstgebieden in de handel zal worden gebracht.

3.

iii) Professionele exploitanten


Professionele exploitanten kunnen van de bevoegde autoriteit toestemming krijgen om het officiële etiket voor bepaalde soorten en categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal onder officieel toezicht af te drukken. Er worden regels vastgesteld voor het intrekken of wijzigen van die toestemming om ervoor te zorgen dat het systeem doeltreffend functioneert.

Zij worden geregistreerd in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad. Dit is noodzakelijk voor de efficiëntie en het voorkomen van dubbele registratie, omdat de professionele exploitanten die onder deze verordening vallen grotendeels samenvallen met die welke onder het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/2031 vallen.

Alvorens bosbouwkundig teeltmateriaal te kopen, stellen professionele exploitanten aan de potentiële kopers van hun bosbouwkundig teeltmateriaal alle nodige informatie ter beschikking over de geschiktheid ervan voor klimatologische en ecologische omstandigheden.

4.

iv) Registers van bosbouwkundig teeltmateriaal en noodplannen


Elke lidstaat zal i) een nationaal register in elektronische vorm opstellen, publiceren en actualiseren, voor de registratie van het uitgangsmateriaal van de verschillende soorten en kunstmatige hybriden die op zijn grondgebied zijn goedgekeurd, en ii) een nationale lijst opstellen die als samenvatting van dat nationale register moet worden gepresenteerd. De nationale lijst moet worden opgesteld volgens een gemeenschappelijk model voor iedere goedgekeurde eenheid. Het register bevat informatie over de botanische naam, de categorie van het bosbouwkundig teeltmateriaal, het doeleinde, het uitgangsmateriaal, het registratienummer, de locatie, de hoogte of het hoogte-interval, het gebied, de oorsprong en in het geval van teeltmateriaal van de categorie “getest”, of het genetisch gemodificeerd is of met bepaalde nieuwe genomische technieken is geproduceerd 16 .

Om dezelfde reden moet de Commissie op basis van de door elke lidstaat verstrekte nationale lijsten een Unielijst van goedgekeurd uitgangsmateriaal voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal publiceren in elektronische vorm. Die Unielijst wordt het informatiesysteem voor bosbouwkundig teeltmateriaal van de Commissie (Forest Reproductive Material Information System, “Forematis”) genoemd.

Elke lidstaat moet een noodplan opstellen en bijwerken om te zorgen voor een toereikende voorziening van bosbouwkundig teeltmateriaal, voor de herbebossing van gebieden die zijn getroffen door extreme weersomstandigheden, bosbranden, uitbraken van ziekten en plagen, of andere rampen.

5.

v) Verwerkingsvoorschriften en digitalisering


Bosbouwkundig teeltmateriaal wordt gescheiden gehouden op basis van afzonderlijk goedgekeurde eenheden en zal in partijen worden geproduceerd en in de handel worden gebracht.

Zaad mag alleen in de handel worden gebracht als het aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoet. Zij worden uitsluitend in verzegelde verpakkingen geëtiketteerd en in de handel gebracht.

De voorgestelde verordening zal bijdragen aan de doelstelling van de digitale EU-strategie om ervoor te zorgen dat de transformatie naar digitale technologieën werkt voor mensen en bedrijven. De verordening moet daarom een bevoegdheidsverlening bevatten om regels vast te stellen met betrekking tot i) de digitale registratie van alle maatregelen die zijn genomen om respectievelijk het basiscertificaat en het officiële etiket af te geven, en ii) de oprichting van een gecentraliseerd platform dat de verwerking van, de toegang tot en het gebruik van die gegevens vergemakkelijkt. In dit verband moet ook het gebruik van elektronische etiketten worden toegestaan.

6.

vi) Afwijkingen en instandhoudingsdoeleinden


In perioden waarin het tijdelijk moeilijk is voldoende in bepaalde soorten bosbouwkundig teeltmateriaal te voorzien, wordt uitgangsmateriaal dat aan minder strenge eisen voldoet, tijdelijk goedgekeurd voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de betrokken soort.

Op EU-niveau zullen tijdelijke experimenten worden georganiseerd om betere alternatieven voor de bepalingen van deze verordening te vinden.

De voorschriften voor uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de instandhouding en het duurzame gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw zullen verschillen van die voor uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal in de categorieën “van bekende origine”, “geselecteerd”, “gekeurd” en “getest”. Het doel is bij te dragen tot een grotere diversiteit binnen één boomsoort en te reageren op de achteruitgang van de biodiversiteit.

7.

vii) Invoer


Bosbouwkundig teeltmateriaal mag alleen uit derde landen in de Unie worden ingevoerd indien is vastgesteld dat het voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die welke van toepassing zijn op in de Unie geproduceerd en in de handel gebracht bosbouwkundig teeltmateriaal. Dit is noodzakelijk ervoor te zorgen dat dergelijk ingevoerd bosbouwkundig teeltmateriaal dezelfde kwaliteit heeft als het in de Unie geproduceerde bosbouwkundig teeltmateriaal.

De professionele exploitanten stellen de respectieve bevoegde autoriteit vooraf in kennis van de invoer van zaad, plantgoed en andere plantendelen via het bij Verordening (EU) 2017/625 opgezette informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc). Ingevoerd bosbouwkundig teeltmateriaal zal vergezeld gaan van een door het derde land van oorsprong afgegeven basiscertificaat of officieel certificaat en van gegevens over dat bosbouwkundig teeltmateriaal die door de professionele exploitant in dat derde land worden verstrekt. Dat bosbouwkundig teeltmateriaal wordt voorzien van een officieel etiket.

De voorschriften van Verordening (EU) 2016/2031 betreffende plaagorganismen zullen ook van toepassing zijn op de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal uit hoofde van de voorgestelde verordening. De voorgestelde verordening omvat een wijziging van Verordening (EU) 2016/2031, waarbij de mogelijkheid wordt ingevoerd dat het officiële etiket voor bosbouwkundig teeltmateriaal in één enkel formaat wordt gecombineerd met het plantenpaspoort.

Voorts wordt Verordening (EU) 2017/625 gewijzigd om de voorschriften inzake bosbouwkundig teeltmateriaal op te nemen in het toepassingsgebied van de EU-wetgeving inzake officiële controles. De basisregels en -beginselen voor officiële controles zullen ook van toepassing zijn op de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal, met inbegrip van die voor de bevoegdheden van de autoriteiten, de delegatie van taken en de certificering. De Commissie zal de bevoegdheid krijgen om waar nodig speciale regels vast te stellen voor officiële controles op het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal en van professionele exploitanten. Bij invoer zijn de algemene regels op risicobasis van toepassing.

De voorgestelde verordening zal drie jaar na de inwerkingtreding ervan van toepassing worden, zodat de bevoegde autoriteiten en professionele exploitanten voldoende tijd krijgen om zich aan de nieuwe regels aan te passen. Dit zal de Commissie ook de tijd geven om de nodige gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen.