Toelichting bij COM(2023)550 - Sluiting van de Overeenkomst met Liechtenstein betreffende aanvullende regels met betrekking tot het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid in het kader van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)550 - Sluiting van de Overeenkomst met Liechtenstein betreffende aanvullende regels met betrekking tot het instrument voor ... |
---|---|
bron | COM(2023)550 |
datum | 29-09-2023 |
Verordening (EU) 2021/1148 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid voor de periode 2021-2027 (hierna “de BMVI-verordening” genoemd) is vastgesteld op 7 juli 2021.
De BMVI-verordening heeft ten doel solidariteit te tonen door het verlenen van financiële bijstand aan de lidstaten en landen die de bepalingen van het Schengenacquis inzake de buitengrenzen toepassen. Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis deelnemen (“geassocieerde Schengenlanden” of “geassocieerde landen”).
Het Vorstendom Liechtenstein heeft op 18 augustus 2021 kennis gegeven van zijn besluit om de inhoud van de BMVI-verordening te aanvaarden en in zijn interne rechtsorde op te nemen. Teneinde te voorkomen dat de daadwerkelijke toepassingsduur van de BMVI-verordening in het Vorstendom Liechtenstein korter wordt, dient de Commissie dit voorstel in voordat zij van het Vorstendom Liechtenstein een kennisgeving heeft ontvangen dat het al zijn grondwettelijke voorschriften is nagekomen. Overeenkomstig overweging 75 van de BMVI-verordening moet deze regeling namelijk worden vastgesteld nadat het betrokken land schriftelijk heeft bevestigd dat het al zijn interne voorschriften is nagekomen.
In artikel 7, lid 6, van de BMVI-verordening is bepaald dat overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de respectieve associatieovereenkomsten “regelingen” moeten worden getroffen om de aard en de vormen van deelname aan het BMVI te bepalen van landen die bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis betrokken zijn. Die regelingen worden vastgesteld in de vorm van overeenkomsten die door de Unie worden gesloten met de geassocieerde Schengenlanden overeenkomstig artikel 216 VWEU.
In die overeenkomsten moet ook de financiële bijdrage van deze landen aan de begroting van de Unie voor het BMVI worden vastgesteld. De financiële bijdragen moeten worden berekend op basis van het bruto binnenlands product van elk geassocieerd land als een percentage van het bruto binnenlands product van alle deelnemende landen.
Krachtens de associatieovereenkomsten inzake Schengen moeten de geassocieerde landen de maatregelen van de Unie, met inbegrip van de BMVI-verordening, die het Schengenacquis ontwikkelen of erop voortbouwen, volledig aanvaarden.
De aan het BMVI toegewezen begroting van de Unie moet worden uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (hierna “het Financieel Reglement” genoemd). De geassocieerde Schengenlanden moeten ook de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de naleving van de bepalingen inzake financieel beheer en financiële controle die zijn neergelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en in het recht van de Unie dat als juridische grondslag het VWEU heeft.
De overeenkomsten voorzien ook in de invoering van specifieke mechanismen om de overeenkomsten snel te kunnen aanpassen indien belangrijke Uniewetgeving die relevant is voor de uitvoering, zoals het Financieel Reglement, wordt gewijzigd.
Wat financiële en begrotingscontroles betreft, zijn de lidstaten onderworpen aan horizontale verplichtingen (zoals de bevoegdheid van de Rekenkamer, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en de Commissie) die rechtstreeks aan het Verdrag of aan de afgeleide wetgeving van de Unie zijn ontleend. Deze verplichtingen zijn automatisch op de lidstaten van toepassing en zijn derhalve niet vastgesteld in de BMVI-verordening. Bijgevolg moeten deze verplichtingen bij de overeenkomst waarop dit voorstel betrekking heeft, worden uitgebreid tot de geassocieerde landen.
In de overeenkomsten is ook een bepaling opgenomen met betrekking tot het Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias). Dit is nodig gezien artikel 86 van Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot oprichting van een Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias) en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1077/2011, (EU) nr. 515/2014, (EU) 2016/399, (EU) 2016/1624 en (EU) 2017/2226, waarin is bepaald dat de resterende inkomsten uit Etias na aftrek van de exploitatie- en onderhoudskosten worden opgenomen in de begroting van de Unie. Om artikel 86 van Verordening (EU) 2018/1240 op een billijke manier toe te passen op alle landen die aan deze verordening deelnemen, moet de bijdrage van de geassocieerde landen aan de thematische faciliteit van het instrument evenredig worden verminderd indien en wanneer er resterende inkomsten in de begroting van de Unie worden opgenomen.
De Unie moet overeenkomsten sluiten met elk van de vier geassocieerde Schengenlanden. Dit voorstel betreft de overeenkomst met het Vorstendom Liechtenstein.
De tekst van de overeenkomst is vergelijkbaar met die voor de andere geassocieerde Schengenlanden, met enkele uitzonderingen, voornamelijk wat de beheersvorm betreft.
Overeenkomstig het onderhandelingsmandaat komt er geen programma voor Liechtenstein, meer bepaald vanwege de specifieke situatie van het land (het ontbreken van buitengrenzen, het feit dat de inspanningen die vereist zijn om aan het regelgevingskader voor gedeeld beheer, i.e. de verordening gemeenschappelijke bepalingen 1 , te voldoen, niet evenredig zijn aan de initiële toewijzing van 8 miljoen EUR voor de periode 2021-2027). In plaats daarvan zal Liechtenstein zijn toewijzing ontvangen in het kader van direct beheer. In de overeenkomst is derhalve bepaald dat Liechtenstein de volledige titel VIII (Subsidies) van het Financieel Reglement zal toepassen. Anders dan bij de overige geassocieerde Schengenlanden hoeft het mechanisme voor tussentijdse evaluatie in de basishandeling niet te worden aangepast, aangezien geen enkele van de in artikel 28 van de BMVI-verordening genoemde omstandigheden op Liechtenstein van toepassing is. In de overeenkomst wordt uiteengezet hoe de financiering ter beschikking van Liechtenstein wordt gesteld (via subsidieovereenkomsten, jaarlijkse uitwisseling met de Commissie over de behoeften).