Toelichting bij COM(2025)229 - Wijziging van Verordening 2024/823 betreffende uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Sinds 2000 zijn autonome handelsmaatregelen toegekend aan de Westelijke Balkan, nog voordat de stabilisatie- en associatieovereenkomsten (SAO’s) met de partners van de Westelijke Balkan werden gesloten. Destijds besloot de Europese Raad dat de partners van de Westelijke Balkan moeten profiteren van asymmetrische handelsliberalisering om de regio in staat te stellen voordeel te putten uit een preferentiële toegang tot de EU-markt tijdens de onderhandelingen over en de uitvoering van de SAO’s 1 .

Intussen hebben alle partners in de regio nu een SAO met de EU ondertekend. De laatste SAO, met Kosovo 2 , is op 1 april 2016 in werking getreden en wordt volledig uitgevoerd sinds 1 januari 2025, toen de overgangsperiode afliep. Na de sluiting van de SAO’s voor de Westelijke Balkan zijn de autonome handelsmaatregelen geleidelijk uitgehold, aangezien de unilaterale preferenties geleidelijk zijn ingetrokken en in de respectieve bilaterale SAO’s zijn opgenomen. De huidige autonome handelsmaatregelen voor de Westelijke Balkan hebben betrekking op twee resterende voordelen: ten eerste de opschorting van de specifieke rechten voor alle groenten en fruit die onder het stelsel van invoerprijzen vallen, en ten tweede de toegang tot een algemeen tariefcontingent voor wijn dat beschikbaar is op basis van het beginsel “wie het eerst komt, het eerst maalt” zodra zij het nationale contingent in hun respectieve SAO hebben uitgeput.

Ondanks hun beperkte toepassingsgebied blijven de huidige autonome handelsmaatregelen belangrijk. In de eerste plaats hebben de landbouwproducenten van de regio zich gedurende bijna 25 jaar steeds op hen gebaseerd. Daarnaast wordt de nauwere integratie van de Westelijke Balkan in de eengemaakte markt van de EU aangemerkt als een prioriteit van de Commissie in het groeiplan voor de Westelijke Balkan, dat de Commissie op 8 november 2023 heeft aangenomen 3 . Daarom wordt voorgesteld de kwetsbare economieën van de regio te blijven ondersteunen door de toepassingsperiode van Verordening (EU) 2024/823 (“de verordening”) 4 na het verstrijken ervan op 31 december 2025 met nog eens vijf jaar te verlengen.

Naast het verlengen van de toepassingsperiode van de verordening, lijkt het passend wijzigingen voor te stellen om duidelijkheid te scheppen in de regels inzake de opschorting en tijdelijke opschorting van voordelen. De verordening voorziet in twee verschillende maatregelen in geval van niet-naleving door een begunstigde van zijn verplichting uit hoofde van artikel 2, lid 1, punt a), b) of c): de EU kan voordelen uit hoofde van artikel 2, lid 3, opschorten of voordelen uit hoofde van artikel 10 tijdelijk opschorten. Voorts voorziet artikel 10 van de verordening in tijdelijke opschorting in geval van gebrek aan administratieve medewerking voor de verificatie van bewijzen van oorsprong, een vorm van niet-naleving door de begunstigde die reeds onder artikel 2, lid 1, punt c), valt, en in elk geval beter geschikt lijkt voor een opschorting op grond van artikel 2, lid 3.

Om de rechtsonzekerheid als gevolg van die regels weg te nemen, wordt voorgesteld de niet-naleving van artikel 2, lid 1, punt a), b) of c), uit artikel 10 te schrappen en artikel 2, lid 3, te behouden als het enige mechanisme voor de opschorting van voordelen wegens niet-naleving van artikel 2, lid 1, punt a), b) of c). Voorts wordt voorgesteld de elementen betreffende het gebrek aan administratieve samenwerking bij de verificatie van bewijzen van oorsprong uit artikel 10 te schrappen, aangezien die vorm van niet-naleving onder artikel 2, lid 1, punt c), valt. De voorgestelde wijziging zou leiden tot het volgende opschortingssysteem:

–niet-naleving van artikel 2, lid 1, punt a), b) of c), of van artikel 2, lid 2, kan leiden tot gehele of gedeeltelijke opschorting van de voordelen uit hoofde van artikel 2, lid 3;

–niet-naleving van artikel 2, lid 1, punt d), kan leiden tot gehele of gedeeltelijke opschorting van de voordelen uit hoofde van een nieuw artikel 2, lid 4, overeenkomstig artikel 6, en

–voldoende bewijs van fraude of een massale toename van de uitvoer naar de Unie boven het niveau van de normale productie- en uitvoercapaciteit kan leiden tot tijdelijke opschorting op grond van artikel 10.

Daarnaast wordt voorgesteld artikel 2, lid 2, tweede alinea, te schrappen, aangezien daarin wordt verwezen naar een institutioneel proces dat afwijkt van de gewone wetgevingsprocedure van artikel 207 VWEU.

Ten slotte zijn er nog enkele achterhaalde verwijzingen naar handelsconcessies voor de visserij in artikel 3, lid 2, van de verordening. Die verwijzingen zijn overgebleven uit de tijd toen in de autonome handelsmaatregelen tariefcontingenten voor de visserij waren opgenomen. Zij zijn echter geleidelijk aan irrelevant geworden, aangezien de regeling van die contingenten voor alle begunstigde landen is overgedragen naar de respectieve bilaterale SAO’s. Uiteindelijk zijn zij niet langer relevant na de inwerkingtreding op 1 april 2016 van de SAO tussen de EU en Kosovo, de laatste SAO die in werking trad. Dienovereenkomstig moeten de verwijzingen naar visserijmarkten en visserijproducten in artikel 3, lid 2, uit de autonome handelsmaatregelen worden geschrapt.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de SAO’s en met name met de respectieve titels IV daarvan, waarin is bepaald dat de partijen geleidelijk een vrijhandelszone tot stand zullen brengen. De maatregelen hebben bijgedragen aan de uitbreiding van de totale handel tussen de EU en de Westelijke Balkan, die in 2023 meer dan 82 miljard EUR bedroeg. De EU is de belangrijkste handelspartner van de Westelijke Balkan en is goed voor meer dan 80 % van de totale uitvoer en bijna 59 % van de invoer in de regio.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het nieuwe groeiplan voor de Westelijke Balkan, dat tot doel heeft de economische integratie van de partners van de Westelijke Balkan in de eengemaakte markt van de EU te versterken en hun sociaal-economische convergentie met de EU te versnellen. Voor landen die zich op toetreding tot de EU voorbereiden, kan een nauwere associatie met de eengemaakte markt van de EU voordelen bieden die meteen merkbaar zijn voor hun burgers.

In de conclusies van de Raad van december 2024 over uitbreiding staat dat de Raad “vastbesloten [blijft] de partners dichter bij de EU te brengen, het pad voor toetreding voor te bereiden en hun burgers reeds tijdens het uitbreidingsproces concrete voordelen te bieden”, en dat de EU “op alle niveaus steun [zal] blijven verlenen voor de politieke, economische en sociale transformatie van de kandidaat-lidstaten, op basis van de concrete vooruitgang op het gebied van de rechtsstaat en sociaal-economische hervormingen, alsook op basis van de naleving van de waarden, regels en normen van de EU door de partners” 5 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De gemeenschappelijke handelspolitiek valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt e), VWEU. Daarom is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheid

De voorgestelde maatregelen hebben een positief effect gehad op de begunstigde landen door bij te dragen tot hun economische ontwikkeling, met name door de totstandbrenging van sterke partnerschappen tussen bedrijven uit de EU en de lokale producenten in de Westelijke Balkan. Het voorstel om de maatregelen met nog eens vijf jaar te verlengen, wordt daarom de meest geschikte benadering geacht om de duurzame economische ontwikkeling van de partners van de Westelijke Balkan te waarborgen en tegelijkertijd een zeer lange en complexe procedure te vermijden waarbij elke afzonderlijke bilaterale handelsovereenkomst wordt gewijzigd als onderdeel van de SAO’s.

Keuze van het instrument

Een verordening op grond van artikel 207, lid 2, VWEU is het geschikte instrument om niet-wederkerige handelspreferenties uit te breiden.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Gezien de zeer beperkte reikwijdte van de maatregelen is geen formele evaluatie uitgevoerd.

Raadpleging van belanghebbenden

Er hebben geen formele raadplegingen van belanghebbenden plaatsgevonden, maar de begunstigde partijen hebben unaniem en aanhoudend belangstelling voor de voortzetting van de maatregelen betoond, terwijl de Europese marktdeelnemers geen bezwaren hebben geuit via de verschillende communicatieplatforms die de diensten van de Commissie voor de industrie in de EU hebben opgezet.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

De maatregelen waarop dit voorstel betrekking heeft, zijn al bijna 25 jaar van kracht, maar de impact ervan is sterk teruggelopen, aangezien de meeste preferenties geleidelijk zijn opgenomen in de afzonderlijke SAO’s tussen de EU en de begunstigden. Hoewel het economische effect van de maatregelen beperkt is, toont de verlenging ervan aan dat de EU zich sterk blijft inzetten voor de handelsintegratie van de Westelijke Balkan. Deze verlenging moet ook bijdragen tot het waarborgen van de stabiliteit van de voorwaarden voor markttoegang voor marktdeelnemers, zowel in de regio als in de EU. Indien de verordening niet uiterlijk op 31 december 2025 wordt verlengd, zal de Westelijke Balkan deze geliberaliseerde markttoegang voor belangrijke landbouwproducten (groenten en fruit), die belangrijk zijn voor deze gevoelige regio, worden ontzegd. Dit wordt gestaafd door gegevens waaruit blijkt dat er tussen 2018 en 2024 een toename was van meer dan 125 % van de totale handel waarop de maatregelen betrekking hadden. Die steeg van 60,5 miljoen EUR tot 137 miljoen EUR.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Aangezien de maatregelen waarop dit voorstel betrekking heeft al bijna 25 jaar van kracht zijn, zijn de begunstigden zeer goed geïnformeerd en weten zij hoe zij aan de voorwaarden van de verordening kunnen voldoen. Bovendien werd de verordening in 2024 gecodificeerd.

Grondrechten

De maatregelen waarop dit voorstel betrekking heeft, zijn in overeenstemming met de basisbeginselen die in de respectieve SAO’s zijn vastgelegd, met name de eerbiediging van de democratische beginselen, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden (artikel 3 van de SAO EU-Kosovo en artikel 2 van de andere SAO’s).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde verordening brengt naar verwachting geen extra kosten mee voor de EU-begroting. Tevens zal de verlenging van de toepassingsperiode van de verordening voor de jaren van de voorgestelde verlenging naar verwachting geen extra budgettaire gevolgen hebben voor de ontvangstenzijde in vergelijking met de budgettaire gevolgen van de huidige autonome handelsmaatregelen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In het kader van de vergaderingen van de subcomités in het kader van de SAO’s staat het toezicht op en de verslaglegging over het gebruik van bilaterale preferenties regelmatig op de agenda van bilaterale besprekingen met de partners van de Westelijke Balkan.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

1.

Dit voorstel betreft de volgende wijzigingen van de verordening:


1) Om het conflict tussen artikel 2, lid 3, en artikel 10 met betrekking tot de gevolgen van niet-naleving van artikel 2, lid 1, punt a), b) of c), weg te nemen en rechtszekerheid te creëren, wordt voorgesteld deze gevallen van niet-naleving te schrappen uit de gevallen die onder artikel 10 vallen en artikel 2, lid 3, te behouden als het enige mechanisme voor de opschorting van voordelen wegens niet-naleving van artikel 2, lid 1, punt a), b) of c).

2) Naast het hierboven voorgestelde amendement lijkt het erop dat de in artikel 10 genoemde niet-naleving met betrekking tot een gebrek aan administratieve medewerking voor de verificatie van bewijzen van oorsprong reeds onder artikel 2, lid 1, punt c), valt en in ieder geval beter geschikt is voor opschorting op grond van artikel 2, lid 3. In dit verband wordt voorgesteld deze vorm van niet-naleving in artikel 2, lid 1, punt c), op te nemen.

3) Er wordt voorgesteld artikel 2, lid 2, tweede alinea, te schrappen, aangezien daarin wordt verwezen naar een institutioneel proces dat afwijkt van de gewone wetgevingsprocedure van artikel 207 VWEU.

4) Duidelijkheidshalve moet een nieuw artikel 2, lid 4, worden ingevoerd om te specificeren dat niet-naleving van artikel 2, lid 1, punt d), kan leiden tot de opschorting van preferenties overeenkomstig artikel 6.

5) Om de inhoud ervan nauwkeurig weer te geven, moet artikel 2 een nieuwe titel krijgen.

6) Aangezien de unilaterale preferenties voor Kosovo zijn opgenomen in de SAO EU-Kosovo, de SAO die het laatst, op 1 april 2016, in werking trad, hebben de autonome handelspreferenties niet langer betrekking op handelsconcessies voor de visserij. Duidelijkheidshalve wordt daarom voorgesteld de resterende verouderde verwijzingen naar visserijmarkten en visserijproducten in artikel 3, lid 2, te schrappen.

7) Er wordt voorgesteld de toepassingsperiode van de verordening te verlengen tot en met 31 december 2030.