Toelichting bij COM(2025)250 - Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU voor steun aan Oostenrijk, Polen, Tsjechië, Slowakije en Moldavië naar aanleiding van de overstromingen die zich in september 2024 hebben voorgedaan, en aan Bosnië en Herzegovina naar aanleiding van de overstromingen die zich in oktober 2024 hebben voorgedaan - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)250 - Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU voor steun aan Oostenrijk, Polen, Tsjechië, Slowakije ... |
---|---|
bron | COM(2025)250 ![]() ![]() |
datum | 27-05-2025 |
Dit besluit heeft betrekking op de beschikbaarstelling, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad 1 (hierna “de SFEU-verordening” genoemd), van een bedrag van 280 740 903 EUR uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (hierna “het SFEU” genoemd) voor het verlenen van steun aan Oostenrijk, Polen, Tsjechië, Slowakije, Moldavië en Bosnië en Herzegovina naar aanleiding van natuurrampen (overstromingen) die zich in 2024 hebben voorgedaan.
Deze beschikbaarstelling gaat vergezeld van Besluit nr. 10/2025, waarin wordt voorgesteld een bedrag van 270 077 316 EUR van de reserve voor Europese solidariteit (hierna “de ESR” genoemd) naar het begrotingsonderdeel voor beleidsuitgaven van het SFEU over te schrijven, in de vorm van vastleggings- en betalingskredieten.
2. Informatie en voorwaarden
2.1Oostenrijk — natuurramp in een buurland: overstromingen in september 2024
Op 29 november 2024 heeft Oostenrijk een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in september 2024.
Oostenrijk heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 13 september 2024 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie. Op 6 december 2024 heeft Oostenrijk een geactualiseerde aanvraag ingediend om de informatie in het pakket van de oorspronkelijke aanvraag aan te vullen.
De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
De Oostenrijkse autoriteiten hebben de aanvraag ingediend op grond van het criterium “natuurramp in een buurland” overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de SFEU-verordening, waarin is bepaald dat bijdragen uit het SFEU ook kunnen worden verleend in het geval van een natuurramp in een subsidiabele staat die tevens een grote natuurramp in een aangrenzende subsidiabele staat is. Oostenrijk raamt de totale directe schade van de ramp op 1 711,6 miljoen EUR. Dit bedrag vertegenwoordigt 0,38 % van het Oostenrijkse bruto nationaal inkomen in 2022 (bni). Aangezien dezelfde natuurramp in Tsjechië als “grote natuurramp” kan worden aangemerkt, komt de aanvraag van Oostenrijk zonder specifieke drempel in aanmerking voor een bijdrage uit het SFEU.
De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag uitsluitend worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
Oostenrijk heeft verzocht om betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening. Op basis van de voorlopige beoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor uitkering van een voorschot uit het SFEU was voldaan. Daarom is bij Uitvoeringsbesluit C(2025) 1124 van de Commissie van 17 februari 2025 een voorschot van 10 663 587 EUR toegekend. Het voorschot is op 3 april 2025 aan Oostenrijk betaald.
Tussen 12 en 16 september 2024 viel in Oostenrijk uitzonderlijk veel regen, met ernstige overstromingen tot gevolg. Met name Neder-Oostenrijk, Opper-Oostenrijk en Wenen werden hierdoor getroffen. In sommige delen van Neder-Oostenrijk viel in vijf dagen 300-420 mm regen. De gehele provincie Neder-Oostenrijk werd als rampgebied aangemerkt. Langs de Donau moesten beschermende maatregelen worden getroffen. In Neder-Oostenrijk moesten bijna 2 000 huizen worden geëvacueerd en zaten duizenden huishoudens dagenlang zonder elektriciteit, drinkwater en riolering. Als gevolg van de overstromingen overleden in Neder-Oostenrijk 5 personen en raakten 24 personen gewond.
De Oostenrijkse autoriteiten verzochten niet om bijstand via het Uniemechanisme voor civiele bescherming.
Oostenrijk heeft de kosten voor nood- en herstelacties die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 394,1 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op het herstel van de werking van infrastructuur en installaties op het gebied van energie- en watervoorziening, afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs, en bedraagt 277,4 miljoen EUR. Het op een na grootste deel van de kosten heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op maatregelen ter bescherming van het cultureel erfgoed en bedraagt 75,9 miljoen EUR. Het op twee na grootste onderdeel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 22 miljoen EUR. De kosten voor opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied bedragen 18,8 miljoen EUR.
Richtlijn 2007/60/EG 2 is in Oostenrijk volledig omgezet bij de wijziging van de waterwet in 2011 (WRG).
Op de datum van de aanvraag liepen tegen Oostenrijk geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.
De Oostenrijkse autoriteiten gaven aan dat de openbare infrastructuur in Oostenrijk over het algemeen niet verzekerd is. De subsidiabele kosten omvatten dus geen door verzekeringen gedekte kosten.
2.2Polen — regionale natuurramp: overstromingen in september 2024
Op 29 november 2024 heeft Polen een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in september 2024.
Polen heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 11 september 2024 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
De Poolse autoriteiten hebben de aanvraag ingediend op grond van het criterium “regionale natuurramp” overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de SFEU-verordening, namelijk een natuurramp in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat die tot directe schade van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product van die regio leidt. De Poolse autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 3,04 miljard EUR. Indien de natuurramp diverse regio’s op NUTS-niveau 2 treft, wordt in overeenstemming met de SFEU-verordening de drempel toegepast op het gemiddelde bbp van die regio’s, gewogen naar het aandeel van de totale schade in elke regio. De directe schade als percentage van het totale gewogen regionale bbp van de provincies Dolnośląskie, Opolskie, Śląskie en Lubuskie bedraagt 8,46 %. Dit is meer dan 1,5 % van het gewogen gemiddelde regionale bbp van de provincies Dolnośląskie, Opolskie, Śląskie en Lubuskie.
De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag uitsluitend worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
Polen heeft niet verzocht om betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening.
Tussen 11 en 16 september 2024 was in het zuidwesten van Polen sprake van zware regenval, waardoor verschillende rivieren overstroomden. De provincies Dolnośląskie, Opolskie, Śląskie en Lubuskie werden het zwaarst getroffen. Bijna 10 600 woningen en meer dan 2 000 gebouwen van landbouwbedrijven kwamen daarbij onder water te staan. Meer dan 200 000 personen werden rechtstreeks getroffen door de ramp. Veel bedrijven zagen zich gedwongen hun activiteiten tijdelijk op te schorten of aanzienlijk terug te schroeven, met grote financiële verliezen tot gevolg.
De Poolse autoriteiten verzochten niet om bijstand via het Uniemechanisme voor civiele bescherming. Er was onder meer behoefte aan ontsmettingsmiddelen, ontvochtigers, rubberen laarzen, handschoenen en vaccins. België, Denemarken, Duitsland, Litouwen, Slovenië, Zweden en Oostenrijk boden hulp.
Polen heeft de kosten voor nood- en herstelacties die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 2 755,2 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op het herstel van de werking van infrastructuur en installaties op het gebied van de energie- en watervoorziening, afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs, en bedraagt 2 721,3 miljoen EUR. Het op één na grootste deel van de kosten heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 19,8 miljoen EUR. Het op twee na grootste onderdeel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 14,2 miljoen EUR.
Richtlijn 2007/60/EG 3 is in Polen volledig omgezet.
Op de datum van de aanvraag liepen tegen Polen geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.
De Poolse autoriteiten hebben aangegeven dat er geen door verzekeringen gedekte kosten zijn opgenomen in de subsidiabele kosten.
2.3Tsjechië — grote natuurramp: overstromingen in september 2024
Op 4 december 2024 heeft Tsjechië een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in september 2024. Op 4 april 2025 heeft Tsjechië aanvullende toelichtingen ingediend op de in de SFEU-aanvraag verstrekte gegevens en informatie.
Tsjechië heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 12 september 2024 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
De Tsjechische autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp op 2,82 miljard EUR. Dit bedrag overschrijdt de drempel van 0,6 % van het bruto nationaal inkomen voor Tsjechië voor een “grote natuurramp”, namelijk 1,58 miljard EUR in 2024. De ramp kan derhalve worden aangemerkt als een “grote natuurramp” in de zin van artikel 2, lid 2, van de SFEU-verordening.
De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag uitsluitend worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
Tsjechië heeft niet verzocht om betaling van een voorschot op de bijdrage overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening.
Tussen 12 en 17 september 2024 werd het hele land getroffen door zeer sterke wind en hevige regenval, die tot overstromingen leidden. De regio’s Moravië-Silezië en Olomouc werden het zwaarst getroffen. Tientallen huizen, circa 1 000 weg- en spoorbruggen en 2 000 km aan wegen en spoorlijnen werden vernietigd of beschadigd. Meer dan 350 scholen kwamen onder water te staan. Meer dan 250 000 huishoudens kwamen zonder elektriciteit, verwarming en drinkwater te zitten. Als gevolg hiervan moesten meer dan 13 000 personen en diverse ziekenhuizen worden geëvacueerd. Er overleden ook acht personen.
De Tsjechische autoriteiten verzochten niet om bijstand via het Uniemechanisme voor civiele bescherming.
Tsjechië heeft de kosten voor nood- en herstelacties die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 1 699,5 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten heeft betrekking op het herstel van de werking van infrastructuur en installaties op het gebied van energie- en watervoorziening, afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs, en bedraagt 1 583,9 miljoen EUR. Het op één na grootste onderdeel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 80 miljoen EUR. Het op twee na grootste deel van de kosten heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 33,3 miljoen EUR. Het op drie na grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op maatregelen ter bescherming van cultureel erfgoed en bedraagt meer dan 2,4 miljoen EUR.
In Tsjechië is Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad voornamelijk omgezet bij de gewijzigde Wet nr. 254/2001 Coll. inzake wateren. Bescherming tegen overstromingen is geregeld in titel IX van deze wet.
Op de datum van de aanvraag liepen tegen Tsjechië geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.
De Tsjechische autoriteiten hebben niet aangegeven dat de subsidiabele kosten door verzekeringen werden gedekt.
2.4Slowakije — natuurramp in een buurland: overstromingen in september 2024
Op 7 december 2024 heeft Slowakije een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in september 2024.
Slowakije heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 15 september 2024 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
De Slowaakse autoriteiten hebben de aanvraag ingediend op grond van het criterium “natuurramp in een buurland” overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de SFEU-verordening, waarin is bepaald dat bijdragen uit het SFEU ook kunnen worden verleend in het geval van een natuurramp in een subsidiabele staat die tevens een grote natuurramp in een aangrenzende subsidiabele staat is. Slowakije raamt de totale directe schade van de ramp op 84,3 miljoen EUR. Dit bedrag vertegenwoordigt 0,07% van het Slowaakse bruto nationaal inkomen in 2022 (bni). Aangezien dezelfde natuurramp in Tsjechië als “grote natuurramp” kan worden aangemerkt, komt de aanvraag van Slowakije zonder specifieke drempel in aanmerking voor een bijdrage uit het SFEU.
De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag uitsluitend worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
Slowakije heeft niet verzocht om betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 4 bis van de SFEU-verordening.
Op 15 september 2024 werd Slowakije getroffen door aanzienlijke overstromingen, met name in Bratislava en de omliggende regio’s. Het waterpeil van de Donau en van de Morava steeg aanzienlijk, met retourperioden van meer dan 100 jaar op sommige locaties. De cumulatieve neerslag in de regio Záhorie liep op tot 400 mm, hetgeen de gevolgen verergerde. De grootste schade werd toegeschreven aan kleinere rivieren, waar dijkdoorbraken de overstromingen verergerden. Zowel plattelands- als stedelijke gebieden liepen schade op. Wegen, bruggen en andere kritieke infrastructuur werden zwaar getroffen, waardoor de hulpdiensten overbelast raakten.
De Slowaakse autoriteiten verzochten niet om bijstand via het Uniemechanisme voor civiele bescherming.
Slowakije heeft de kosten voor nood- en herstelacties die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 3,7 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 2,3 miljoen EUR. Het op één na grootste deel van de kosten heeft betrekking op het herstel van de werking van infrastructuur en installaties op het gebied van energie- en watervoorziening, afvalwater en vervoer, en bedraagt 1,4 miljoen EUR.
Richtlijn 2007/60/EG 4 is in Slowakije in nationaal recht omgezet bij Wet nr. 7/2010 Coll.
Op de datum van de aanvraag liepen tegen Slowakije geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.
De Slowaakse autoriteiten hebben aangegeven dat er geen door verzekeringen gedekte kosten zijn opgenomen in de subsidiabele kosten.
2.5Moldavië — regionale natuurramp: overstromingen in september 2024
Op 5 december 2024 heeft Moldavië een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in september 2024.
Moldavië heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 14 september 2024 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.
De Moldavische autoriteiten hebben de aanvraag ingediend op grond van het criterium “regionale natuurramp” overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de SFEU-verordening, namelijk een natuurramp in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat die tot directe schade van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product van die regio leidt. De Moldavische autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 7,8 miljoen EUR. Indien de natuurramp diverse regio’s op NUTS-niveau 2 treft, wordt in overeenstemming met de SFEU-verordening de drempel toegepast op het gemiddelde bbp van die regio’s, gewogen naar het aandeel van de totale schade in elke regio. De directe schade als percentage van het totale gewogen regionale bbp van de NUTS 2-regio’s Moldavië-Centrum en Zuid-Moldavië bedraagt 51,74 %. Dit is meer dan 1,5 % van het gewogen gemiddelde regionale bbp van de regio’s Moldavië-Centrum en Zuid-Moldavië.
De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag uitsluitend worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
Moldavië voert toetredingsonderhandelingen met de Unie en komt dus in aanmerking voor bijstand uit het SFEU. Aangezien het geen lidstaat is, komt het land echter niet in aanmerking voor de betaling van een voorschot op grond van artikel 4 bis van de SFEU-verordening.
Tussen 14 en 16 september 2024 werden de Moldavische districten Cantemir, Hincesti, Leova, Straseni, Floresti en Telenesti getroffen door stortregens, die overstromingen tot gevolg hadden. Meer dan 200 000 personen ondervonden gevolgen van de ramp. Als gevolg van de overstromingen raakten 20 bruggen, 8 onderwijsinstellingen en verschillende openbare gebouwen vernietigd of beschadigd. Tientallen huizen en kelders kwamen onder water te staan en meer dan 60 personen moesten worden gered.
De Moldavische autoriteiten verzochten niet om bijstand via het Uniemechanisme voor civiele bescherming.
Moldavië heeft de kosten voor nood- en herstelacties die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 7,2 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Bijna alle kosten van noodacties hebben betrekking het herstel van de werking van infrastructuur en installaties op het gebied van vervoer en onderwijs.
Richtlijn 2007/60/EG 5 is in Moldavië gedeeltelijk omgezet.
De Moldavische autoriteiten hebben aangegeven dat er geen door verzekeringen gedekte kosten zijn opgenomen in de subsidiabele kosten.
2.6Bosnië en Herzegovina — grote natuurramp: overstromingen in oktober 2024
Op 27 december 2024 heeft Bosnië en Herzegovina een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in september 2024.
Bosnië en Herzegovina heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 4 oktober 2024 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat de overeenkomstig artikel 4 van de SFEU-verordening gevraagde informatie.
De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve binnen het toepassingsgebied van het SFEU.
De autoriteiten van Bosnië en Herzegovina ramen de totale directe schade van de ramp op 841,85 miljoen EUR. Dit bedrag overschrijdt de drempel van 0,6 % van het bruto nationaal inkomen voor Bosnië en Herzegovina voor een “grote natuurramp”, te weten 138,33 miljoen EUR in 2024. De ramp kan derhalve worden aangemerkt als een “grote natuurramp” in de zin van artikel 2, lid 2, van de SFEU-verordening.
De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag uitsluitend worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de SFEU-verordening.
Bosnië en Herzegovina voert toetredingsonderhandelingen met de Unie en komt dus in aanmerking voor bijstand uit het SFEU. Aangezien het geen lidstaat is, komt het land echter niet in aanmerking voor de betaling van een voorschot op grond van artikel 4 bis van de SFEU-verordening.
Tussen 3 en 17 oktober 2024 werd Bosnië en Herzegovina getroffen door zware regenval, die rampzalige (plotselinge) overstromingen en aardverschuivingen in het centrale, zuidelijke en westelijke deel van het land veroorzaakte. De kantons Herzegovina-Neretva, Centraal-Bosnië, Zenica-Doboj en Kanton 10 werden het zwaarst getroffen. Naast de stroomuitval, die meerdere dagen duurde, en verstoringen van de vaste en mobiele telefoondiensten, kwam het weg- en spoorvervoer ook volledig plat te liggen. Dit veroorzaakte ernstige fysieke en financiële schade aan woon- en bedrijfsgebouwen en aan het vervoers-, water- en rioleringssysteem. Als gevolg van de overstromingen overleden 27 personen en raakten 22 personen gewond. Veel gezinnen zagen zich gedwongen hun woning te verlaten en werden ondergebracht in tijdelijke opvangcentra.
Op 5 oktober 2024 verzochten de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina om bijstand via het Uniemechanisme voor civiele bescherming. In totaal hebben acht lidstaten en vijf deelnemende staten op het verzoek gereageerd.
Bosnië en Herzegovina heeft de kosten voor nood- en herstelacties die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de SFEU-verordening subsidiabel zijn, op 792,15 miljoen EUR geraamd, en een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten heeft betrekking op het herstel van de werking van infrastructuur en installaties op het gebied van energie- en watervoorziening, afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs, en bedraagt 782,93 miljoen EUR. Het op één na grootste onderdeel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en de inzet van hulpdiensten en bedraagt 5,68 miljoen EUR. Het op twee na grootste deel van de kosten heeft betrekking op opruimwerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 3,45 miljoen EUR. Het op drie na grootste deel van de kosten voor de noodacties heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op maatregelen ter bescherming van cultureel erfgoed en bedraagt meer dan 82,41 duizend EUR.
In Bosnië en Herzegovina wordt gewerkt aan de omzetting van Richtlijn 2007/60/EG.
De autoriteiten van Bosnië en Herzegovina hebben aangegeven dat er geen door verzekeringen gedekte kosten zijn opgenomen in de subsidiabele kosten.
2.7Conclusie
In het licht van bovenstaande overwegingen en na beoordeling van de ingediende informatie concludeert de Commissie dat de rampen die in de aanvraag van Oostenrijk, Polen, Tsjechië, Slowakije, Moldavië en Bosnië en Herzegovina zijn beschreven, voldoen aan de voorwaarden van de SFEU-verordening voor de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU.
3. Financiering
Krachtens Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 6 (“de MFK-verordening”) kan de reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR) worden gebruikt ter financiering van het SFEU. In punt 10 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer 7 (IIA), alsmede betreffende de nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen, zijn nadere regels vastgesteld voor de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU in het kader van de SEAR.
Aangezien solidariteit de belangrijkste reden voor de oprichting van het SFEU was, is de Commissie van mening dat de SFEU-steun progressief moet zijn. Het deel van de schade dat de drempel voor SFEU-steun bij een “grote natuurramp” overstijgt (0,6 % van het bni of, indien dit bedrag lager is, 3 miljard EUR in prijzen van 2011, zie artikel 2, lid 2, van de SFEU-verordening) geeft bijgevolg recht op een hogere steunintensiteit dan het deel van de schade onder de drempel. Dat betekent dat het steunbedrag voor een land dat is getroffen door een ramp die voldoet aan de voorwaarden voor een “grote natuurramp” wordt berekend door twee bedragen bij elkaar op te tellen: 2,5 % van de totale directe schade onder de drempel en 6 % voor het deel van de totale directe schade boven de drempel.
Het percentage dat wordt toegepast voor het bepalen van de steunbedragen voor “regionale natuurrampen”, die onder de nationale drempel blijven, bedraagt 2,5 % van de totale directe schade. Bij het aanvragen van SFEU-steun op basis van het “buurlandcriterium” zijn er geen drempels voor de geleden totale directe schade. Het percentage dat wordt toegepast om een steunbedrag voor een ramp vast te stellen op basis van het “buurlandcriterium” is hetzelfde als bij een “regionale ramp”, d.w.z. 2,5 % van de totale directe schade. De SFEU-bijdrage mag de geraamde totale kosten van de subsidiabele acties niet overschrijden.
De methode voor het berekenen van de steun is in het SFEU-jaarverslag 2002-2003 beschreven en door de Raad en het Europees Parlement goedgekeurd.
Inhoudsopgave
De Commissie stelt de begrotingsautoriteit derhalve voor de volgende bedragen beschikbaar te stellen:
In Verordening 2024/765 van de Raad 8 van 29 februari 2024 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 is de reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR) opgesplitst in twee afzonderlijke instrumenten: de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp. De reserve voor Europese solidariteit met een jaarlijks bedrag van 1 016 miljoen EUR (in prijzen van 2018, wat overeenkomt met 1 167,1 miljoen EUR in prijzen van 2025) zal worden gebruikt voor bijstand om te reageren op noodsituaties die onder het SFEU vallen.
Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de SFEU-verordening en artikel 9, lid 2, tweede alinea, van de gewijzigde MFK-verordening is bepaald dat 25 % van de jaarlijkse SFEU-toewijzing (d.w.z. 291,8 miljoen EUR voor 2025) op 1 oktober van elk jaar ter beschikking wordt gesteld.
Bovendien is het bedrag van 50 000 000 EUR, overeenkomstig artikel 4 bis, lid 4, van de SFEU-verordening, reeds opgenomen in de algemene begroting 2025 (in de vorm van vastleggings- en betalingskredieten) voor de betaling van mogelijke toekomstige voorschotten.
Tot slot kan overeenkomstig artikel 9, lid 2, van de MFK-verordening elk deel van het jaarlijkse bedrag dat in een bepaald jaar n niet is gebruikt, in het jaar n+1 worden gebruikt. Derhalve is 194,3 miljoen EUR overgedragen uit 2024.
Het maximumbedrag dat in dit stadium door het SFEU kan worden gebruikt, bedraagt daarom 908,95 miljoen EUR (exclusief de reserve voor voorschotten en het bedrag dat op 1 oktober beschikbaar komt). Na deze beschikbaarstelling zal 980,64 miljoen EUR beschikbaar zijn om aan te wenden.
Beschikbaar bedrag in het kader van het SFEU in 2025 (EUR): | |
Totale jaarlijkse SFEU-toewijzing 2025 (incl. tranche van 1 oktober) | 1 167 064 638 |
Vanuit 2024 overgedragen bedrag (incl. ongebruikte voorschotten) (+) | 194 316 161 |
Kredieten voor voorschotten (−) | 50 000 000 |
Bedrag dat reeds is gebruikt voor voorschotten aan Spanje en Oostenrijk (−) | 110 663 587 |
Bedrag dat pas na 1 oktober beschikbaar is (−) | 291 766 160 |
Totaal op dit moment beschikbaar bedrag (excl. reserve voor voorschotten en tranche van 1 oktober) | 908 951 052 |
Voor beschikbaarstelling voorgesteld bedrag in het kader van het huidige besluit tot beschikbaarstelling van middelen (alleen te betalen saldo) | 270 077 316 |
Resterend bedrag voor toekomstige aanvragen (met inbegrip van voorschotten en tranche van 1 oktober) | 980 639 896 |