Toelichting bij COM(2025)304 - Aanneming van de euro door Bulgarije op 1 januari 2026 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)304 - Aanneming van de euro door Bulgarije op 1 januari 2026. |
---|---|
bron | COM(2025)304 ![]() ![]() |
datum | 04-06-2025 |
Op 3 mei 1998 heeft de Raad besloten dat België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Oostenrijk en Finland voldeden aan de nodige voorwaarden om op 1 januari 1999 de euro aan te nemen. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben gebruikgemaakt van hun recht om niet deel te nemen en werden derhalve niet door de Raad beoordeeld. Griekenland en Zweden werden door de Raad beschouwd als lidstaten met een derogatie.
Op 19 juni 2000 heeft de Raad besloten dat Griekenland voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2001. De landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden (Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije), werden overeenkomstig artikel 4 van het desbetreffende Toetredingsverdrag als lidstaten met een derogatie aangemerkt.
Op 11 juli 2006 heeft de Raad besloten dat Slovenië voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2007.
Bulgarije en Roemenië zijn op 1 januari 2007 tot de Europese Unie toegetreden en werden overeenkomstig artikel 5 van het desbetreffende Toetredingsverdrag als lidstaten met een derogatie aangemerkt.
Op 10 juli 2007 heeft de Raad besloten dat Cyprus en Malta voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2008.
Op 8 juli 2008 heeft de Raad besloten dat Slowakije voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2009.
Op 13 juli 2010 heeft de Raad besloten dat Estland voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2011.
Op 9 juli 2013 heeft de Raad besloten dat Letland voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2014.
Op 23 juli 2014 heeft de Raad besloten dat Litouwen voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2015.
Op 12 juli 2022 heeft de Raad besloten dat Kroatië voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2023.
In artikel 140, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) ten minste eens in de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die onder een derogatie valt, aan de Raad verslag uitbrengen over de vooruitgang die door de onder een derogatie vallende lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie.
Op basis van haar eigen verslag en dat van de ECB moet de Commissie bij de Raad een voorstel indienen voor een besluit van de Raad, volgens de procedure van artikel 140, lid 2, VWEU, tot intrekking van de derogatie van de lidstaten die aan de nodige voorwaarden voldoen.
De convergentieverslagen van zowel de Commissie als de ECB zijn op 4 juni 2025 uitgebracht. Deze verslagen bevatten een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van Bulgarije, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met de artikelen 130 en 131 VWEU en met de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en de ECB.
In de verslagen wordt ook nagegaan of een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt aan de hand van de mate waarin aan de convergentiecriteria is voldaan, en wordt rekening gehouden met verschillende andere krachtens de laatste alinea van artikel 140, lid 1, VWEU vereiste factoren.
In haar convergentieverslag concludeert de Commissie dat Bulgarije voldoet aan de voorwaarden om de euro aan te nemen.
In haar convergentieverslag heeft de ECB geen belemmeringen vastgesteld om de derogatie met betrekking tot Bulgarije in te trekken.
Op grond van haar verslag en dat van de ECB heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan het bijgaande voorstel voor een besluit van de Raad tot intrekking van de derogatie van Bulgarije met ingang van 1 januari 2026.
2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING
De besprekingen met de lidstaten over de economische beleidsuitdagingen van de lidstaten vinden regelmatig en bij diverse gelegenheden plaats binnen het Economisch en Financieel Comité (EFC) en de Ecofin/Eurogroep. Het gaat onder meer om informele besprekingen over kwesties die specifiek van belang zijn voor de voorbereiding op de uiteindelijke toetreding tot de eurozone (met inbegrip van het wisselkoersbeleid).
De economische ontwikkelingen in de eurozone en in de lidstaten worden beoordeeld via de diverse procedures voor de coördinatie van en het toezicht op het economische beleid (met name op grond van artikel 121 VWEU), alsook als onderdeel van de periodieke monitoring en analyse door de Commissie van landspecifieke en eurozonebrede ontwikkelingen (onder meer prognoses, reeksen periodieke publicaties en input in het EFC en de Ecofin/Eurogroep). In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel en de in het verleden gevolgde werkwijze is geen officiële effectbeoordeling uitgevoerd.
3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL
3.1.Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 140, lid 2, VWEU, dat voorziet in de procedure voor de aanneming van een Raadsbesluit betreffende de invoering van de euro en voor de intrekking van de derogaties van de betrokken lidstaten.
Na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Europese Raad besluit de Raad op voorstel van de Commissie en na een aanbeveling te hebben ontvangen van een gekwalificeerde meerderheid van diegenen onder zijn leden die de lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben.
3.2.Subsidiariteit en evenredigheid
Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.
Dit initiatief gaat niet verder dan hetgeen nodig is om de doelstelling ervan te bereiken. Bijgevolg is het in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
3.3.Keuze van het rechtsinstrument
Overeenkomstig artikel 140, lid 2, VWEU is een besluit het passende rechtsinstrument.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.