Toelichting bij COM(2025)296 - Duurzame visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2026

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 6.6.2025


2.

COM(2025) 296 final



MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Duurzame visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2026

{SWD(2025) 149 final}


1.Inleiding

Een concurrerende en economisch levensvatbare visserijsector is afhankelijk van gezonde visbestanden en een gezonde oceaan. De duurzaamheid van de Europese visserij is de voorgaande jaren geleidelijk verbeterd, een trend die nog steeds wordt voortgezet, aangezien in 2024 meer visbestanden duurzaam werden bevist dan in 2003. Er moeten echter ook inspanningen worden geleverd om andere belastende factoren dan de visserij aan te pakken die de visbestanden in toenemende mate treffen. Voorbeelden hiervan zijn de overvloed aan zoöplankton 1 en eutrofiëring 2 in de Oostzee of de gevolgen van de klimaatverandering in de Oostzee, de Golf van Biskaje en de Middellandse Zee 3 . Zowel de EU-missie “Onze oceanen en wateren herstellen” 4 als de verordening natuurherstel 5 hebben als doelstelling het herstel van natuur en ecosystemen in 2030 te realiseren.

In het licht van de huidige uitdagingen voor de visserijsector en gezien het enorme potentieel voor duurzame visserij, is de Commissie begonnen met een uitgebreide evaluatie van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) 6 . De evaluatie wordt naar verwachting begin 2026 afgerond en zal het uitgangspunt vormen voor de vaststelling van een visie voor de visserij en de aquacultuur voor 2040, waarbij rekening wordt gehouden met andere initiatieven voor een beleidskader, zoals het Europees oceaanpact en de routekaart voor de energietransitie voor de visserij en de aquacultuur in de EU. Bij de lopende uitgebreide evaluatie van de GVB-verordening zullen onder meer kwesties worden onderzocht die voortvloeien uit de uitvoering van de in deze mededeling genoemde meerjarenplannen.

Deze mededeling bevat informatie over twee belangrijke elementen van het GVB: de voortgang bij het bereiken van de maximale duurzame opbrengst (MDO) en de toestand van de vissersvloot van de EU. Bovendien bevat de mededeling informatie over de uitvoering van de aanlandingsverplichting; de sociaal-economische prestaties van de Europese visserij; en het voortdurend blijven waarborgen van haar concurrentievermogen, veerkracht en duurzaamheid.

2.Voortgang bij het bereiken van de maximale duurzame opbrengst

Al generaties lang is de visserij een bron van levensonderhoud voor veel kustgemeenschappen in Europa en vormt zij een belangrijk onderdeel van hun culturele identiteit. Dankzij de voortdurende inspanningen van vissers en nationale overheden en de inzet van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie boekt de EU-visserij verdere vooruitgang in de richting van meer duurzaamheid. Er worden momenteel veel minder bestanden in de EU overbevist dan twintig jaar geleden. Om deze vorderingen voort te zetten en het beste beschikbare wetenschappelijke advies aan de besluitvormers te verstrekken, is verdere ontwikkeling nodig op het gebied van wetenschap, onderzoek en technologie 7 . Ook moet de visserijsector verder kijken dan het beheer van de visserij met visquota of inspanningsbeperkingen, en extra maatregelen bedenken om de bestaande sociaal-economische schommelingen aan te pakken en iets te doen aan de gevolgen voor de ecosystemen zoals eutrofiëring en de stijging van de zeetemperatuur.

Elk jaar werkt het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) de beschikbare informatie over de visbestanden ten opzichte van de GVB-doelstellingen bij.

In 2023 hebben de ecoregio’s van de Oostzee, de Keltische Zee en de Noordzee in ruime zin de trend voortgezet om de gemiddelde visserijdruk te verlagen naar een duurzaam niveau (van respectievelijk 29 %, 51 % en 65 % boven het streefdoel voor visserijsterfte dat moet worden bereikt om te komen tot de maximale duurzame opbrengst (FMDO) in 2003 tot 54 %, 48 % en 23 % onder het streefdoel voor FMDO 8 in 2023). De gemiddelde visserijdruk is echter van 2022 tot 2023 enigszins toegenomen, met name voor wijdverspreide bestanden 9 . In de Golf van Biskaje hebben vissers aanzienlijke inspanningen geleverd om de visbestanden duurzaam te beheren. Hun inspanningen hebben ertoe geleid dat de visserijen een aantal jaren in overeenstemming met de MDO zijn beheerd, zoals blijkt uit het WTECV-verslag van 2022 10 . Ondanks deze inspanningen moesten de vangstmogelijkheden de afgelopen jaren echter sterk worden verminderd en zijn ze op een lager niveau gebleven. De ontwikkeling van het ecosysteem en de stijgende watertemperatuur lijken een rol te spelen.

In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee gaat het om gemengde visserijen die veel bestanden delen met derde landen. De visserijsterfte komt in de buurt van het duurzame niveau voor sommige bestanden, waarbij in 2022 voor zeven soorten de FMDO werd gehaald. Veel bestanden worden echter nog altijd boven het duurzame niveau bevist. Er moeten maatregelen worden genomen om de visserijsterfte verder te verminderen en de MDO-doelstelling te bereiken, met name door middel van het meerjarig beheersplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee 11 en de strategie voor 2030 van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM).

2.1.Vangstmogelijkheden in 2025

De vangstmogelijkheden vormen een belangrijk instrument voor duurzaam visserijbeheer. In de Atlantische Oceaan, de Oostzee en het Skagerrak/Kattegat worden vangstmogelijkheden voornamelijk gedefinieerd als vangstbeperkingen, ook bekend als totale toegestane vangsten (total allowable catches — TAC’s). In het westelijke deel van de Middellandse Zee worden de vangstmogelijkheden vanwege het gemengd visserijbeheer voornamelijk vastgesteld in termen van de visserijinspanning.

De visbestanden in de Oostzee staan nog steeds onder druk van andere oorzaken dan de visserij, wat heeft geleid tot instorting van het ecosysteem en een verlies aan biodiversiteit 12 . Het niet volledig uitvoeren van de EU-wetgeving blijft een belangrijke factor en het effect van verontreiniging op de visserij is wijdverspreid in de ecoregio 13 . De druk van de landbouw, de houtindustrie en andere activiteiten op het land zal een nadelige invloed blijven uitoefenen op het ecosysteem in de Oostzee. Naast deze externe drukfactoren kunnen ook tekortkomingen in de uitvoering van de EU-voorschriften inzake rapportage over vangsten een belangrijke rol spelen in de achteruitgang van de visbestanden in de Oostzee. De maatregelen om de uitvoering van de EU-wetgeving te verbeteren moeten worden opgevoerd. Hoewel het meerjarenplan voor de Oostzee 14 veel instrumenten biedt om het herstel van de visbestanden te bevorderen, is het belangrijk dat de lidstaten de desbetreffende EU-wetgeving volledig uitvoeren en de uitvoering van andere regionale zeeverdragen, zoals het actieplan van de Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied 15 , verbeteren om deze instorting van het ecosysteem aan te pakken. De toezeggingen die werden gedaan in de ministeriële verklaring van de Oostzee-conferentie van 2020 (Our Baltic) 16 blijven van belang.

Voor 2025 waren er zes TAC’s op MDO-niveau, evenveel als in het voorgaande jaar. Voor bepaalde bestanden heeft de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) echter nulvangsten aanbevolen. Aangezien een aantal van deze bestanden onvermijdelijke bijvangsten zijn in andere visserijen, en om een volledige sluiting van de visserijsector in de Oostzee te voorkomen, zijn bijvangstlimieten vastgesteld. De maatregelen van eerdere jaren zijn gehandhaafd, waarbij voor verscheidene TAC’s ook een sluiting van de paaigebieden en beperkingen van de recreatievisserij zijn ingevoerd.

In het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan zijn de TAC’s voor de visbestanden die uitsluitend door de EU werden beheerd, vastgesteld in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen van het GVB. De enige uitzondering zijn de gevallen die betrekking hebben op de bepaling in de meerjarenplannen die vereist dat de vangstmogelijkheden in elk geval zodanig worden vastgesteld dat er minder dan 5 % kans bestaat dat de paaibiomassa onder de Blim 17 uitkomt. De Commissie had een gerichte wijziging voorgesteld van de Verordeningen (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973 en (EU) 2019/472 tot vaststelling van meerjarenplannen voor bepaalde bestanden die worden bevist in de Oostzee, de Noordzee en de westelijke wateren, en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren (“de meerjarenplannen”) om een inconsistentie aan te pakken die ontstaat onder bepaalde omstandigheden die verband houden met de toestand van een bepaald visbestand en de kortetermijnprognose voor de ontwikkeling van de biomassa ervan 18 . Hoewel de Raad zijn steun voor dit voorstel heeft uitgesproken, heeft het Europees Parlement besloten er niet verder aan te werken en de Commissie verzocht het voorstel in te trekken.

Als gevolg hiervan kondigde de Commissie haar voornemen aan het voorstel in haar werkprogramma 2025 in te trekken.

Na een overgangsperiode van vijf jaar geldt de doelstelling om tegen 1 januari 2025 voor demersale bestanden in het westelijk deel van de Middellandse Zee de MDO te bereiken en te behouden. Op basis van de MDO-doelstelling en het beste beschikbare wetenschappelijke advies werd de visserijinspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen verder verlaagd, en werden er lagere vangstbeperkingen voor diepzeegarnalen en voor met netten gevangen heek vastgesteld. Om duurzame goede praktijken te bevorderen en het herstel van de heekbestanden te ondersteunen, werd het compensatiemechanisme dat sinds 2022 in het westelijk deel van de Middellandse Zee is ingesteld, in 2025 uitgebreid om verdere vrijwillige maatregelen aan te moedigen, zoals een verhoogde selectiviteit en het sluiten van gebieden 19 . Bij volledige toepassing zal met het uitgebreide compensatiemechanisme het herstel van de visbestanden naar verwachting worden versneld en zal de sector visdagen kunnen terugwinnen. Met EU-financiering ter ondersteuning van de overgang naar duurzamere praktijken wijzen de sociaal-economische prognoses van de vangstmogelijkheden voor 2025 op een winstgevendheid en economische prestaties die vergelijkbaar zijn met die van de voorgaande jaren.

In het kader van de vangstmogelijkheden voor 2025 heeft de EU de uitvoering voortgezet van bijbehorende maatregelen die voortvloeien uit de meerjarenplannen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) en uit de onlangs goedgekeurde GFCM-besluiten voor kleine pelagische en demersale bestanden in de Adriatische Zee en voor tarbot en sprot in de Zwarte Zee.

De toestand van het Europese aalbestand is nog steeds kritiek en de ICES adviseert een einde te maken aan de bevissing van deze soort en alle andere vormen van sterfte ervan. Bijgevolg is de minimale sluitingsperiode van zes maanden voor alle commerciële visserij op aal in alle wateren van de Middellandse Zee en in de mariene en aangrenzende wateren in de Atlantische Oceaan in 2025 voortgezet, met bepaalde uitzonderingen die al in 2023 en 2024 zijn overeengekomen. Bovendien is de recreatievisserij op aal in 2025 nog altijd verboden. De meeste lidstaten hebben hun nationale beheersplannen voor aal echter niet geactualiseerd, wat ertoe leidt dat de drukfactoren voor de aal, zoals habitatverlies, niet goed worden aangepakt. Zonder specifieke maatregelen van de lidstaten zal het aalbestand zich niet kunnen herstellen.

2.2.Overeenkomsten met Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en andere kuststaten

De meeste EU-bestanden worden nu gedeeld met kuststaten in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan. Voor meer dan 85 bestanden die met het Verenigd Koninkrijk worden gedeeld, hebben de EU en het Verenigd Koninkrijk, binnen de in de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk 20 vastgestelde termijn, voor 2025 een overeenkomst bereikt op basis van het beste beschikbare wetenschappelijk advies. De meeste bestanden zijn vastgesteld in overeenstemming met de MDO, indien advies beschikbaar was. Voor 2025 heeft de ICES voor negen bestanden een nulvangstadvies afgegeven. Voor al deze bestanden zijn de EU en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen om lage bijvangst-TAC’s voor 2025 vast te stellen, om verstikkingssituaties in de gemengde visserij te voorkomen. Voor één bestand zijn de EU en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen om een wetenschappelijke monitoring-TAC voor 2025 vast te stellen, na advies van de ICES.

De verbetering van het beheer van de door de EU en het Verenigd Koninkrijk gedeelde bestanden in het kader van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij was van cruciaal belang om de duurzaamheid te verbeteren en een spoedig en bevredigend akkoord te bereiken.

De meeste tussen de EU, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk gedeelde bestanden in de Noordzee laten een positieve trend zien. Voor 2025 zijn de EU, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen overeengekomen de TAC’s voor deze bestanden vast te stellen in overeenstemming met het MDO-advies. De TAC’s voor de bestanden die bilateraal met Noorwegen worden beheerd, zijn vastgesteld in lijn met het beste beschikbare wetenschappelijke advies.

Voor makreel, blauwe wijting en Atlantisch-Scandinavische haring — wijdverspreide bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan — zijn de kuststaten en de bij deze visserij betrokken partijen (EU, Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, IJsland, de Faeröer, Groenland en, in het geval van Atlantisch-Scandinavische haring, ook de Russische Federatie) overeengekomen om de totale TAC’s voor 2025 vast te stellen op MDO-niveau. Bij gebrek aan verdelingsregelingen en als gevolg van de unilaterale maatregelen van sommige kuststaten, zoals te hoge overdrachten tussen opeenvolgende jaren, blijft de som van de unilaterale quota van de kuststaten en de bij deze visserij betrokken partijen echter hoger dan de totale overeengekomen TAC’s. Dit blijft de duurzaamheid van deze bestanden ondermijnen, belemmert de voortgang bij het bereiken van overeenkomsten met de kuststaten en zet, meer in het algemeen, de samenwerking in deze fora onder druk. De EU blijft met het oog op het sluiten van nieuwe alomvattende verdelingsregelingen voor het duurzame beheer van deze bestanden actief betrokken bij het overleg met andere kuststaten en bij de visserij betrokken partijen.

3.Het evenwicht tussen de vangstcapaciteit van de vloten van de lidstaten en hun vangstmogelijkheden

De lidstaten moeten de vloten onder de nationale maxima voor vaartuigcapaciteit (wat de brutotonnage en het motorvermogen (kW) betreft) houden. De lidstaten met vlootsegmenten die een duidelijke onevenwichtigheid vertonen 21 , moeten actieplannen indienen waarin ter aanpassing dienende streefdoelen en de instrumenten om een evenwicht tot stand te brengen, worden vastgesteld, alsook een duidelijk tijdschema voor de uitvoering. Capaciteit die met overheidssteun wordt onttrokken, mag niet worden vervangen 22 .

Er worden verschillende parameters gebruikt om te beoordelen of een vloot in evenwicht is. Niet-winstgevende of onderbenutte vlootsegmenten kunnen er bijvoorbeeld op wijzen dat de vlootsegmenten periodiek of permanent niet kunnen uitvaren en inactief zijn. Wanneer veel vaartuigen minder tijd besteden aan de visserij dan zij zouden kunnen, is het vlootsegment wellicht te groot voor de beschikbare bestanden waarvan de vaartuigen afhankelijk zijn.

De vissersvloten van de lidstaten blijven verder krimpen. Het aantal vaartuigen, hun brutotonnage en motorvermogen verminderden in 2024 met respectievelijk ongeveer 3 %, 5 % en 3 %. Bijgevolg bestond de vissersvloot van de EU 23 op 1 januari 2025 uit 69 570 vaartuigen, met een tonnage van 1 245 871 bt en een vermogen van 5 062 245 kW.

Enkele vlootsegmenten zijn echter nog niet in evenwicht 24 . Volgens artikel 22 van de GVB-verordening moeten de lidstaten “maatregelen [invoeren] om de vangstcapaciteit van hun vloot aan te passen aan hun vangstmogelijkheden, waarbij zij mettertijd rekening houden met tendensen en zich baseren op het beste wetenschappelijke advies, en zich ten doel stellen beide op blijvende en stabiele wijze met elkaar in evenwicht te brengen”. Sommige lidstaten hebben geen actieplannen voorgelegd om deze vlootsegmenten in evenwicht te brengen. Hoewel de tendensen voor de vangstmogelijkheden van jaar tot jaar kunnen verschillen, wijst het feit dat vlootsegmenten voortdurend niet-duurzame indicatoren vertonen zonder dat er actieplannen zijn opgesteld, op terughoudendheid ten aanzien van het waarborgen van een betrouwbaar bedrijfsmodel voor de veerkracht en duurzaamheid op lange termijn van de visserijsector. Bovendien heeft het WTECV benadrukt dat sommige ingediende actieplannen onvoldoende informatie bevatten om de mogelijke gevolgen voor het vlootevenwicht goed te kunnen beoordelen.

Bovendien ontbreken er over bepaalde vlootsegmenten nog steeds biologische gegevens die een alomvattende beoordeling van het vlootevenwicht mogelijk zouden maken. De Commissie verzoekt de lidstaten hun inspanningen voor gegevensverzameling te intensiveren. Alleen met voldoende gegevens kan het evenwicht van de EU-vissersvloot correct worden beoordeeld om het concurrentievermogen, de veerkracht en de economische levensvatbaarheid ervan te garanderen.

In 2024 is de Commissie gestart met een studie naar de evolutie, de uitdagingen en de toekomst van de vissersvloot van de EU. De studie heeft tot doel de huidige en toekomstige uitdagingen in kaart te brengen, te verklaren hoe deze uitdagingen van invloed zijn op de duurzaamheid van de vloot en inzichten te verschaffen over de manier waarop zij kunnen worden aangepakt. De studie zal naar verwachting in de tweede helft van 2025 worden afgerond en de bevindingen zullen worden meegenomen in de evaluatie van de GVB-verordening.

4.Sociaal-economische vooruitzichten

Nadat de brandstofprijzen in 2022 een piek hadden bereikt, zijn ze in het eerste kwartaal van 2025 geleidelijk gedaald tot 0,6–0,7 EUR per liter. De vissersvloot van de EU zal met de huidige prijzen naar verwachting een bruto toegevoegde waarde van ongeveer 2,5 miljard EUR genereren, zijn operationele kosten dekken, en werkgelegenheid en lonen voor ongeveer 120 000 vissers behouden.

Hoewel de meeste nationale vloten in 2025 naar verwachting over het algemeen winstgevend zullen zijn, blijkt uit een sociaal-economische analyse dat enkele vlootsegmenten in belangrijke visserijen nog altijd met benarde omstandigheden zullen worden geconfronteerd, met name die welke niet in evenwicht zijn, afhankelijk zijn van overbeviste bestanden en/of energie-intensief vistuig gebruiken. Daarentegen presteren vlootsegmenten die wel in evenwicht zijn, die afhankelijk zijn van duurzaam beviste bestanden en die hun energie-efficiëntie hebben vergroot, doorgaans beter en genereren zij hogere lonen voor hun bemanning. Dit illustreert de belangrijke sociaal-economische voordelen die de vissersvloten van de EU hebben geboekt op het gebied van de instandhouding van de bestanden en de energie-efficiëntie. Hoewel de brandstofprijzen zijn gedaald, blijft energie een van de belangrijkste kostenposten voor de vissersvloten van de EU. In dit verband zal de Commissie begin 2026 een routekaart voor de energietransitie in de visserij (en aquacultuur) voorleggen.

De toestand van de visbestanden en de winstgevendheid van de visserijsector zijn even belangrijk voor de waardeketens in de kustgemeenschappen en daarbuiten. De visserij vormt de economische basis voor werkgelegenheid in veilinghallen, verwerkingsinstallaties, scheepswerven, de vervoerssector, het toerisme en de detailhandel. Volgens de recentste cijfers van de EU-waarnemingspost voor de blauwe economie creëert een door de EU-vissersvloot geproduceerde extra output van één miljoen euro dertig banen stroomopwaarts en stroomafwaarts in de waardeketen. Bovendien spelen vissers een cruciale rol bij het waarborgen van een gezonde voedselvoorziening voor de bevolking van Europa en daarbuiten. Bovendien is de visserij een essentiële economische sector in veel kustgemeenschappen, vooral waar andere mogelijkheden beperkter zijn.

Een veerkrachtige en welvarende kustgemeenschap kan echter niet alleen afhankelijk zijn van visserijactiviteiten. Vissers, en kustgemeenschappen in het algemeen, worden geconfronteerd met toenemende druk en onzekerheid, onder meer door de klimaatverandering, die een negatieve invloed heeft op mariene ecosystemen en waardoor visbestanden zich verplaatsen. Kustgemeenschappen en vissers kunnen de toenemende druk weerstaan en zich eraan aanpassen door de paraatheid te verhogen 25 en waar nodig hun activiteiten te diversifiëren. De programma’s van de lidstaten in het kader van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) bieden reeds mogelijkheden voor diversificatie en ontwikkeling van activiteiten in de blauwe economie. Daarnaast zal de Commissie haar inspanningen opvoeren om kustgemeenschappen te ondersteunen bij het versterken van hun veerkracht en het ontwikkelen van nieuwe mogelijkheden 26 .

4.1.Sociale dimensie

In de in december 2024 afgeronde prognosestudie “Vissers van de toekomst” 27 werd de toekomstige rol van vissers in de samenleving tot 2050 onderzocht. De hoop, vrees, verwachtingen en behoeften van de vissers onderzoeken is van cruciaal belang om een beter beleid te kunnen opstellen dat op de lange termijn een duurzame, bloeiende en inclusieve visserij ondersteunt.

De prognosestudie maakt deel uit van de werkzaamheden ter bevordering van de sociale dimensie van het EU-visserijbeleid. In 2024 is de Commissie een basisstudie over de opleiding en vaardigheden van vissers in de EU gestart. Deze basisstudie zal worden meegenomen in een in 2025 geplande effectbeoordeling over de mogelijke uitvoering van het Internationaal Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen
(STCW-F) 28 , die kan dienen om het probleem dat de visserij tot een van de gevaarlijkste beroepen behoort uit de wereld te helpen 29 . Werken in de visserij moet aantrekkelijk zijn voor jongeren en veiligere omstandigheden kunnen hierbij een rol spelen. Zonder generatievernieuwing zal de visserij de markten in Europa niet van gezonde voeding kunnen blijven voorzien en zal zij niet kunnen blijven bijdragen tot het behoud van de kustgemeenschappen.

5.Aanlandingsverplichting

De aanlandingsverplichting is een maatregel die ervoor zorgt dat de mariene rijkdommen op duurzame wijze worden geëxploiteerd door de selectieve visserij te bevorderen, zodat ongewenste vangsten worden voorkomen. De aanlandingsverplichting heeft tot doel een nauwkeurige registratie van de vangsten, met inbegrip van teruggooi, te garanderen, wat van essentieel belang is voor de beoordeling van de bestanden en voor een correct visserijbeheer. Aangezien onderzoekers gebruikmaken van de gegevens die in logboeken zijn vastgelegd en die op grond van het kader voor gegevensverzameling 30 zijn verzameld ter ondersteuning van wetenschappelijk advies, is het van essentieel belang over nauwkeurige gegevens te beschikken. Tegelijkertijd is het van essentieel belang dat alle vangsten nauwkeurig worden geregistreerd en op passende wijze worden afgetrokken van de vastgestelde quota om een duurzaam visserijbeheer te garanderen. De volledige uitvoering en handhaving van de aanlandingsverplichting door de lidstaten blijft dan ook een prioriteit.

In december 2023 is de Commissie gestart met een studie naar de aanlandingsverplichting. Deze omvat een evaluatie van het bewijsmateriaal met behulp van de criteria voor betere regelgeving: doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en toegevoegde waarde voor de Europese Unie. Het onderzoek wordt in juni 2025 gepubliceerd en zal vervolgens ook worden verwerkt in de lopende uitgebreide evaluatie van de GVB-verordening 31 .

6.Oriëntaties voor vangstmogelijkheden voor 2026

6.1.Cruciale fasen voor de vaststelling van de volgende vangstmogelijkheden

De voorstellen van de Commissie zullen gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies van de ICES en het WTECV, afhankelijk van de beschikbaarheid en de timing daarvan. De voorstellen zullen ook ingaan op besluiten die zijn genomen tijdens de raadplegingen met Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en andere kuststaten 32 , besluiten die zijn genomen door regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en een sociaal-economische analyse.

De Commissie verzoekt de lidstaten en belanghebbenden om het advies van de ICES en het WTECV te beoordelen zodra dat publiekelijk beschikbaar is. Belanghebbenden kunnen aan de Commissie feedback geven of aanbevelingen doen via adviesraden en nationale autoriteiten en op individuele basis.

Bovendien werkt de Commissie aan vooruitgang op het gebied van verdelingsregelingen voor wijdverspreide bestanden met derde landen die dergelijke regelingen niet hebben getroffen, om ervoor te zorgen dat gedeelde bestanden op duurzame wijze worden bevist.

6.2.Vangstmogelijkheden voor de verschillende zeebekkens

Voor bestanden die uitsluitend door de EU worden beheerd in de Oostzee, het Skagerrak/Kattegat en de Atlantische Oceaan, zal de Commissie TAC’s en quota voorstellen die in overeenstemming zijn met de MDO en het voorzorgsadvies. Op voorwaarde dat aan de in de meerjarenplannen vastgestelde voorwaarden is voldaan, kan de Commissie voorstellen het bovenste segment van de MDO-bandbreedte toe te passen voor gezonde bestanden. Als de omvang van de visbestanden onder gezonde grenzen is gezakt, zal de Commissie voorstellen om deze bestanden weer op te bouwen en herstelmaatregelen te nemen, in overeenstemming met elk meerjarenplan. De maatregelen zullen gericht zijn op het verkrijgen van volledig MDO-advies voor doelbestanden in het kader van meerjarenplannen waarvoor momenteel voorzorgsadvies wordt afgegeven.

De Commissie zal in voorkomend geval ook de de-minimisvrijstellingen of op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstellingen in mindering brengen op de visserijafhankelijke informatie of het ICES-advies. De Commissie zal verder gaan met bijvangstbeperkende maatregelen, die naast TAC’s voor uitsluitend onvermijdelijke bijvangsten zijn vastgesteld om mogelijke verstikkingssituaties te verlichten. De Commissie zal meer meerjarige TAC’s voorstellen voor bepaalde uitsluitend door de EU beheerde bestanden, voor zover daarvoor wetenschappelijk advies beschikbaar is, en zal daartoe nauw samenwerken met de lidstaten, de belanghebbenden en de ICES. Dit zal leiden tot grotere efficiëntie en betere voorspelbaarheid voor de visserijsector in de EU.

Voor gedeelde bestanden die worden beheerd met het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en andere kuststaten, blijft het doel de vangstmogelijkheden in overeenstemming te brengen met de MDO-niveaus en, in voorkomend geval, met het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en andere kuststaten te onderhandelen over instandhoudingsmaatregelen. De EU zal met het Verenigd Koninkrijk blijven samenwerken aan de gezamenlijke toezeggingen die zijn gedaan in het Gespecialiseerd Comité voor visserij van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. De Commissie zal eveneens met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen de handen in elkaar slaan om werk te maken van de trilaterale toezeggingen, en met Noorwegen op het gebied van de bilaterale toezeggingen die zijn gedaan om duurzame visserij en een goed beheer van gedeelde bestanden te bereiken. De EU blijft zich inzetten om duurzame, evenwichtige en alomvattende verdelingsregelingen te vinden voor wijdverspreide bestanden die gezamenlijk worden beheerd met andere kuststaten.

Voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee is het van essentieel belang dat de lidstaten zich blijven inspannen om de doelstellingen van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee en die van het meerjarenplan van de GFCM te verwezenlijken. Daartoe moeten de lidstaten de uitvoering van begeleidende maatregelen in het kader van hun nationale EFMZVA-programma’s verder versterken, waar nodig met steun van de Commissie.

Gezien de permanente fase van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee zal het voorstel van de Commissie erop gericht zijn de MDO voor alle bestanden te bereiken en te handhaven. De Commissie heeft ook met de relevante wetenschappelijke instanties een werkprogramma opgestart om het beste beschikbare wetenschappelijke advies voor heek te actualiseren.

Het beheer van gedeelde bestanden is ook nodig om duurzaamheid in internationale wateren te waarborgen en een gelijk speelveld in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee te verzekeren. Hiertoe omvat het voorstel voor de vangstmogelijkheden 2026 de maatregelen die voortvloeien uit reeds geldende maatregelen van de GFCM en aanvullende maatregelen die door de GFCM moeten worden vastgesteld op haar jaarvergadering van 2025. Voor soorten in de Zwarte Zee zal de Commissie TAC’s en quota voorstellen voor tarbot in overeenstemming met het meerjarenplan van de GFCM, en voor sprot.

7.Conclusie

De EU-visserij blijft haar duurzaamheid verbeteren. Terwijl de situatie in de Oostzee zorgwekkend blijft, aangezien commercieel belangrijke bestanden in kritieke toestand verkeren, is de toestand in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee aanzienlijk verbeterd. De gemiddelde visserijsterfte lag in 2023 voor het eerst onder de streefwaarden. Hoewel de gemiddelde visserijdruk in de zeebekkens van de EU onder de streefwaarden ligt, blijven bepaalde bestanden boven de streefwaarden. Visserijbeheerders en belanghebbenden moeten hun inspanningen voortzetten om deze bestanden op het duurzame streefniveau te brengen. Waakzaamheid blijft dan ook geboden om negatieve trends te stoppen voordat zij zowel op korte als op lange termijn gevolgen hebben voor de visserij in de EU.

De lidstaten moeten ook meer inspanningen leveren om de EU-wetgeving volledig uit te voeren 33 , onder meer om de druk op de visbestanden die voortvloeit uit andere activiteiten dan de visserij, aan te pakken. Een gezonder marien milieu is een voorwaarde voor een veerkrachtigere en welvarendere visserijsector.

De lidstaten moeten ook vooruitgang boeken bij de uitvoering van hun nationale EFMZVA-programma’s met maatregelen die de groene en de digitale transitie van de visserijsector zullen ondersteunen en de veerkracht ervan zullen verbeteren.

Hoewel andere factoren dan de visserij ook nog steeds invloed hebben op de toestand van mariene ecosystemen en visbestanden 34 , is het belangrijk dat vissers hun inspanningen voor veerkrachtige en duurzame visbestanden voortzetten. Gezonde bestanden zijn de basis voor het behoud van de visserij als levensonderhoud voor huidige en toekomstige generaties en het behoud van de identiteit en het erfgoed van onze kustgemeenschappen in de EU.

De voorstellen van de Commissie voor de vangstmogelijkheden voor 2026 zullen er wederom op gericht zijn de bestanden in staat te stellen zich te herstellen en de vooruitgang die is geboekt voor bestanden die een duurzaam niveau hebben bereikt te handhaven. Het doel op de lange termijn is de duurzaamheid, het concurrentievermogen en de veerkracht van de EU-visserij in de toekomst te waarborgen. Hiervoor blijft de actieve betrokkenheid en steun van alle belanghebbenden nodig — wij hebben allemaal een gemeenschappelijk belang en baat bij de bescherming en instandhouding van onze zeeën.

De Commissie verzoekt de lidstaten, adviesraden, belanghebbenden en het publiek om uiterlijk 31 augustus 2025 feedback over deze mededeling te geven.

Planning van de werkzaamheden 35

WanneerWat
Mei-november 2025Wetenschappelijk advies van de ICES
Juni-eind augustus 2025Openbare raadpleging over de mededeling
Eind augustus 2025Vaststelling door de Commissie van haar voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Oostzee
Medio september 2025Vaststelling door de Commissie van haar voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee
Oktober-december 2025Jaarlijks overleg over de vangstmogelijkheden met partijen in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan
Oktober 2025Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Oostzee

3.

Overleg met de kuststaten over wijdverspreide bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

Eind oktober 2025Vaststelling door de Commissie van haar voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan/de Noordzee
4-8 november 2025Jaarvergadering van de GFCM
11-14 november 2025Jaarvergadering van de NEAFC
1 december 2025Beoordeling van de bestanden en advies over het beheer door het WTECV
December 2025Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee

4.

Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee



(1) OSPAR: Changes in Phytoplankton Biomass and Zooplankton Abundance .
(2) OSPAR: Concentrations of Dissolved Oxygen Near the Seafloor in the Greater North Sea, Celtic Seas and Bay of Biscay and Iberian Coast .
(3) COM(2024) 91 final, “Klimaatrisico’s beheren — De bevolking en de welvaart beschermen”.
(4) Eu-missie: “Onze oceanen en wateren herstellen” .
(5) Verordening (EU) 2024/1991 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2024 inzake natuurherstel en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/869 (PB L, 2024/1991, 29.7.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1991/oj ). The EU #NatureRestoration Law .
(6) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2013/1380/oj ).
(7) Overweging 14 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad.
(8) Zie deel 1 van het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie voor een gedetailleerde analyse van de FMDO en de toestand van de biomassa van visbestanden in alle zeebekkens.
(9) Makreel in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, blauwe wijting, Noorse lentepaaiende haring, westelijke horsmakreel, horsmakreel in de Noordzee, evervis en Engelse poon in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, en mul (in de Golf van Biskaje, de zuidelijke Keltische Zee en de Atlantische Iberische wateren).
(10) Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) van de Commissie — Monitoring van de prestaties van het gemeenschappelijk visserijbeleid (STECF-Adhoc-22-01) .
(11) Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2019/1022/oj ).
(12) Helcom-verslag over de toestand van visserij en milieu 2023 (HOLAS 3): https://helcom.fi/wp-content/uploads/2023/10/State-of-the-Baltic-Sea-2023.pdf ; ICES Ecosystem Overviews, Baltic Sea ecoregion, 26 november 2024: https://ices-library.figshare.com/articles/report/Baltic_Sea_Ecoregion_Ecosystem_Overview/27256635?file=50813523 .
(13) Met name de nitratenrichtlijn, de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, de kaderrichtlijn mariene strategie, de kaderrichtlijn water, de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn, de kaderrichtlijn afvalstoffen, de richtlijn maritieme ruimtelijke planning, de richtlijn kunststoffen voor eenmalig gebruik, de GVB-verordening, het geïntegreerd maritiem beleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
(14) Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad.
(15) HELCOM Baltic Sea Action Plan .
(16) Ministeriële verklaring — Conferentie van 2020 “Our Baltic” .
(17) Zie deel 1 van het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie voor een gedetailleerde analyse van de FMDO en de toestand van de biomassa van visbestanden in alle zeebekkens. Artikel 4, lid 6, van de Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973 en artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2019/472.
(18) Voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973 en (EU) 2019/472 wat betreft de streefdoelen voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden (COM(2023) 771 final).
(19) Twelve sustainability measures for fishers to add fishing days under the compensation mechanism (Twaalf duurzaamheidsmaatregelen waarmee vissers meer visdagen kunnen toevoegen in het kader van het compensatiemechanisme).
(20) De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK — Europese Commissie .
(21) COM(2014) 545 final: MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD — Richtsnoeren voor de analyse van het evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden volgens artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid .
(22) Artikel 22 van de GVB-verordening — Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad.
(23) Met inbegrip van de vloot voor de visserij in de ultraperifere gebieden.
(24) “Rode” indicatoren duiden op vlootsegmenten die niet in evenwicht zijn met de vangstmogelijkheden. Een “groene” indicator duidt op een vlootsegment dat in evenwicht is met de vangstmogelijkheden. Uitvoeriger informatie is te vinden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.
(25) EU-strategie voor een paraatheidsunie om opkomende dreigingen en crises te voorkomen en erop te reageren .
(26) Opdrachtbrief van Ursula von der Leyen, voorzitter van de Commissie, aan Costas Kadis, voorgedragen commissaris voor Visserij en Oceanen .
(27) Fishers of the future — A study that examines the future role of fishers in society up to 2050 (Vissers van de toekomst — Een studie die de toekomstige rol van vissers in de samenleving tot 2050 onderzoekt).
(28) www.imo.org/en/ourwork/humanelement/pages">Internationaal Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen (STCW-F), 1995 .
(29) Eurostat: Statistieken over ongevallen op het werk .
(30) Richtlijn (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1).
(31) Evaluatie van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid .
(32) De Commissie zal vanaf oktober 2025 verschillende keren overleg plegen met het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en andere kuststaten. Het doel is deze besprekingen tijdig af te ronden om het resultaat ervan mee te nemen in de beraadslagingen van de Raad Landbouw en Visserij in december 2025.
(33) Met name: de kaderrichtlijn mariene strategie, de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn, de kaderrichtlijn water en de verordening natuurherstel.
(34) COM(2024) 91 final, Klimaatrisico’s beheren — De bevolking en de welvaart beschermen.
(35) Voor door ROVB’s beheerde bestanden in EU-wateren en bepaalde wateren buiten de EU worden na de jaarvergadering van de ROVB’s vangstmogelijkheden vastgesteld door herziening van de verordening van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden.