Toelichting bij COM(2025)289 - Standpunt EU in een Gespecialiseerd Comité vastgesteld bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot een besluit van dat Gespecialiseerd Comité - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)289 - Standpunt EU in een Gespecialiseerd Comité vastgesteld bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst met het Verenigd ... |
---|---|
bron | COM(2025)289 ![]() ![]() |
datum | 28-05-2025 |
Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij (“het Comité”), dat is opgericht krachtens artikel 8, lid 1, punt q), van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de Handels- en samenwerkingsovereenkomst” of “de overeenkomst”). Het standpunt heeft betrekking op de regelingen inzake het niveau van en de voorwaarden voor de toegang die elke partij verleent aan vaartuigen van de andere partij om in haar wateren te vissen, die moeten worden beschouwd als het niveau dat en de voorwaarden die zijn vastgesteld voor de toepassing van artikel 500, leden 1, 4 en 5, van de overeenkomst.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1.De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK
De handels- en samenwerkingsovereenkomst werd ondertekend op 30 december 2020, werd voorlopig toegepast vanaf 1 januari 2021 en is op 1 mei 2021 in werking getreden. De overeenkomst legt de basis voor een brede relatie tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk die wederzijdse rechten en verplichtingen, gemeenschappelijke acties en bijzondere procedures omvat.
2.2.Gespecialiseerd Comité voor de visserij
Bij artikel 8, lid 1, punt q), van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst is een Gespecialiseerd Comité voor de visserij opgericht.
Op grond van artikel 508, lid 2, punt d), van de overeenkomst kan het Gespecialiseerd Comité voor de visserij maatregelen vaststellen, met inbegrip van besluiten en aanbevelingen, ten aanzien van enig ander aspect van de samenwerking op het gebied van duurzaam visserijbeheer uit hoofde van rubriek vijf “Visserij” van de overeenkomst.
2.3.Beoogde handeling van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij
Overeenkomstig artikel 508, lid 2, punt d), van de overeenkomst moet het Gespecialiseerd Comité voor de visserij tijdens zijn volgende vergadering of via een schriftelijke procedure een besluit vaststellen tot vaststelling van de regelingen inzake het niveau van en de voorwaarden voor de toegang die elke partij verleent aan vaartuigen van de andere partij om van 1 juli 2026 tot en met 30 juni 2038 in haar wateren te vissen, die moeten worden beschouwd als het niveau en de voorwaarden die zijn vastgesteld voor de toepassing van artikel 500, leden 1, 4 en 5, van de overeenkomst.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
De voorgestelde maatregel heeft betrekking op de regelingen inzake het niveau van en de voorwaarden voor de toegang die de Unie en het Verenigd Koninkrijk verlenen aan vaartuigen van de andere partij om in haar wateren te vissen, die moeten worden beschouwd als het niveau en de voorwaarden die voor de toepassing van artikel 500, leden 1, 4 en 5, van de overeenkomst zijn vastgesteld voor de periode van 1 juli 2026 tot en met 30 juni 2038, tenzij het Gespecialiseerd Comité voor de visserij een besluit tot verlenging ervan vaststelt.
De Unie en het Verenigd Koninkrijk moeten gezamenlijk het navolgende overeenkomen.
Op voorwaarde dat er TAC’s zijn overeengekomen, kent elke partij het volgende toe:
(a)volledige toegang tot de in bijlage 35 en de tabellen A, B en F van bijlage 36 bij de overeenkomst vermelde bestanden in elkaars EEZ en in de wateren van de partijen tussen zes en twaalf zeemijl vanaf de basislijnen in de ICES-sectoren 4c en 7d-g, op een niveau dat redelijk evenredig is met het respectieve aandeel van de partijen in die TAC’s;
(b)volledige toegang tot de quotumvrije bestanden in elkaars EEZ en in de wateren van de partijen tussen zes en twaalf zeemijl vanaf de basislijnen in de ICES-sectoren 4c en 7d-g op een niveau dat ten minste gelijk is aan de gemiddelde tonnage die die partij in de periode 2012-2016 in de wateren van de andere partij heeft gevangen.
Voor de toepassing van de punten a) en b) geldt voor in aanmerking komende vaartuigen volledige toegang om te vissen tussen zes en twaalf zeemijl vanaf de basislijnen in de ICES-sectoren 4c en 7d-g, voor zover de in aanmerking komende vaartuigen van elke partij op 31 december 2020 toegang hadden tot die wateren. “In aanmerking komend vaartuig” heeft dezelfde betekenis als “in aanmerking komend vaartuig” in artikel 500, lid 4, zoals gedefinieerd voor de toepassing van artikel 500, lid 4, punt c).
De in punt 1, punt a), bedoelde toegang wordt ook verleend wanneer voor een in bijlage 35 of in de tabellen A en B van bijlage 36 vermeld bestand op 20 december van een bepaald jaar geen TAC is overeengekomen en elke partij een voorlopige TAC heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 499 van de overeenkomst. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de in punt 1, punt b), bedoelde toegang tot quotumvrije bestanden.
De in de punten 1 en 2 vastgestelde regelingen omvatten geen financiële verbintenissen en quotumoverdrachten tussen de partijen.
Dit besluit laat de respectieve aandelen van de partijen vermeld in de bijlagen 35, 36 en 37 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst onverlet.
Het besluit van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij moet van toepassing zijn met ingang van 1 juli 2026 en moet ophouden van toepassing te zijn op 30 juni 2038, tenzij het Gespecialiseerd Comité voor de visserij een besluit tot verlenging ervan vaststelt.
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen, is dat het Gespecialiseerd Comité voor de visserij een besluit dient vast te stellen op grond van artikel 508, lid 2, punt d), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, tot vaststelling van voornoemde regelingen.
4. Rechtsgrondslag
4.1.Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1.Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval
Het Gespecialiseerd Comité voor de visserij is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Handels- en samenwerkingsovereenkomst.
Het door het Gespecialiseerd Comité voor de visserij overeenkomstig artikel 508, lid 2, punt d), van de overeenkomst vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU. Het besluit zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de overeenkomst.
Het besluit strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2.Materiële rechtsgrondslag
4.2.1.Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op de visserij. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU.
4.3.Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
5. Bekendmaking van de beoogde handeling
Het besluit van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij heeft tot doel de regelingen vast te stellen inzake het niveau van en de voorwaarden voor de toegang die elke partij verleent aan vaartuigen van de andere partij om van 1 juli 2026 tot en met 30 juni 2038 in haar wateren te vissen, die moeten worden beschouwd als het niveau en de voorwaarden die zijn vastgesteld voor de toepassing van artikel 500, leden 1, 4 en 5, van de overeenkomst. In het belang van de rechtszekerheid en de transparantie is het passend het besluit van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.