Toelichting bij COM(2025)423 - Uit hoofde van artikel 77 van het Statuut van de ambtenaren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 24.7.2025


COM(2025) 423 final


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

uit hoofde van artikel 77 van het Statuut van de ambtenaren


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

uit hoofde van artikel 77 van het Statuut van de ambtenaren


Rechtsgrondslag

In artikel 77 van het Statuut, zoals laatstelijk gewijzigd in 2013 1 , is bepaald dat de pensioengerechtigde leeftijd elke vijf jaar, en voor het eerst op 1 januari 2014, opnieuw wordt beoordeeld op basis van een verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad. Het verslag bevat in het bijzonder gegevens met betrekking tot de ontwikkeling van de pensioengerechtigde leeftijd van de ambtenaren van de lidstaten en de ontwikkeling van de levensverwachting van de ambtenaren van de instellingen.

De medewetgevers hebben ook besloten dat de Commissie in voorkomend geval een voorstel tot wijziging van de pensioengerechtigde leeftijd overeenkomstig de conclusies in dit verslag presenteert, waarbij zij in het bijzonder rekening houdt met de ontwikkelingen in de lidstaten.

Dit verslag geeft uitvoering aan de bovenvermelde bepaling door de ontwikkeling van de pensioengerechtigde leeftijd van de ambtenaren van de lidstaten en de ontwikkeling van de levensverwachting van de ambtenaren van de instellingen tussen 2019 en 2023 te onderzoeken.

1.Reikwijdte van het verslag

Krachtens artikel 77 van het Statuut moeten de ontwikkeling van de pensioengerechtigde leeftijd van de ambtenaren van de lidstaten en de ontwikkeling van de levensverwachting van de ambtenaren van de instellingen om de vijf jaar worden beoordeeld, zodat voor dit verslag een referentieperiode van vijf jaar is vastgesteld tussen 1 januari 2019 en 31 december 2023 2 .

De medewetgevers voorzagen in een materieel toepassingsgebied dat zowel de ontwikkeling van de pensioengerechtigde leeftijd van de ambtenaren van de lidstaten als de ontwikkeling van de levensverwachting van de ambtenaren van de instellingen omvat. Voorts wezen de medewetgevers erop dat de Commissie bij de beoordeling van de mogelijkheid om de pensioengerechtigde leeftijd te wijzigen bijzondere aandacht moet besteden aan de ontwikkelingen in de lidstaten.

2.Achtergrondinformatie


2.1.Gegevensverzameling

Eurostat heeft deskundigen van de lidstaten verzocht jaarlijks gegevens te verstrekken in het kader van de werkgroep uit hoofde van artikel 83 van het Statuut (werkgroep uit hoofde van artikel 83) 3 . Deze werkgroep is bevoegd om in samenwerking met Eurostat alle kwesties in verband met de methode voor de uitvoering van bijlage XII bij het Statuut te behandelen.

Om aan haar rapportageverplichting te voldoen en overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, heeft de Europese Commissie de afgevaardigden van de lidstaten in de werkgroep uit hoofde van artikel 83 verzocht uiterlijk in maart 2025 de betrouwbaarheid van de gegevens betreffende de pensioenstelsels van hun respectieve overheidsdiensten te verstrekken en te bevestigen. Dit verzoek had met name betrekking op de tijdens de referentieperiode toepasselijke pensioengerechtigde leeftijd en andere bepalingen inzake de werking van de pensioenregelingen.

2.2.Methodologische aspecten

Een vergelijking van de pensioenuitkeringen tussen de lidstaten is slechts tot op zekere hoogte mogelijk, aangezien er structurele verschillen tussen de pensioenregelingen bestaan. In het bijzonder hebben regelingen voor ambtenaren in de centrale diensten van de lidstaten mogelijk niet op dezelfde populaties betrekking, d.w.z. regelingen in de lidstaten kunnen gelden voor ambtenaren bij de centrale overheidsdiensten of voor alle ambtenaren uit de publieke sector of kunnen van toepassing zijn op de algemene beroepsbevolking met inbegrip van ambtenaren bij de centrale overheidsdiensten.

Bovendien zijn bepaalde nationale regelingen overdrachtsplannen of een omslagregeling (d.w.z. een plan of regeling waarbij de pensioenen van de gepensioneerden worden betaald met de pensioenbijdragen van de mensen die werken), terwijl in andere lidstaten spaarplannen van toepassing zijn (waarin werknemers bijdragen aan hun eigen toekomstige pensioen). Bovendien voorzien bepaalde nationale regelingen in een pensioenleeftijd volgens geslacht.

Zoals bevestigd in de rechtspraak van de rechterlijke instanties van de EU 4 , is de pensioenregeling voor EU-ambtenaren een notioneel (virtueel) fonds met toegezegde uitkeringen, waarbij de bijdragen van het personeel dienen voor de financiering van de toekomstige pensioenen van degenen die bijdragen. De bijdragen dekken daadwerkelijk de kosten van de in een bepaald jaar verworven pensioenrechten en zijn op geen enkele manier gekoppeld aan de pensioenuitgaven van dat jaar 5 .

2.3.Definitie van de normale pensioengerechtigde leeftijd

In artikel 77 van het Statuut wordt verwezen naar de pensioengerechtigde leeftijd, die ook de normale pensioengerechtigde leeftijd wordt genoemd. Deze term komt overeen met de leeftijd waarop een EU-personeelslid automatisch zonder financiële sanctie met pensioen gaat. Met ingang van 1 januari 2014 is de normale pensioengerechtigde leeftijd voor het EU-personeel verhoogd tot 66 jaar voor personeelsleden die vanaf 2014 zijn aangeworven. Voor personeel dat vóór die datum is aangeworven, gelden overgangsbepalingen.

Er zijn twee afwijkingen van de normale pensioengerechtigde leeftijd:

-Ten eerste kunnen personeelsleden verzoeken om vervroegde pensionering, d.w.z. pensionering vóór het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd. Met ingang van 1 januari 2014 is de leeftijd voor vervroegde pensionering voor alle personeelsleden verhoogd tot 58 jaar. Vervroegde pensionering leidt altijd tot een aanzienlijke financiële sanctie 6 .

-Ten tweede kunnen personeelsleden op eigen verzoek en wanneer het tot aanstelling bevoegde gezag dit in de belangen van de dienst gerechtvaardigd acht, blijven werken tot de leeftijd van 67 jaar. Bij wijze van uitzondering kunnen personeelsleden werken tot de leeftijd van 70 jaar, in welk geval zij automatisch op pensioen worden gesteld op de laatste dag van de maand waarin zij die leeftijd bereiken.

Op basis van het bovenstaande zijn overeenkomstige gegevens over de normale pensioengerechtigde leeftijd, de minimale pensioengerechtigde leeftijd en de maximale pensioengerechtigde leeftijd door de meeste lidstaten ingediend in het kader van de werkgroep uit hoofde van artikel 83.

3.Ontwikkeling van de respectieve pensioengerechtigde leeftijd van de ambtenaren in de centrale diensten van de lidstaten

In de onderstaande grafieken worden de normale pensioengerechtigde leeftijd, de minimale pensioengerechtigde leeftijd en de maximale pensioengerechtigde leeftijd voor het personeel in de centrale overheidsdiensten van de lidstaten weergegeven. De lidstaten waarnaar in de tabellen niet wordt verwezen of waarnaar slechts voor één jaar wordt verwezen, hebben Eurostat geen gegevens verstrekt of hebben geen minimale of maximale pensioengerechtigde leeftijd 7 .

3.1.Normale pensioengerechtigde leeftijd in de centrale overheidsdiensten van de lidstaten


* In het geval van Italië hebben de autoriteiten bevestigd dat de gegevens zijn berekend als gemiddelde, aangezien Italië verschillende modaliteiten heeft om pensioenen vast te stellen. In het geval van Frankrijk hebben de autoriteiten bevestigd dat de “âge d’annulation de la décote” (67 jaar) de leeftijd is waarop iemand zonder sanctie in zijn of haar pensioenbedrag met pensioen kan gaan, ook als hij of zij niet voor het vereiste aantal jaren heeft bijgedragen. Op die leeftijd wordt het pensioen automatisch tegen het volle tarief berekend, ongeacht het aantal gevalideerde jaren.

3.2.Minimale pensioengerechtigde leeftijd


Zoals vermeld in punt 2.3 leidt vervroegd pensioen in de EU-instellingen altijd tot een aanzienlijke financiële sanctie aangezien de bijbehorende pensioenrechten met 3,5 % per jaar van het verschil tussen de daadwerkelijke pensioenleeftijd en de pensioengerechtigde leeftijd worden verminderd. De bruto pensioenrechten van een personeelslid dat op 58-jarige leeftijd met pensioen gaat, wordt daadwerkelijk verminderd met 28 %. Ter vergelijking: voor zeven centrale overheidsdiensten van lidstaten met een minimale pensioengerechtigde leeftijd van hoger dan 58 jaar, zijn er geen sancties op vervroegd pensioen.

3.3.Maximale pensioengerechtigde leeftijd


3.4.Beoordeling van de ontwikkeling van de pensioengerechtigde leeftijd van de ambtenaren van de lidstaten


* Voor landen met een verschillende pensioengerechtigde leeftijd voor mannen en vrouwen wordt in bovenstaande tabel de hoogste waarde weergegeven. Voor landen met een normale pensioengerechtigde leeftijd met decimalen vindt afronding naar het dichtstbijzijnde ronde getal plaats.

In bovenstaande grafieken wordt de ontwikkeling weergegeven van de minimale, de normale en de maximale pensioengerechtigde leeftijd voor ambtenaren bij de centrale overheden van de EU-lidstaten tussen 2019 en 2023.

Er kan een afwijking worden vastgesteld, aangezien sommige overheidsdiensten van lidstaten geen minimale of maximale pensioengerechtigde leeftijd hebben, terwijl er in andere lidstaten geen verschil is tussen de maximale pensioengerechtigde leeftijd en de normale pensioengerechtigde leeftijd voor ambtenaren in de centrale diensten.

Hoewel deze gegevensverzameling nuttige aanwijzingen biedt met betrekking tot de respectieve pensioengerechtigde leeftijd die geldt in de centrale diensten van de lidstaten, is dus voorzichtigheid geboden bij het vergelijken van de gegevens.

Uit de beoordeling in 2019 bleek dat de overheidsdiensten van vier lidstaten een normale pensioengerechtigde leeftijd hadden die hoger was dan de normale pensioengerechtigde leeftijd van 66 jaar voor EU-personeel en dat de normale pensioengerechtigde leeftijd in de overheidsdiensten van alle lidstaten varieerde van 60 tot 67 jaar.

Uit de beoordeling in 2023 blijkt dat de overheidsdiensten van vijf lidstaten een normale pensioengerechtigde leeftijd hadden die hoger was dan de normale pensioengerechtigde leeftijd van het EU-personeel en dat de normale pensioengerechtigde leeftijd in de overheidsdiensten van alle lidstaten varieerde van 60 tot 68 jaar.

In het licht van het bovenstaande worden de volgende opmerkingen gemaakt:

-Sinds de wijziging van het Statuut van 2014 behoort de normale pensioengerechtigde leeftijd die krachtens artikel 77 van het Statuut op statutair personeel van toepassing is, tot de hoogste normale pensioengerechtigde leeftijd in vergelijking met die welke geldt in de centrale overheidsdiensten van de lidstaten.

-In 2023 had 81 % 8 van de overheidsdiensten van lidstaten die gegevens hebben verstrekt, een normale pensioengerechtigde leeftijd gelijk aan of lager dan de normale pensioengerechtigde leeftijd voor EU-personeel.

-Tijdens de referentieperiode is de gemiddelde normale pensioengerechtigde leeftijd in de lidstaten die gegevens hebben verstrekt met minder dan een jaar gestegen.

-Na de verhoging van de normale pensioengerechtigde leeftijd van EU-personeel van 60 tot 66 jaar tussen 2004 en 2014 kan een inhaaleffect in de overheidsdiensten van de lidstaten worden waargenomen.

-Tussen de overheidsdiensten van de lidstaten zijn aanhoudende verschillen te zien tijdens de referentieperiode.

-De huidige maximale pensioengerechtigde leeftijd voor EU-personeel (70 jaar) komt overeen met de hoogste maatstaf die van toepassing is in de centrale overheidsdiensten van de lidstaten.

-De minimale pensioengerechtigde leeftijd voor EU-personeel behoort tot de laagste. Echter, ter vergelijking: voor zeven overheidsdiensten van lidstaten met een minimale pensioengerechtigde leeftijd van hoger dan 58 jaar, zijn er geen sancties op vervroegd pensioen 9 .

4.Ontwikkeling van de levensverwachting van ambtenaren van de instellingen

De beoordeling van de ontwikkeling van de levensverwachting van personeel van de EU-instellingen wordt gebaseerd op de demografische parameters vermeld in bijlage XII bij het Statuut. Dezelfde parameters worden gebruikt voor de jaarlijkse en vijfjaarlijkse actuariële raming van de pensioenregeling voor EU-ambtenaren.

Eurostat verzamelt deze demografische parameters jaarlijks op basis van waarnemingen van de bij de pensioenregeling aangesloten populatie, bestaande uit personeel in actieve dienst en gepensioneerden. De informatie wordt ontvangen van de instellingen en agentschappen waarvan het personeel aangesloten is bij de regeling.

De EU-sterftetabel (EULT) van 2023 is een prognosetafel 10 die tot stand is gekomen op basis van de sterftewaarnemingen over de lange termijn, per leeftijd en geslacht, van alle deelnemers aan de pensioenregeling voor EU-ambtenaren. De sterftetabellen die voor de raming voor de pensioenregeling voor EU-ambtenaren worden gebruikt, worden om de vijf jaar bijgewerkt 11 om rekening te houden met het meest recente sterfteverloop.

4.1.Methodologische aspecten

Eurostat heeft prognosetafels gebruikt voor de vijfjaarlijkse ramingen van de pensioenregeling voor EU-ambtenaren voor zowel 2019 als 2023, respectievelijk EULT 2018 en EULT 2023. Beide sterftetabellen zijn gecontroleerd en gevalideerd door twee verschillende uit hoofde van artikel 13, lid 2, van bijlage XII bij het Statuut aangewezen bedrijven van onafhankelijke externe actuarissen.

In de prognosetafels wordt rekening gehouden met de sterftecijfers die afhangen van het geslacht, de leeftijd en het desbetreffende jaar. In deze tafels wordt rekening gehouden met verwachte toekomstige veranderingen in de sterfte door rekening te houden met waargenomen en verwachte veranderingen in sterfte voor een bepaalde populatie gedurende de gehele levensduur ervan. Zo werd de levensverwachting op de leeftijd van 65 jaar in 2023 bijgesteld aan de hand van het waargenomen sterftecijfer voor de leeftijd van 65 jaar in 2023 en de verwachte sterftecijfers voor de leeftijd van 66 jaar in 2024, voor de leeftijd van 67 jaar in 2025 enzovoort, om te anticiperen op toekomstige veranderingen in mortaliteit.

In periodetafels daarentegen worden sterftecijfers uit één jaar (of een groep jaren) gebruikt en wordt ervan uitgegaan dat die cijfers voor iemands gehele resterende levensduur gelden. Dit betekent dat geen rekening gehouden zou worden met latere veranderingen in sterftecijfers. Een periodetafel is dus het gemiddelde aantal jaren dat iemand nog zou leven als het leeftijdsspecifieke sterftecijfer van het desbetreffende gebied en de desbetreffende periode voor de rest van zijn of haar leven voor hem of haar zou gelden. In deze tafels wordt er rekening mee gehouden dat het sterftecijfer gemiddeld hoger is wanneer iemand ouder is, maar wordt er geen rekening mee gehouden dat het sterftecijfer zich in de loop der tijd ontwikkelt. In dit geval wordt het toekomstige sterftecijfer geacht exact overeen te stemmen met het huidige sterftecijfer.

In de door Eurostat ontwikkelde EU-sterftetabellen van 2023 (EULT 2023) wordt rekening gehouden met een trend van voortdurende stijging van de levensverwachting over een tijdshorizon van 18 jaar op basis van de ontwikkeling van de sterftecijfers voor de bij de pensioenregeling voor EU-ambtenaren aangesloten populatie. Deze tabel is gebaseerd op de waarneming van de sterftecijfers bij de aangeslotenen bij de pensioenregeling voor EU-ambtenaren: deze benadering is mogelijk gezien de omvang van de bij de pensioenregeling voor EU-ambtenaren aangesloten populatie en voorkomt een eventuele externe vertekening die zou optreden bij het gebruik van externe gegevens.

Het gebruik van een prognosetafel strookt met de beste actuariële praktijk. Hoewel een dergelijke voortdurende stijging van de levensverwachting onzeker is, worden deze aannamen wel gebruikt om de levensverwachting van personeelsleden te bepalen. Deze levensverwachting wordt weergegeven in de aansprakelijkheid van de pensioenregeling voor EU-ambtenaren op basis waarvan de PCR ieder jaar wordt aangepast om ervoor te zorgen dat de pensioenregeling voor EU-ambtenaren in balans is.

Tot slot was het bij de berekening van de levensverwachting niet de methodologische benadering van Eurostat (gedeeld door de externe actuarissen die de methodologie en de resultaten hebben gevalideerd) om de door de COVID-19-pandemie getroffen jaren te zwaar te wegen. Deze benadering geeft de beste actuariële praktijk weer en is ook goedgekeurd door lidstaten in de werkgroep uit hoofde van artikel 83.

4.2.Vergelijking van de levensverwachting van EU-personeel in 2019 en 2023

De mortaliteit van mannen en vrouwen is verschillend, daarom worden de actuariële tafels voor 2019 en 2023 apart per geslacht en leeftijd berekend.

2.

Mannen Vrouwen


LeeftijdLevens-

verwachting

2019
Levens-

verwachting

2023
Stijging

van de levens-verwachting

(2019-2023)
LeeftijdLevens-

verwachting

2019
Levens-

verwachting

2023
Stijging

van de levens-verwachting

(2019-2023)
1865,966,10,2121868,468,90,486
1964,965,20,2161967,467,90,486
2064,064,20,2202066,466,90,486
2163,063,20,2242165,565,90,485
2262,062,20,2292264,565,00,484
2361,061,20,2332363,564,00,483
2460,060,30,2372462,563,00,482
2559,059,30,2422561,562,00,482
2658,158,30,2482660,561,00,482
2757,157,30,2522759,560,00,482
2856,156,30,2552858,559,00,482
2955,155,40,2592957,558,00,483
3054,154,40,2633056,557,00,484
3153,153,40,2663155,656,00,484
3252,152,40,2703254,655,10,485
3351,251,40,2733353,654,10,485
3450,250,40,2753452,653,10,486
3549,249,50,2783551,652,10,487
3648,248,50,2803650,651,10,486
3747,247,50,2823749,650,10,487
3846,246,50,2833848,649,10,486
3945,345,50,2843947,748,10,486
4044,344,60,2824046,747,20,485
4143,343,60,2814145,746,20,483
4242,342,60,2784244,745,20,481
4341,341,60,2744343,744,20,478
4440,440,60,2694442,843,20,474
4539,439,70,2624541,842,30,470
4638,438,70,2534640,841,30,465
4737,537,70,2444739,840,30,459
4836,536,80,2334838,939,30,453
4935,635,80,2234937,938,40,445
5034,634,80,2115037,037,40,437
5133,733,90,1995136,036,40,429
5232,732,90,1865235,035,50,421
5331,831,90,1745334,134,50,412
5430,831,00,1615433,133,50,402
5529,930,10,1485532,232,60,393
5629,029,10,1355631,331,60,383
5728,128,20,1225730,330,70,372
5827,127,30,1095829,429,80,361
5926,226,30,0965928,528,80,351
6025,325,40,0846027,627,90,340
6124,424,50,0736126,727,00,328
6223,623,60,0626225,826,10,316
6322,722,70,0536324,925,20,305
6421,821,80,0456424,024,30,293
6520,921,00,0386523,123,40,281
6620,120,10,0396622,322,50,270


Uit de vergelijking van de levensverwachting in 2019 en 2023 voor personeelsleden in actieve dienst (18-66 jaar 12 ) blijkt een geringe stijging van de levensverwachting.

Uit de sterftetafel voor mannen voor 2023 blijkt een zeer beperkte stijging van de levensverwachting, variërend van 0,212 jaar (2 maanden en 17 dagen) op jongere actieve leeftijd tot 0,039 jaar (14 dagen) op de normale pensioengerechtigde leeftijd.

Uit de sterftetafel voor vrouwen voor 2023 blijkt een beperkte stijging van de levensverwachting, variërend van 0,486 jaar (5 maanden en 27 dagen) op jongere actieve leeftijd tot 0,270 jaar (3 maanden en 9 dagen) op de pensioenleeftijd.

De ontwikkeling van de EU-sterftetafels laat gemiddeld genomen een zeer beperkte stijging zien van de levensverwachting van personeelsleden van de instellingen, namelijk 4 maanden op jongere leeftijd en 2 maanden op de normale pensioengerechtigde leeftijd.

Wanneer we kijken naar eerdere beoordelingen van de levensverwachting, bleek uit de sterftetafel voor mannen voor 2018 een zeer beperkte stijging van de levensverwachting, variërend van 0,078 jaar (28 dagen) op jongere actieve leeftijd tot 0,184 jaar (2 maanden en 7 dagen) op de normale pensioengerechtigde leeftijd. Uit de sterftetafel voor vrouwen voor 2018 bleek een beperkte stijging van de levensverwachting, variërend van 0,559 jaar (6 maanden en 24 dagen) op jongere actieve leeftijd tot 0,697 jaar (8 maanden en 14 dagen) op de pensioenleeftijd. De ontwikkeling van de EU-sterftetafel laat gemiddeld genomen een beperkte stijging zien van de levensverwachting van personeelsleden van de instellingen, namelijk 4 maanden op jongere leeftijd en 5 maanden op de normale pensioengerechtigde leeftijd.

Tussen 2014 en 2023 steeg de levensverwachting voor mannen met 0,29 jaar (3 maanden en 16 dagen) op jongere actieve leeftijd en met 0,223 jaar (2 maanden en 21 dagen) op de normale pensioengerechtigde leeftijd. De levensverwachting voor vrouwen steeg met 1,045 jaar (1 jaar en 16 dagen) op jongere actieve leeftijd en met 0,967 jaar (11 maanden en 18 dagen) op de normale pensioengerechtigde leeftijd.

5.Ontwikkelingen in de lidstaten

Naast de beoordeling in de punten 3 en 4 van dit verslag heeft de Commissie ook rekening gehouden met enkele ontwikkelingen in de pensioenstelsels van de lidstaten.

5.1.Actualisering van de pensioengerechtigde leeftijd in het licht van de ontwikkeling van de levensverwachting

In de meeste lidstaten wordt de pensioengerechtigde leeftijd op gezette tijden of incidenteel aangepast aan de ontwikkeling van de levensverwachting.

Op basis van de informatie van de lidstaten die in het kader van de werkgroep uit hoofde van artikel 83 gegevens hebben verstrekt, is vastgesteld dat lidstaten gebruik maken van verschillende methoden voor het actualiseren van de pensioengerechtigde leeftijd in het licht van de ontwikkeling van de levensverwachting.


5.2.Waargenomen ontwikkelingen in de pensioenstelsels van de lidstaten

Gedurende de periode waarop het verslag betrekking heeft, hebben belangrijke evenementen gevolgen gehad voor de pensioenstelsels in de EU. De COVID-19-pandemie en de energiecrises hebben tot perioden van ongekend hoge inflatie en lage economische output geleid, waardoor de economische situatie van veel EU-burgers in gevaar kwam. Hoewel dit tijdelijke maatregelen waren, hebben de lidstaten zich gericht op verbeteringen van de indexatie, hogere minimumpensioenen en bescherming voor kwetsbare mensen 13 .

Volgens de huidige nationale wetgevingen zal de pensioengerechtigde leeftijd in veel lidstaten de komende decennia naar verwachting stijgen. Dit zal tot 2030 voor de meeste lidstaten echter lager zijn dan 66 jaar en zal pas tegen 2070 een gemiddelde van 67 jaar bereiken. Dit is met name het gevolg van de geplande convergentie tussen de pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen of aanzienlijke winst in de levensverwachting 14 . Dergelijke geplande stijgingen van de pensioengerechtigde leeftijd geven de in de afgelopen jaren overeengekomen wetgeving weer. Op dit moment verschuiven de lidstaten hun aandacht echter van het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd en het aanscherpen van de regels voor vervroegd pensioen naar het verstrekken van stimulansen om langer te blijven werken en werk en pensioen te combineren 15 . In enkele gevallen die een dergelijke verschuiving van de aandacht benadrukken, hebben lidstaten hervormingen ingevoerd waarbij (geplande verhogingen van) de pensioengerechtigde leeftijd werd(en) verlaagd 16 .

De lopende en geplande hervormingen bevestigen, tot slot, de hierboven uitgelichte trends. Sommige lidstaten zijn met name voornemens om het niveau van de uitkeringen te verbeteren of toe te staan dat vervroegd pensioen wordt gecombineerd met werk. Daarnaast worden in sommige lidstaten maatregelen ter vermindering van armoede besproken, terwijl bonussen en soepelere regels om langer werken, ook na de pensioengerechtigde leeftijd, te bevorderen, op de agenda van sommige lidstaten blijven staan 17 .


Conclusie

(1)Sinds 2019 hebben sommige lidstaten de normale pensioengerechtigde leeftijd voor hun ambtenaren in de centrale overheidsdiensten verhoogd. Eind 2023 had evenwel ongeveer 81 % van de lidstaten die gegevens hebben verstrekt, een normale pensioengerechtigde leeftijd gelijk aan of lager dan de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd vastgesteld op 66 jaar voor EU-personeel.

(2)De ontwikkeling van de EU-sterftetafels laat een zeer beperkte gemiddelde stijging van de levensverwachting van personeelsleden van de instellingen tijdens de referentieperiode zien.

(3)Gezien de waargenomen beperkte ontwikkeling van de pensioengerechtigde leeftijd in de nationale centrale overheidsdiensten en de zeer beperkte stijging van de levensverwachting van EU-personeelsleden, wordt de huidige pensioengerechtigde leeftijd van 66 jaar voor EU-personeel passend geacht. Hij komt overeen met de hoogste maatstaven die gelden in de nationale overheidsdiensten van de lidstaten.

(4)De bovenstaande beoordeling wordt ook bevestigd door de analyse van de ontwikkelingen in de lidstaten. De pensioengerechtigde leeftijd van EU-personeelsleden behoort tot de hoogst toepasselijke in vergelijking met die uit hoofde van de nationale pensioenregelingen van de lidstaten, ook rekening houdend met de geplande pensioenhervormingen. Daarnaast wijzen recente ontwikkelingen op een trend waarbij de aandacht gericht is op het verstrekken van stimulansen om langer te werken, ook tot na de pensioengerechtigde leeftijd, en werk te combineren met pensioen in plaats van op het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd.

(5)Daarom zijn er in het huidige stadium geen redenen om een voorstel in te dienen tot wijziging van de op grond van artikel 77 van het Statuut vastgestelde wettelijke pensioengerechtigde leeftijd van 66 jaar.

(1) Verordening (EU, Euratom) nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013.
(2) Normaal gesproken zijn gegevens uit 2019 gebruikt, maar als die niet beschikbaar waren, zijn gegevens uit 2018 gebruikt.
(3) De werkgroep uit hoofde van artikel 83 is een deskundigengroep die onder meer bestaat uit de bureaus voor de statistiek van de overheden van de lidstaten en DG ESTAT van de Commissie.
(4) Zie bijvoorbeeld het arrest in zaak F-105/05, Dieter Wils/Europees Parlement, punt 85 en het arrest in zaak T-439/09, John Robert Purvis/Europees Parlement, punt 45.
(5) Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van bijlage XII bij het Statuut, COM(2018) 829 final.
(6) Uit hoofde van artikel 9 van bijlage VIII bij het Statuut worden de desbetreffende pensioenrechten verminderd met 3,5 % per jaar van het verschil tussen de daadwerkelijke pensioenleeftijd en de pensioengerechtigde leeftijd.
(7) Wanneer er geen gegevens beschikbaar waren, is indien mogelijk de relevante nationale wetgeving beoordeeld.
(8) Ierland heeft niet gereageerd op de in maart 2025 gestarte schriftelijke raadpleging. Voor deze berekening is de normale pensioengerechtigde leeftijd van Ierse ambtenaren afgezet tegen officiële online bronnen van het Ierse ministerie van Overheidsuitgaven, NDP-levering en Hervormingen, www.publicservicepensions.gov.ie/en/topic">https://www.publicservicepensions.gov.ie/en/topic .
(9) Met ingang van 2014 leidt vervroegd pensioen in de EU-instellingen altijd tot een aanzienlijke financiële sanctie, aangezien de bijbehorende pensioenrechten met 3,5 % per jaar van het verschil tussen de daadwerkelijke pensioenleeftijd en de pensioengerechtigde leeftijd worden verminderd.
(10) Een prognosetafel is een soort sterftetabel waarvoor toekomstige verwachte in plaats van actuele of historische sterftecijfers worden gebruikt. De tafel is ontworpen om de levensverwachting en overlevingskansen te schatten, ervan uitgaande dat het sterftecijfer in de loop der tijd verandert en doorgaans verbetert als gevolg van vooruitgang in de gezondheidszorg, levensstandaarden en technologie.
(11) Artikel 9 van bijlage XII bij het Statuut.
(12) Er zij op gewezen dat het op grond van artikel 52 van het Statuut mogelijk is te werken tot de leeftijd van 67 jaar (indien dit in het belang van de dienst is) en 70 jaar (bij wijze van uitzondering).
(13) Europese Commissie en Comité voor sociale bescherming, Verslag van 2024 over de toereikendheid van de pensioenen, blz. 60.
(14) Europese Commissie en Comité voor sociale bescherming, Verslag van 2024 over de toereikendheid van de pensioenen, blz. 22-23.
(15) Europese Commissie en Comité voor sociale bescherming, Verslag van 2024 over de toereikendheid van de pensioenen, blz. 61.
(16) Europese Commissie en Comité voor sociale bescherming, Verslag van 2024 over de toereikendheid van de pensioenen, blz. 67.
(17) Europese Commissie en Comité voor sociale bescherming, Verslag van 2024 over de toereikendheid van de pensioenen, blz. 72.