Toelichting bij COM(1998)732 - Omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1998)732 - Omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen. |
---|---|
bron | COM(1998)732 ![]() ![]() |
datum | 31-12-1998 |
Met het oog hierop moeten de omrekeningskoersen worden vastgesteld waartegen de nationale munteenheden door de euro zullen worden vervangen en waartegen de euro gedurende een overgangsperiode in de nationale munteenheden zal worden onderverdeeld.
I. Algemene overwegingen
Artikel 109 L, lid 4, van het Verdrag bepaalt dat de Raad op de aanvangsdatum van de derde fase met eenparigheid van stemmen van de lidstaten zonder derogatie, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de ECB, de omrekeningskoersen aanneemt.
In twee communiques, uitgegeven op respectievelijk 3 mei 1998 en 26 September 1998, hebben de ministers van de lidstaten die overgaan op de euro als eenheidsmunt, de presidenten van de centrale banken van deze lidstaten, de Commissie en het Europees Monetair Instituut/de Europese Centrale Bank medegedeeld hoe de omrekeningskoersen op 31 december 1998 zullen worden vastgesteld en aangenomen. Zij hebben meer bepaald het voigende aangekondigd:
"Op 31 december 1998 zal de Commissie na afloop van de reguliere concertatieprocedure tussen de centrale banken en volgens de bestaande procedures (...) voor de deelnemende munteenheden de definitieve wisselkoersen voor de officiele ECU berekenen. Deze koersen zullen op voorstel van de Commissie door de Raad worden vastgesteld als de onherroepelijke omrekeningskoersen voor de euro."
Deze procedure zal waarborgen dat, zoals door artikel 109 L, lid 4, van het Verdrag wordt voorgeschreven, de vaststelling van de omrekeningskoersen voor de euro op zich geen wijziging zal brengen in de exteme waarde van de ECU.
Teneinde de marktpartijen meer rechtszekerheid en duidelijkheid te bieden en de procedures in de namiddag van 31 december 1998 sneller te laten verlopen, nam de
Commissie haar voorstel voor een verordening van de Raad reeds aan zonder de omrekeningskoersen, op 9 december 1998.
De wisselkoersen voor de officifile ECU van de munteenheden van de lidstaten die de euro invoeren, werden op 31 december 1998 door de Commissie berekend volgens de gebruikelijke procedure. Zij worden op deze zelfde dag door de Commissie aan de Raad, hct Europees Parlement en de Europese Centrale Bank medegedeeld.
II. Toelichting op de artikelen Artikel 1
Dit artikel specificeert de omrekeningskoersen als bedoeld in artikel 1, derde streepje, van Verordening (EG) Nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro1.
Samen met het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) Nr. 974/98 van de Raad leggen de omrekeningskoersen het wederzijdse verband tussen de euro en de nationale munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen.
Voorts bepalen de omrekeningskoersen overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) Nr. 974/98 van de Raad hoe de euro tijdens de overgangsperiode, die ingaat op 1 januari 1999 en eindigt op 31 december 2001, in de nationale munteenheden wordt onderverdeeld.
Conform Verordening (EG) Nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro2 worden de omrekeningskoersen in zes significante cijfers vastgesteld; de koersen worden vastgesteld als £en euro, uitgedrukt in de afzonderlijke nationale munteenheden van de lidstaten die de euro invoeren.
Artikel 2
Dit artikel waarborgt dat de verordening vanaf de aanvang van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, dat wil zeggen met ingang van 1 januari 1999 om 00.00 uur plaatselijke tijd, in working treedt. Verordening (EG) Nr. 974/98 van de Raad zal op hetzelfde moment van kracht worden.
Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 109 L, lid 4, eerste zin,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank,
Overwegende dat overeenkomstig artikel 109 J, lid 4, van het Verdrag de derde fase van de Economische en Monetaire Unie begint op 1 januari 1999; dat de Raad, in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, op 3 mei 1998 heeft bevestigd dat Belgie, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italie, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland voldoen aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van 66n munt op 1 januari 19993;
Overwegende dat overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 19984 de euro met ingang van 1 januari 1999 de munteenheid is van de lidstaten die de eenheidsmunt aannemen; dat de invoering van de euro de vaststelling vereist van de omrekeningskoersen waartegen de nationale munteenheden door de euro zullen worden vervangen en waartegen de euro in de nationale munteenheden zal worden onderverdeeld; dat de omrekeningskoersen in artikel 1 de omrekeningskoersen zijn als bedoeld in artikel 1, derde streepje, van Verordening (EG) Nr. 974/98 van de Raad;
Overwegende dat overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro5, verwijzingen in rechtsinstrumenten naar de ECU worden vervangen door verwijzingen naar de euro, tegen een koers van 66n euro voor een ECU; dat in artikel 109 L, lid 4, tweede zin, van het Verdrag is bepaald dat de aanneming van de omrekeningskoersen op zich geen wijziging in de exteme waarde van de ECU meebrengt; dat dit wordt gewaarborgd door de wisselkoersen voor de ECU van de munteenheden van de lidstaten die de euro invoeren, zoals deze koersen op 31 december 1998 volgens de gebruikelijke procedure voor de berekening van de dagelijkse wisselkoersen voor de officiate ECU door de Commissie zullen worden berekend, als de omrekeningskoersen vast te stellen;
Overwegende dat de ministers van de lidstaten die overgaan op de euro als eenheidsmunt, de presidenten van de centrale banken van deze lidstaten, de Commissie en het Europees Monetair Instituut/de Europese Centrale Bank twee communiques (gedateerd 3 mei 19986 en 26 September 1998) hebben uitgegeven betreffende de vaststelling en aanneming van de onherroepelijke omrekeningskoersen voor de euro;
Overwegende dat in Verordening (EG) Nr. 1103/97 van de Raad wordt bepaald dat de omrekeningskoersen worden vastgesteld als 66n euro, uitgedrukt in de afzonderlijke nationale munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen; dat, om een hoge graad van nauwkeurigheid te bereiken, deze koersen in zes significante cijfers zullen worden vastgesteld en noch inverse noch bilaterale koersen zullen worden vastgesteld tussen de munteenheden van de lidstaten die de euro invoeren;
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen, luiden als volgt:
1 euro = | 40,3399 | Belgische frank |
= | 1,95583 | Duitse mark |
= | 166,386 | Spaanse peseta |
= | 6,55957 | Franse frank |
= | 0,787564 | Iers pond |
= | 1936,27 | Italiaanse lire |
= | 40,3399 | Luxemburgse frank |
= | 2,20371 | Nederlandse gulden |
= | 13,7603 | Oostenrijkse schilling |
= | 200,482 | Portugese escudo |
= | 5,94573 | Finsemark |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1999.
Deze verordening is bindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Iidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad De Voorzitter
ISSN 0254-1513
COM i 732 def.
DOCUMENTEN
NL
09 10 01 06
Catalogusnummer : CB-CO-98-763-NL-C
Bureau voor officiele publikaties der Europese Gemeenschappen L-2985 Luxemburg
1
PBL 139 van 11.5.1998, biz. 1.
2
PB L 162 van 19.6.1997, blz.l.
3
PB L 139 van 11.5.1998, biz. 30.
4
PBL 139 van 11.5.1998, biz. 1.
5
PB L 162 van 19.6.1997, blz.l.
6
PB C 160 van 27.5.1998, blz.l.