Toelichting bij COM(1999)705 - Machtiging van de lidstaten om overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van Richtlijn 77/388/EEG een verlaagd BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve diensten toe te passen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Teneinde uitvoering te geven aan de conclusies van de Europese Raad van Wenen op 11 en 12 december 1998, waarin onder meer de nadruk werd gelegd op de ernst van het werkloosheidsvraagstuk, heeft de Raad Richtlijn 1999/85/EG i van 22 oktober 1999 aangenomen; daarbij wordt aan de lidstaten die zulks wensen de mogelijkheid geboden een experiment aan te gaan met een gerichte BTW-verlaging voor arbeidsintensieve diensten die niet zijn opgenomen in bijlage H bij Richtlijn 77/388/EEG i, teneinde de werking en het effect daarvan op het scheppen van nieuwe werkgelegenheid te toetsen. De richtlijn 1999/85/EG houdt een wijziging in van Richtlijn 77/388/EEG, doordat aan artikel 28 een nieuw lid 6 wordt toegevoegd, dat voorziet in tijdelijke afwijkingen.

2. Met deze nieuwe bepalingen wordt een procedure gecreëerd waardoor de lidstaten kunnen experimenteren met de effecten van een verlaging van het BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten. De beslissing om het experiment al dan niet uit te voeren wordt dus uitsluitend genomen door de lidstaten, die als enige kunnen beoordelen of een dergelijk experiment wenselijk is in een bepaalde sector, die zijzelf dienen aan te wijzen.

3. Het experiment over een periode van drie jaar wordt aan de hand van een door iedere deelnemende lidstaat opgesteld rapport door de Commissie beoordeeld op zijn doeltreffendheid vanuit een oogpunt van nieuwe arbeidsplaatsen en van efficiency wat betreft de implicaties voor de BTW-regeling zelf.

De diensten die onder deze maatregel kunnen vallen, dienen te voldoen aan de voorwaarden van de richtlijn. Voorts moeten de deelnemende lidstaten een keuze maken uit de lijst van in aanmerking komende diensten in bijlage K bij Richtlijn 77/388/EEG.

4. De lidstaten die deze maatregel wensen in te voeren, stellen de Commissie hiervan vóór 1 november 1999 in kennis overeenkomstig de procedure en de voorwaarden van artikel 1 van de richtlijn 1999/85/EG.

5. De volgende lidstaten hebben overeenkomstig die procedure en die voorwaarden een verzoek ingediend, met name door de nodige gegevens voor een beoordeling te verstrekken :

1) Het Koninkrijk België voor twee categorieën diensten genoemd in de punten 1 en 2 van bijlage K bij Richtlijn 77/388/EEG :

- Kleine hersteldiensten aan :

a) fietsen ;

b) schoeisel en lederwaren ;

c) kleding en huishoudlinnen (ook herstellen en vermaken) ;

- renovatie en herstel van particuliere woningen ouder dan 5 jaar, met uitzondering van materialen die een beduidend deel van de waarde van de verstrekte diensten vertegenwoordigen

2) De Helleense Republiek voor twee categorieën diensten genoemd in punt 1, laatste streepje, en punt 4 van bijlage K bij Richtlijn 77/388/EEG :

- herstellen en vermaken van kleding en huishoudlinnen ;

- thuiszorg.

3) Het Koninkrijk Spanje voor twee categorieën diensten genoemd in de punten 2 en 5 van bijlage K bij Richtlijn 77/388/EEG :

- reparatie van particuliere woningen, met uitzondering van materialen die een beduidend deel van de waarde van de verstrekte diensten vertegenwoordigen;

- kappersdiensten.

4) De Franse Republiek voor drie categorieën diensten genoemd in de punten 2, 3 en 4 van bijlage K bij Richtlijn 77/388/EEG :

- werkzaamheden betreffende vastgoed, met uitzondering van nieuwbouw, aan woningen ouder dan twee jaar.

Lokale diensten ten behoeve van personen :

- glazenwassen en schoonmaak van particuliere woningen;

- thuiszorg (bijvoorbeeld hulp in de huishouding en zorg voor kinderen, bejaarden, zieken of gehandicapten).

5) De Italiaanse Republiek voor twee categorieën diensten genoemd in de punten 2 en 4 van bijlage K bij Richtlijn 77/388/EEG :

- renovatie en herstel van particuliere woningen, met uitzondering van materialen die een beduidend deel van de waarde van de verstrekte diensten vertegenwoordigen ;

- thuiszorg (bijvoorbeeld hulp in de huishouding en zorg voor kinderen, bejaarden, zieken of gehandicapten alsmede drugsverslaafden, aidspatiënten, onaangepaste jongeren, enz...).

6) Het Groothertogdom Luxemburg voor drie categorieën diensten genoemd in de punten 1, 3 en 5 van bijlage K bij Richtlijn 77/388/EEG :

- Kleine hersteldiensten :

a) fietsen ;

b) schoeisel en lederwaren ;

c) kleding en huishoudlinnen (ook herstellen en vermaken) ;

- glazenwassen en schoonmaak van particuliere woningen ;

- kappersdiensten.

7) Het Koninkrijk der Nederlanden voor drie categorieën diensten genoemd in de punten 1,2 en 5 van bijlage K bij Richtlijn 77/388/EEG :

- Kleine hersteldiensten :

a) fietsen ;

b) schoeisel en lederwaren ;

c) kleding en huishoudlinnen (ook herstellen en vermaken) ;

- renovatie en herstel, uitsluitend door schilders en stukadoors, van particuliere woningen ouder dan 15 jaar, met uitzondering van materialen die een beduidend deel van de waarde van de verstrekte diensten vertegenwoordigen ;

- kappersdiensten.

8) De Portugese Republiek voor twee categorieën diensten genoemd in de punten 2 en 4 van bijlage K bij Richtlijn 77/388/EEG :

- renovatie en herstel van particuliere woningen, met uitzondering van materialen die een beduidend deel van de waarde van de verstrekte diensten vertegenwoordigen ;

- thuiszorg.

9) Het Verenigd Koninkrijk voor een categorie diensten genoemd in punt 2 van bijlage K bij Richtlijn 77/388/EEG, uitsluitend voor het eiland Man :

- renovatie en herstel van particuliere woningen, met uitzondering van materialen die een beduidend deel van de waarde van de verstrekte diensten vertegenwoordigen.


1.

Evaluatie door de Commissie


De Commissie is van oordeel dat alle verzoeken zijn ingediend overeenkomstig de procedure en de voorwaarden van artikel 1 van Richtlijn 1999/85/EEG.

Voorts hadden drie verzoeken betrekking op het verkrijgen van een machtiging om bij wijze van uitzondering een verlaagd tarief op diensten in drie categorieën van bijlage K te mogen toepassen. In elk van deze drie gevallen is de Commissie van oordeel dat de verlaging van het tarief in de derde gekozen categorie slechts een insignificant economisch effect kan hebben. Zij is dus zinnens voor te stellen dat de drie lidstaten die een dergelijk verzoek hebben ingediend, worden gemachtigd om een verlaagd BTW-tarief op de door hen genoemde categorieën diensten toe te passen.

Het Verenigd Koninkrijk heeft een verzoek voor de toepassing van een verlaagd tarief op diensten betreffende vastgoed ingediend, dat uitsluitend het eiland Man betreft. Op grond van artikel 299, lid 6, sub c), (ex 227) van het Verdrag maakt dat eiland slechts deel uit van het grondgebied van de Europese Gemeenschap voorzover noodzakelijk ter verzekering van de toepassing van de regeling die in het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië is vastgesteld.

Wat de BTW betreft, is aldus in artikel 3, lid 4, van Richtlijn 77/388/EEG bepaald dat het eiland Man gezien de overeenkomsten en verdragen die het met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft gesloten, voor de toepassing van die richtlijn niet als een derdelandsgebied wordt beschouwd.

Het ingediende verzoek heeft betrekking op diensten betreffende vastgoed die worden verricht op de plaats waar het goed is gelegen. In dat geval houdt de toepassing van een verlaagd tarief op die diensten dus geen enkel risico op concurrentiedistorsies in. Gezien de specifieke territoriale regels die voor het statuut van dat eiland gelden, is de Commissie dus zinnens voor te stellen dat bij wijze van uitzondering een machtiging wordt verleend voor de toepassing van een verlaagd tarief uitsluitend op het eiland Man; deze mogelijkheid zou immers, indien het andere gebieden in de lidstaten zou betreffen, waar zowel het Verdrag als Richtlijn 77/388/EEG volledig van toepassing zijn, niet kunnen worden overwogen zonder dat het gevaar bestaat dat afbreuk wordt gedaan aan het beginsel van de eenvormigheid van de tarieven binnen eenzelfde lidstaat. Dat beginsel kan worden ontleend aan de beschikking van de Raad 81/890/EEG van 3 november 1981 (PB L 322 van 11.11.81, pagina 40: een afwijking, rechtstreeks gebaseerd op het oude artikel 99 van het Verdrag, waarbij Italië gemachtigd werd een nultarief toe te passen voor handelingen verricht in het kader van de steunverlening aan de slachtoffers van de aardbevingen in de Italiaanse regio's Campania en Basilicata) en is bevestigd door het Hof in haar arrest van 21 februari 1989, zaak 203/87, Commissie tegen Italië (Jurisprudentie pagina 371) met betrekking tot een onwettelijke verlenging van de machtiging verleend door bovenvermelde beschikking van de Raad.


2.

Toelichting bij de artikelen


Artikel 1

Dit artikel heeft tot doel de aldaar genoemde lidstaten overeenkomstig artikel 28, lid 6, van Richtlijn 77/388/EEG te machtigen om gedurende een periode van ten hoogste drie jaar, van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2002, de in artikel 12, lid 3, sub a), derde alinea, vastgestelde verlaagde tarieven toe te passen op de diensten waarvoor zij overeenkomstig de voorgeschreven procedure een verzoek hebben ingediend en die na de naam van hun land zijn vermeld.

Gezien het experimentele karakter van deze maatregel is het van belang hem ten opzichte van de lidstaten in de tijd te beperken tot een welomschreven periode van drie jaar, van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2002, teneinde een evaluatie van het experiment mogelijk te maken en vervolgens de nodige maatregelen te treffen.

3.

Artikel 2


Door dit artikel worden de lidstaten die de maatregel toepassen verplicht een omstandig verslag over de werking van de maatregel en zijn effect op de werkgelegenheid op te stellen. Hierdoor zal het mogelijk worden het experiment te evalueren en er lessen met het oog op de toekomst uit te trekken.

4.

Artikelen 3 en 4


Deze artikelen hebben betrekking op de inwerkingtreding van de richtlijn.