Toelichting bij COM(2000)274 - Aanneming van één munt door Griekenland op 1 januari 2001

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Voorstel van de Commissie voor een beschikking van de Raad overeenkomstig artikel 122, lid 2

Op 3 mei 1998 besloot de Raad dat België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Oostenrijk en Finland voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van één munt op 1 januari 1999. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk maakten gebruik van hun recht om niet deel te nemen en werden derhalve niet beoordeeld door de Raad. Griekenland en Zweden werden door de Raad beschouwd als lidstaten met een derogatie.

In Artikel 122, lid 2, zijn de procedures voor de opheffing van de derogaties neergelegd. Die procedures moeten om de twee jaar dan wel op verzoek van een lidstaat met een derogatie worden ingeleid. Volgens die procedures moeten de Commissie en de Europese Centrale Bank aan de Raad verslag uitbrengen op grond van artikel 121, lid 1. Die verslagen moeten worden opgesteld omdat thans twee jaren verstreken zijn sinds de Raad in 1998 besloot welke lidstaten voldeden aan de voorwaarden voor de aanneming van één munt; bovendien heeft Griekenland op 9 maart 2000 formeel erom verzocht dat die verslagen zouden worden opgesteld. Derhalve moet de Commissie aan de Raad verslag uitbrengen over de vooruitgang die door lidstaten met een derogatie geboekt is bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie; dientengevolge dient de Commissie op grond van haar eigen verslag en dat van de ECB bij de Raad een voorstel in voor een beschikking van de Raad tot opheffing van de derogatie van de lidstaten die aan de nodige voorwaarden voldoen.

Het convergentieverslag van de Commissie is door het College vastgesteld op 3 mei 2000. De ECB heeft zijn verslag op 27 april vastgesteld. De verslagen van de Commissie en de ECB zijn gericht op de vooruitgang die is geboekt door Griekenland en Zweden en houden geen beoordeling in van Denemarken en het Verenigd Koninkrijk omdat zij gebruik maken van hun recht om niet deel te nemen. De verslagen bevatten een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van elke lidstaat, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB. In de verslagen wordt ook nagegaan of er een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin elke lidstaat aan de convergentiecriteria voldoet. In de verslagen van de Commissie en de ECB wordt ook rekening gehouden met verschillende andere factoren die genoemd zijn in de laatste paragraaf van artikel 121, lid 1.

In haar convergentieverslag concludeert de Commissie dat er geen redenen zijn om de huidige situatie van Zweden als lidstaat met een derogatie te wijzigen. De Commissie concludeert tevens dat in Griekenland een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt.

Op grond van haar verslag en dat van de ECB heeft de Commissie het bijgevoegde voorstel aangenomen voor een beschikking van de Raad tot opheffing van de derogatie van Griekenland op 1 januari 2001.