Toelichting bij COM(1999)703 - Wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van de btw - overgangsbepalingen voor Oostenrijk en voor Portugal - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1999)703 - Wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van de btw - overgangsbepalingen voor ... |
---|---|
bron | COM(1999)703 ![]() ![]() |
datum | 17-12-1999 |
1. Artikel 2, punt e), van bijlage XV - deel IX 'Belastingen' van de Akte betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Gemeenschap i gaf aan Oostenrijk de toestemming om af te wijken van artikel 28, lid 2, van de Zesde BTW-Richtlijn 77/388/EEG i en om tot en met 31 december 1998 een lager tarief toe te passen op de verhuring van onroerend goed voor residentieel gebruik, op voorwaarde dat dit tarief niet lager lag dan 10 %.
2. Sinds 1 januari 1999 moet de verhuring van onroerend goed voor residentieel gebruik in Oostenrijk op grond van het bepaalde in artikel 13, titel B, punt b), van de Zesde BTW-Richtlijn zijn vrijgesteld van BTW, zonder recht op aftrek van de voorbelasting. Oostenrijk kan overeenkomstig artikel 13, titel C, punt a), van deze richtlijn aan de belastingplichtingen evenwel het recht verlenen om voor belastingheffing te kiezen. In dat geval moet het normale BTW-tarief worden toegepast alsook de gewone regels met betrekking tot het recht op aftrek.
3. Oostenrijk is echter van oordeel dat de afwijkende maatregel nog steeds onmisbaar is, met name als gevolg van het feit dat de overgangsregeling voor de BTW nog steeds van toepassing is en dat de toestand nog niet echt is gewijzigd sedert de onderhandelingen over de Toetredingsakte. Oostenrijk wil bijgevolg deze verhuringen blijven belasten met een lager BTW-tarief omdat de afschaffing van het verlaagd tarief van 10 % (vervangen door hetzij het normale tarief van 20 %, hetzij door een vrijstelling zonder recht op aftrek) onvermijdelijk zou leiden tot een stijging van de huurprijzen voor onroerend goed voor de eindgebruiker, wat zou indruisen tegen zijn huisvestingsbeleid.
4. Rekening houdend met de door Oostenrijk aangebrachte elementen en met het feit dat tegen de aan Oostenrijk verleende afwijking geen enkele klacht is ingediend, is de Commissie van oordeel dat, wanneer het gaat om de verhuur van onroerend goed voor residentieel gebruik, het gevaar voor verstoring van de concurrentie als onbestaand moet worden beschouwd.
5. Rekening houdend met hetgeen voorafgaat, is de Commissie van oordeel dat een verlenging van de afwijking moet worden voorgesteld voor zover de toepassing daarvan BTW-richtlijn beperkt blijft tot de in artikel 28 terdecies van de Zesde Richtlijn bedoelde overgangsperiode.
REPUBLIEK PORTUGAL
6. Portugal paste vóór 1991 een verlaagd tarief van 8 % toe voor restauratie. Op grond van artikel 28, lid 2, d) van de Zesde Richtlijn, ingevoerd bij Richtlijn 92/77/EEG van 19 oktober 1992 i heeft Portugal dit tarief kunnen blijven toepassen.
7. Na een algemene aanpassing van de tarieven en met name om politieke en budgettaire redenen is echter met ingang van 1992 het normale tarief op deze diensten toegepast.
8. Na klachten van vertegenwoordigers van de betrokken sector heeft Portugal het met ingang van 1.7.1996 wenselijk geacht om voor deze diensten opnieuw een verlaagd tarief in te voeren omdat de handhaving van het normale tarief verschillende ongunstige gevolgen zou hebben gehad.
9. Portugal is namelijk van oordeel dat de toepassing van het normale tarief voor deze diensten voor de eindverbruiker zou leiden tot een stijging van de prijzen voor restauratie en dat voor een belangrijke daling van de werkgelegenheid in deze sector zou moeten worden gevreesd. In het kader van de strijd tegen de werkloosheid zou een verlaagd BTW-tarief in niet onbelangrijke mate kunnen bijdragen tot een oplossing van dit probleem.
10. Bovendien zou de toepassing van het normale tarief voor deze diensten de betrokken ondernemingen ertoe kunnen aanzetten zwart werk te creëren of in stand te houden, zwart werk waarvoor vaak weinig of niet-gekwalificeerd personeel in aanmerking komt, dat wil zeggen personeel dat bereid is deze situatie te aanvaarden.
11. Artikel 28, lid 2, e), van de Zesde Richtlijn, waarin wordt bepaald dat de lidstaten die op 1.1.1991 een verlaagd tarief toepasten, een verlaagd tarief van niet minder dan 12 % voor restauratie mogen toepassen, laat deze mogelijkheid echter niet meer toe omdat Portugal in 1992 heeft afgezien van het verlaagd tarief.
12. Rekening houdend met de door Portugal naar voren gebrachte elementen en ook omdat de toepassing van het verlaagd tarief niet tot klachten heeft geleid, is de Commissie van oordeel dat, wat de restauratie betreft, het gevaar voor verstoring van de mededinging als onbestaand moet worden beschouwd omdat de maatregel door deze lidstaten is beperkt.
13. Rekening houdend met hetgeen voorafgaat, is de Commissie van oordeel dat een verlenging moet worden voorgesteld in het kader van de overgangsbepalingen van artikel 28 van de Zesde Richtlijn om Portugal in staat te stellen een verlaagd tarief in te voeren voor restauratie, voor zover de toepassing daarvan beperkt blijft tot de in artikel terdecies van deze richtlijn bedoelde overgangsperiode.
Opmerkingen bij de artikelen
Artikel 1
Dit artikel heeft tot doel aan artikel 28, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG twee nieuwe punten toe te voegen : punt j) dat aan Oostenrijk toestemming verleent om een verlaagd tarief te handhaven voor de verhuur van onroerend goed voor residentieel gebruik; en punt k) dat Portugal in staat stelt om een verlaagd tarief toe te passen voor restauratie.
Artikelen 2 tot en met 4
Deze artikelen hebben betrekking op maatregelen in verband met de inwerkingtreding van de richtlijn.