Toelichting bij COM(1999)124 - Ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1999)124 - Ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika. |
---|---|
bron | COM(1999)124 ![]() ![]() |
datum | 12-03-1999 |
Uitgangspunt was het Speciaal Programma voor Zuid-Afrika, voorgesteld door het Europees Parlement en vastgesteld door de Raad Algemene Zaken in september 1985 om de slachtoffers van de Apartheid bij te staan. Dit programma werd tussen 1986 en 1990 gefinancierd in het kader van begrotingslijn B9530, en tussen 1991 en 1995 uit begrotingslijn B7-5070.
Toen de politieke situatie in Zuid-Afrika zich ontwikkelde, en in 1994 een democratische regering werd ingesteld, paste de EG de inhoud en de modaliteiten van de samenwerking aan. Een delegatie van de Commissie werd geopend, het programma werd in 1995 omgedoopt tot het Europees Programma voor de Wederopbouw en Ontwikkeling in Zuid-Afrika (European Programme for Reconstruction and Development in South Africa, EPRD), naar het voorbeeld van het Zuid-Afrikaanse Programma voor Wederopbouw en Ontwikkeling (RDP).
In november 1996 stelde de Raad Verordening (EG) nr. 2259/96 betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika (1) vast, waarin voor de periode van januari 1996 tot december 1999 een bedrag van 500 miljoen ecu was opgenomen voor het EPRD, en waarin de EG opnieuw toezegde bij te dragen aan de duurzame economische en sociale ontwikkeling van Zuid-Afrika en de consolidatie van de fundamenten voor een democratische maatschappij. In 1997 werd een indicatief meerjarenprogramma ondertekend met het oog op de uitvoering van deze samenwerking, en sindsdien zijn ongeveer 50 programma's en projecten gelanceerd in sectoren als onderwijs, gezondheid, water en hygiëne, huisvesting, steun aan de particuliere sector, steun voor goed bestuur, capaciteitsversterking en regionale integratie (SADC).
PB L 306 van 28.11.1996
Verordening 2259/96 van de Raad verstrijkt op 31 december 1999.
De huidige ontwerp-verordening geeft uitdrukking aan de solidariteit van de Europese Unie met de inspanningen van Zuid-Afrika in het moeilijke en lange proces van verandering naar een open en democratische maatschappij, en aan de voortzetting van haar steun door middel van het EPRD, met een financiële toewijzing van dezelfde orde van grote als het voorgaande EPRD.
De Commissie is bereid dergelijke steun aan te passen en te verbeteren, en stelt dan ook enige wijzigingen voor op de Verordening 1996/1999. Deze wijzigingen worden om diverse redenen noodzakelijk geacht.
Ten eerste zijn er significante nieuwe ontwikkelingen in de betrekkingen tussen de EG en Zuid-Afrika :
- Na een besluit van de ACS-EU-Raad in april 1997 werd Zuid-Afrika een gekwalificeerd lid van de Overeenkomst van Lomé in juni 1998. Zuid-Afrika onderhandelt samen met de andere ACS-landen over de toekomstige samenwerkingsovereenkomst EU-ACS. In haar mededeling aan de Raad betreffende de onderhandelingen over een partnerschapsovereenkomst voor ontwikkeling met de ACS-landen (COM/SEC 98/119) heeft de Commissie aangegeven dat Zuid-Afrika volwaardig lid zou moeten kunnen worden. De mogelijkheid dat Zuid-Afrika met ingang van 2003 toegang krijgt tot EOF-middelen moet worden overwogen, waarbij de modaliteiten van deze samenwerking te zijner tijd moeten worden omschreven. Momenteel betekent dit dat de ontwikkelingssamenwerking tussen de EG en Zuid-Afrika nog steeds uit de algemene begroting moet worden gefinancierd, waarbij een zo groot mogelijke consistentie met de bepalingen van de Lomé-regeling moet worden nagestreefd, vooral wat betreft medefinanciering van de regionale programma's (uit EOF en EPRD).
- Op basis van de in juni 1995 en maart 1996 vastgestelde richtlijnen van de Raad heeft Zuid-Afrika recent een bilaterale overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking gesloten met de EG; deze overeenkomst bevat in titel V bepalingen inzake de doelstellingen, prioriteiten, middelen en methoden en tenuitvoerlegging van de ontwikkelingssamenwerking, die voorrang hebben boven interne EU-wetgeving, waardoor de desbetreffende artikelen van de verordening moeten worden gewijzigd op aangepast.
Ten tweede moet rekening worden gehouden met de ervaringen met het EPRD, met name met de volgende aspecten :
- de Rekenkamer in verslag nr. 7/98, en het Europees Parlement in zijn commentaar op het verslag, hebben aanbevelingen gedaan voor het aanpakken van de vastgestelde problemen, met name de traagheid van de uitvoering, de logge procedures en de problemen bij het beheer en de follow-up van het programma. De nadruk wordt gelegd op de noodzaak van vereenvoudigde en versnelde procedures, grotere decentralisatie van de bevoegdheden op het gebied van besluitvorming, goedkeuring en betalingen naar de Zuid-Afrikaanse autoriteiten; decentralisatie van hoofdkwartier naar de delegatie; minder zware procedures, vooral bij samenwerking met NGO's; de noodzaak van globale evaluaties van het EPRD; en de noodzaak meer middelen toe te wijzen aan het beheer van één van de belangrijkste samenwerkingsprogramma's van de Europese Unie;
- de noodzaak, waar ook de lidstaten op wijzen, van meer gerichtheid in het EPRD, teneinde de algehele coherentie van de EU-bijstand te vergroten, overeenkomstig artikel 130 van het Verdrag en de desbetreffende verordeningen van de Raad, in een streven naar grotere zichtbaarheid en meer effect (vooral in de politieke dialoog met de Zuid-Afrikaanse autoriteiten) en ter voorkoming van versnippering van de middelen. Vandaar het belang van concentratie op een beperkt aantal meerjarenprogramma's voor bepaalde sectoren, die in samenwerking met diverse partners zullen worden uitgevoerd (overheidsdepartementen, plaatselijke autoriteiten, NGO's, ....) en waarbij verschillende soorten steun worden gecombineerd (projecten en directe steun aan de Zuid-Afrikaanse begroting, wanneer aan de voorwaarden is voldaan);
- de noodzaak rekening te houden met de opmerking van de financiële controle in verband met de bepalingen van de financiële regelgeving van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen bij de tenuitvoerlegging van het EPRD.
De Commissie heeft in verband met deze kwesties reeds een aantal maatregelen genomen :
- het besluit de delegatie te versterken wat betreft personeel en de informatica-instrumenten voor beheer en follow-up van de programma's;
- reorganisatie en rationalisering van de taken van het hoofdkwartier, in samenwerking met de gemeenschappelijk dienst RELEX;
- voltooiing en verspreiding onder de begunstigden van een gids voor de procedures;
- vermindering van het aantal programma's dat jaarlijks wordt gelanceerd door concentratie;
- voorbereiding van een globale evaluatie van de ontwikkelingsstrategie van de EU in Zuid-Afrika sinds 1994. Deze evaluatie begint in 1999;
- de voorbereiding, samen met het Zuid-Afrikaans Ministerie van Financiën, van een gemeenschappelijke databank van ontwikkelingsactiviteiten en -programma's met andere donoren, met name de lidstaten;
- de organisatie, samen met de Zuid-Afrikaanse regering van jaarlijks overleg en halfjaarlijkse herziening van de tenuitvoerlegging van de samenwerking EU/Zuid-Afrika.
Deze maatregelen beginnen vruchten af te werpen en met name in 1997 en 1998 was er een duidelijke verbetering in het niveau van betalingen. Het lopende proces moet echter nog steeds worden voortgezet en worden versterkt in bovengenoemde richting, door de verordening vast te stellen die dient als rechtsgrond voor de samenwerking met Zuid-Afrika :
- in het kader van de zichtbaarheid en de samenhang moeten de maatregelen van de Europese Unie verder worden gegroepeerd in een beperkt aantal concentratiesectoren (zie artikel 2 en artikel 6, lid 1), en moet een driejaarlijkse programmering en een regelmatige dialoog met de lidstaten over de te volgen strategie worden ingesteld (zie artikel 6, de leden 1, 2 en 3);
- in het kader van de efficiëntie van maatregelen, en de vereenvoudiging en harmonisatie van procedures moeten de activiteiten die voor financiering uit de begroting in aanmerking komen worden aangepast en duidelijk omschreven (zie artikel 4, lid 2), moeten waar mogelijk de gebruikelijke procedures van de partners worden toegepast (zie artikel 7, lid 2) en moet het besluitvormingsproces worden vereenvoudigd (zie artikel 8, lid 3);
- in het kader van de decentralisering en deconcentratie door de verantwoordelijkheid voor bepaalde besluiten die tot nu toe in Brussel worden genomen over te hevelen naar de delegatie en de begunstigde (zie artikel 7, lid 8);
- in het kader van de versterking van de middelen voor een grotere effectiviteit van beheer en follow-up van de samenwerking moeten aanvullende posten voor plaatselijke agenten worden gecreëerd (zie financieel memorandum, artikel 1) en moet de jaarlijkse begroting voor de technische bijstand worden geprogrammeerd (zie artikel 10).
Daarom zijn de volgende artikelen gewijzigd :
- Artikel 1 betreffende prioriteiten
- Artikel 2 betreffende interventiegebieden
- Artikel 4, lid 2, over soorten uitgaven
- Artikel 6 betreffende programmering
- Artikel 7 inzake procedures (punten 2 en 8)
- Artikel 8 inzake comitologie
- Artikel 11 inzake de inwerkingtreding