Toelichting bij COM(2000)446 - Goedkeuring door de EG van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Verdrag van Montreal)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Doel van het voorstel

1. De Commissie stelt hierbij voor dat de Gemeenschap het nieuwe Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Verdrag van Montreal), dat op 28 mei 1999 is ondertekend, bekrachtigt.

2. Door het Verdrag van Montreal wordt een gemoderniseerd en uniform juridisch kader gecreëerd dat de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen regelt voor de schade die door passagiers, bagage en vracht tijdens internationale reizen is opgelopen. Het is een aanzienlijke verbetering vergeleken met de huidige terzake geldende internationale regeling - het op het Verdrag van Warschau van 1929 gebaseerde systeem - en zal die regeling na verloop van tijd volledig vervangen. De bepalingen van het nieuwe Verdrag die betrekking hebben op passagiersvervoer zijn in overeenstemming met de kernelementen van Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad, waarbij een moderne aansprakelijkheidsregeling voor luchtvaartmaatschappijen in de Europese Gemeenschap is opgezet voor schade bij overlijden of lichamelijk letsel van passagiers. De afstemming van deze verordening op de nieuwe internationale normen zal geen nadelig effect hebben voor passagiers in de EG.

3. Het voorstel inzake de bekrachtiging door de Gemeenschap van het Verdrag van Montreal is een uitvloeisel van het eerdere voorstel van de Commissie inzake de ondertekening van het Verdrag (COM/99/0435 def.) en de daaropvolgende daadwerkelijke ondertekening van het Verdrag door de Gemeenschap op 9 december 1999. Aangezien reeds communautaire wetgeving bestaat op het gebied van de aansprakelijkheid voor schade bij overlijden of letsel van passagiers, moet de Gemeenschap apart tot het Verdrag toetreden naast haar lidstaten. Alleen op deze wijze kan het Verdrag correct in het Gemeenschapsrecht worden verwerkt.

1.

Achtergrond



4. De eerste internationale regels inzake de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen voor overlijden of letsel van passagiers en voor verlies of beschadiging van bagage en vracht werden vastgesteld in het Verdrag van Warschau van 1929. In die periode stond de luchtvaart nog in de kinderschoenen en was vliegen nog een vrij riskante onderneming; als bescherming tegen buitensporige eisen tot schadevergoeding werd daarom bij het Verdrag van Warschau een reeks beperkingen op de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen voor schade opgelegd. Volgens de huidige normen waren deze maxima uiterst laag en zelfs die welke werden opgenomen in de diverse wijzigingsovereenkomsten die samen de zogenoemde regeling van Warschau vormen, bieden over het algemeen een ontoereikende compensatie aan slachtoffers van ongevallen en personen te hunnen laste.

5. Aangezien de in de regeling van Warschau vastgelegde beperkingen op de aansprakelijkheid voor overlijden of letsel van passagiers steeds meer achterhaald raakten begon in de loop van de jaren tachtig een aantal landen, waaronder lidstaten van de EG, van hun nationale luchtvaartmaatschappijen en in sommige gevallen ook van alle op hun nationale markt opererende luchtvaartmaatschappijen te verlangen dat zij veel hogere maxima gingen toepassen. In de jaren negentig begon de luchtvaartsector zelf de ontoereikendheid van de regeling van Warschau voor de aansprakelijkheid ten aanzien van passagiers in te zien, en stelde als gevolg daarvan de internationale luchtvervoersvereniging (IATA) een vrijwillige regeling vast in het kader waarvan afzonderlijke luchtvaartmaatschappijen konden kiezen voor een systeem van ongelimiteerde aansprakelijkheid.

6. Gezien deze situatie en teneinde te zorgen voor een uniform systeem voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Gemeenschap (inclusief charter maatschappijen die niet onder de IATA-regeling vallen) heeft de Gemeenschap Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen vastgesteld. Sinds de inwerkingtreding van deze verordening op 9 oktober 1998 mogen luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap niet langer de in de regeling van Warschau vastgestelde lage aansprakelijkheidsgrenzen toepassen wanneer passagiers bij een ongeval omkomen of letsel oplopen. Ter vervanging van deze regeling is in de verordening namelijk een systeem van onbeperkte aansprakelijkheid voor dergelijke gevallen ingevoerd en bovendien moeten luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap slachtoffers van ongevallen en hun families voorschotten betalen die toereikend zijn om de onmiddellijke economische noden te lenigen. Tevens verbiedt de verordening luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap, bij eisen tot schadevergoeding tot een bedrag van 100.000 bijzondere trekkingsrechten, bij wijze van juridisch verweer aan te voeren dat zij alle mogelijke maatregelen hebben getroffen om het ongeval te voorkomen. Deze bepaling is bedoeld om de afhandeling van kleinere claims te vergemakkelijken, aangezien anders in dat soort gevallen een groot deel van de uitgekeerde schadevergoeding aan juridische kosten kan opgaan. Luchtvaartmaatschappijen van buiten de Gemeenschap zijn niet verplicht deze regeling toe te passen. Wanneer zij besluiten daarvan af te zien zijn zij echter verplicht hun Europese klanten daarvan in kennis te stellen bij de aankoop van hun vervoerbewijs, zodat deze als consument duidelijk over hun rechten worden geïnformeerd.

2.

3. Het Verdrag van Montreal


7. Toen de regeling van Warschau snel achterhaald begon te raken door diverse nieuwe initiatieven is besloten een nieuw mondiaal instrument te ontwikkelen dat het Verdrag van 1929 en de diverse wijzigingen daarop moest vervangen. De werkzaamheden werden op 28 mei 1999 afgerond op een internationale diplomatieke conferentie in Montreal, waar overeenstemming werd bereikt over een nieuw Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer.

8. Door het nieuwe Verdrag wordt een nieuw mondiaal juridisch kader inzake de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen gecreëerd voor schade die optreedt tijdens internationale vliegreizen. Dit Verdrag, in de wandeling het Verdrag van Montreal genoemd, zal mettertijd volledig in de plaats komen van de zeventig jaar oude regeling van Warschau. Het voorziet met name in onbeperkte aansprakelijkheid voor overlijden en letsels van passagiers en in hogere aansprakelijkheidsgrenzen voor bagage en vracht. Wat het aspect onbeperkte aansprakelijkheid betreft, is het vergelijkbaar met de reeds in de Gemeenschap geldende regeling van Verordening (EG) 2027/97. Ook in een ander opzicht is het vergelijkbaar met de communautaire regeling: het voorziet namelijk in een eerste aansprakelijksniveau voor eisen tot schadevergoeding tot een bedrag van 100.000 BTR, waarbij luchtvaart maatschappijen hun aansprakelijkheid niet kunnen beperken of uitsluiten. Bovendien staat het Verdrag van Montreal individuele partijen bij het Verdrag uitdrukkelijk toe hun luchtvaartmaatschappijen te verplichten aan slachtoffers of personen te hunnen laste voorschotten te betalen die toereikend zijn om de onmiddellijke economische noden te lenigen in de eerste periode na het ongeval. Op grond van deze bepaling kan de Gemeenschap haar luchtvaartmaatschappijen een dergelijke verplichting blijven opleggen.

9. In tegenstelling tot wat bij de regeling van Warschau het geval is, kunnen 'organisaties voor regionale economische integratie' tot het Verdrag toetreden. In het Verdrag wordt een organisatie voor regionale economische integratie omschreven als een organisatie die bevoegd is ten aanzien van sommige door het Verdrag beheerste aangelegenheden en naar behoren gemachtigd is tot ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van dan wel toetreding tot dit Verdrag. Op grond van deze definitie kan de Gemeenschap partij bij het verdrag worden, onder voorbehoud van de noodzakelijke goedkeuring van de instellingen van de Gemeenschap. Tijdens de diplomatieke conferentie in Montreal heeft de Gemeenschap het voornemen kenbaar gemaakt bij de bekrachtiging met een verklaring te komen waarin de gebieden worden gespecificeerd waarop de Gemeenschap bevoegd is.

10. Het Verdrag van Montreal wordt van kracht zodra 30 landen i hun akte van bekrachtiging hebben nedergelegd, en de Commissie is voornemens met de lidstaten samen te werken om dit proces te versnellen zodat de Europese burgers een hoge mate van bescherming genieten op alle internationale vluchten.

11. Aangezien sommige onder de toepassing van het Verdrag van Montreal vallende aangelegenheden krachtens Verordening (EG) nr. 2027/97 tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoren, kunnen de lidstaten dit Verdrag niet alleen bekrachtigen. Daarom heeft de Gemeenschap het Verdrag van Montreal op 9 december 1999 ondertekend ten einde haar voornemen kenbaar te maken haar bevoegdheid uit te oefenen door partij te worden bij het Verdrag.

12. Het lidmaatschap van het Verdrag zou voor de Gemeenschap van een iets andere aard zijn dan voor de lidstaten en andere staten die partij zijn bij het Verdrag. Met name zou bij de periodieke herziening van de aansprakelijkheidsgrenzen, de enige vorm van besluitvorming die krachtens het Verdrag vereist is, de Gemeenschap niet als zodanig haar stem uitbrengen, maar zou zij zich moeten verlaten op de 15 stemmen van haar lidstaten. Het stemgedrag van de 15 lidstaten zou moeten worden gecoördineerd wanneer het onder het Gemeenschapsrecht vallende gebieden betreft.

13. Het Verdrag is een overeengekomen juridische tekst en voorziet niet in de oprichting van een besluitvormingsinstantie of regelgevingsforum waaraan de partijen zullen deelnemen; de verdeling van bevoegdheden onder de lidstaten is dan ook van geen belang voor de dagelijkse gang van zaken. Niettemin heeft de Gemeenschap toegezegd om bij de nederlegging van haar akte van bekrachtiging de overige partijen een notitie te doen toekomen waarin zij de verdeling van bevoegdheden tussen de Gemeenschap en haar lidstaten uiteenzet. Deze notitie kan dienen als leidraad voor andere partijen om in specifieke gevallen de juiste gesprekspartner te bepalen. Als bijlage is een ontwerptekst van deze verklaring toegevoegd. Dit ontwerp is opgesteld op basis van de huidige uit de vigerende versie van Verordening (EG) nr. 2027/97 voortvloeiende bevoegdheden en zal op het moment van de bekrachtiging eventueel moeten worden herzien om rekening te houden met de stand van zaken met betrekking tot een tegelijkertijd door de Commissie ingediend voorstel om die verordening in overeenstemming te brengen met het Verdrag van Montreal.