Toelichting bij COM(2000)462 - Gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Klassieke varkenspest, hierna KVP genoemd, is een virusinfectie bij als huisdier gehouden varkens en wilde varkens, en het is een ernstige ziekte met een hoge sterfte. Het uitbreken van deze ziekte op het grondgebied van de Gemeenschap leidt tot ernstige verstoringen van het intracommunautaire en het internationale handelsverkeer van varkens en varkensvleesproducten.

De laatste jaren is de bestrijding van KVP uitzonderlijk moeilijk gebleken in sommige lidstaten, vooral in gebieden met een hoge varkensdichtheid, waar een zeer groot aantal potentiële risicofactoren de snelle uitroeiing van de ziekte in de weg staan. Vooral de epizoötie in de periode 1997/1998 leidde tot aanzienlijke economische kosten en verliezen voor de Gemeenschap, de lidstaten en de varkenshouders, in verband met het opruimen en de destructie van zeer grote aantallen dieren, wat ook uit ethisch oogpunt vragen heeft opgeroepen.

Het uitbreken en het voortbestaan van KVP bij wilde varkens, zoals de laatste jaren is vastgesteld in een aantal gebieden van de Gemeenschap en in sommige aangrenzende landen die in de komende jaren waarschijnlijk tot de Gemeenschap zullen toetreden, betekenen een extra en niet zo makkelijk op te lossen probleem. Het wetenschappelijk comité heeft onlangs evenwel aanbevelingen gedaan inzake de tenuitvoerlegging van ziektebestrijdingsmaatregelen die verbetering zouden moeten brengen in de situatie.

Daarom moeten enkele van de tot nu toe geldende maatregelen voor de bestrijding van KVP worden aangepast, ten einde rekening te houden met de recente kennis en ervaring op het vlak van de uitroeiing van de ziekte, de ontwikkeling van nieuwe diagnostische methoden en vaccins, en de door het wetenschappelijk comité uitgebrachte adviezen ter zake.

Voorts moeten ook de bepalingen van Richtlijn 80/217/EEG van 22 december 1980 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest, die bij herhaling ingrijpend zijn gewijzigd, worden gecodificeerd.

Met het oog op de codificatie van Richtlijn 80/217/EEG van de Raad en de wijzigingen daarvan, heeft de Commissie reeds een voorstel voor officiële codificatie aan de wetgever gezonden [COM(97)724 def. van 7.1.1998 - 95/0298 (CNS)].

Overeenkomstig punt 8 van het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten en overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring ter zake, wordt bij het onderhavige voorstel Richtlijn 80/217/EEG van de Raad algeheel herzien, met het oog op:

-de consolidatie en vervanging van Richtlijn 80/217/EEG en de wijzigingen daarvan;

-de vaststelling van ingrijpende wijzigingen in de bestaande maatregelen ter bestrijding van varkenspest, zoals hieronder beschreven.

De momenteel geldende bepalingen inzake KVP zijn gericht op de uitroeiing van de ziekte in de Gemeenschap en zijn gebaseerd op een niet-vaccinatiebeleid dat in het voorbije decennium was vastgesteld in het kader van de totstandbrenging van de vrije interne markt.

Dat beleid is gebaseerd op de stamping-out van varkens op bedrijven die met KVP zijn besmet. Vaccinatie mag uitsluitend worden gebruikt in noodsituaties, nadat de ziekte is bevestigd en op voorwaarde dat er een aanzienlijke kans bestaat op verdere uitbraken van de ziekte.

Het gebruik van vaccins stuit namelijk op verzet omdat, in het geval van KVP, gevaccineerde varkens ogenschijnlijk gezonde virusdragers kunnen worden die de ziekte verder verspreiden, maar die niet kunnen worden onderscheiden van gevaccineerde maar niet-besmette dieren.

Daarom zijn bepaalde preventieve maatregelen noodzakelijk om verdere verspreiding van de ziekte vanuit gebieden waar wordt gevaccineerd, tegen te gaan. Die maatregelen omvatten ook beperkingen van het handelsverkeer van gevaccineerde dieren en producten daarvan, die niet verenigbaar zijn met de vrije interne markt en met de uitvoer naar derde landen.

Om bovengenoemde redenen heeft de Gemeenschap in de late jaren tachtig besloten systematische preventieve vaccinatie volledig te verbieden, hoewel die tot dan toe wijd verspreid was in een aantal lidstaten.

Overeenkomstig Richtlijn 80/217/EEG mag vaccinatie nog uitsluitend worden gebruikt in noodsituaties. Desondanks is vaccinatie, ook al wordt daarvan slechts gebruik gemaakt als extra maatregel in noodsituaties, uit economisch oogpunt niet leefbaar, aangezien vaccinatie weinig voordeel oplevert wanneer de gevaccineerde varkens en de producten daarvan moeilijk afzet vinden.

Het wegvallen van de met vaccinatie gepaard gaande transportbeperkingen heeft ruimschoots bijgedragen tot het bereiken van het gestelde doel, namelijk het handelsverkeer vergemakkelijken. De varkenssector heeft daar baat bij gevonden aangezien de uitvoer van varkensvlees en varkensvleesproducten naar derde landen de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen (de zelfvoorzieningsgraad van de Gemeenschap bedraagt momenteel ongeveer 107%). Door systematische vaccinatie te verbieden kon ook aanzienlijk worden bespaard op de vaccinatiekosten.

Sedert de goedkeuring van het niet-vaccinatiebeleid is het aantal uitbraken van KVP in de Gemeenschap evenwel slechts licht gedaald ten opzichte van het voorafgaande decennium.

De zeer ernstige en zeer dure uitbraken die zich de laatste jaren hebben voorgedaan en de ontwikkeling van nieuwe vaccins hebben ertoe geleid dat de momenteel geldende bepalingen inzake uitroeiing van KVP opnieuw moeten worden bezien, vooral de bepalingen inzake vaccinatie.

Volgens een advies van het wetenschappelijk comité van 1997 kan in principe op ruimere schaal gebruik worden gemaakt van vaccinatie als extra hulpmiddel bij de uitroeiing van KVP in het kader van het huidige niet-vaccinatiebeleid, op voorwaarde dat zogenoemde merkervaccins beschikbaar zouden zijn.

Merkervaccins zijn vaccins die een beschermende immuniteit veroorzaken die, aan de hand van adequate laboratoriumtests, duidelijk kan worden onderscheiden van de immuunrespons als gevolg van een natuurlijke besmetting met KVP-virus. Indien met zekerheid zou kunnen worden uitgesloten dat gevaccineerde varkens ook besmet zijn met het eigenlijke virus, zouden de momenteel geldende handelsbeperkingen ten aanzien van gevaccineerde varkens overbodig kunnen worden, voor zover die vaccins volgens de regels en met succes zouden kunnen worden gebruikt.

Het comité verklaarde zich een duidelijke voorstander van het niet-vaccinatiebeleid van de Gemeenschap en achtte verder onderzoek noodzakelijk voordat ter zake een besluit zou kunnen worden genomen, aangezien de nodige gegevens voor een adequate evaluatie van de in ontwikkeling zijnde producten en van de daarmee samengaande discriminatoire tests nog niet beschikbaar zijn.

Kortelings zijn twee nieuwe vaccins ontwikkeld waarvoor de procedure inzake het verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen momenteel loopt en die eventueel als merkervaccins kunnen worden gebruikt aangezien zij specifieke kenmerken vertonen (zij veroorzaken slechts immuniteit tegen een van de virusproteïnen).

Overeenkomstig de aanbevelingen van het wetenschappelijk comité heeft de Commissie bijgevolg bijstand verleend voor een onderzoek waarbij een noodsituatie wordt gesimuleerd en waarbij zowel de twee recent ontwikkelde vaccins als de hiervoor vereiste laboratoriumtests worden geëvalueerd.

Uit dat onderzoek is gebleken dat de doeltreffendheid van deze vaccins weliswaar niet ideaal is, maar wel voldoende om te voorkomen dat in noodsituaties het virus tussen de bedrijven wordt verspreid. De thans beschikbare diagnosetechnieken zijn evenwel niet geschikt om het onderscheid te maken tussen gevaccineerde met KVP besmette varkens en gevaccineerde niet-besmette varkens. Derhalve is grote voorzichtigheid geboden, aangezien de kans bestaat dat deze vaccins uiteindelijk niet meer voordelen opleveren dan de conventionele vaccins.

Anderzijds is de laatste jaren gebleken dat het ruimen van besmette en, indien nodig, ook verdachte bedrijven, op voorwaarde dat de ruiming snel en adequaat wordt uitgevoerd, een zeer efficiënte manier kan zijn om verdere verspreiding van KVP en verdere sterfte bij varkens te voorkomen, zelfs in gebieden met een hoge varkensdichtheid. De eerste resultaten van een simulatieonderzoek naar de kosten-batenverhouding van diverse KVP-uitroeiingsstrategieën lijken er evenwel op te wijzen dat, indien een 'ideaal' merkervaccin beschikbaar zou zijn, dat zou kunnen bijdragen tot een verdere verlaging van de aan de ziekte verbonden kosten, op voorwaarde dat er sprake is van een noodsituatie en van gevaar voor een grootschalige epizoötie.

Het huidige voorstel bevat bepalingen voor het gebruik van merkervaccins in noodsituaties, in het kader van het geldende niet-vaccinatiebeleid. Voor het gebruik van een merkervaccin zouden evenwel ook de volgende voorwaarden gelden:

-beschikbaarheid van adequate discriminatoire tests (onderzoek ter zake is aan de gang);

-een lidstaat die voornemens is een dergelijk vaccin te gebruiken in een noodsituatie, moet daartoe in elk geval afzonderlijk worden gemachtigd;

-er moet een grondige evaluatie worden opgesteld van de resultaten van de vaccinatiecampagne en van de controles die zijn verricht op de bedrijven waar is gevaccineerd, inclusief inspecties door het Voedsel- en Veterinair Bureau.

Ten slotte moet een besluit worden genomen over de handelsbeperkingen die moeten gelden ten aanzien van het gebied waar is gevaccineerd. Specifieke besluiten ter zake kunnen worden genomen volgens de bij Besluit 1999/468/EG van de Raad vastgestelde procedures van het regelgevend comité.

1.

Hoewel de beginselen van de KVP-bestrijding waarop de huidige wetgeving is gebaseerd, volledig worden onderschreven, bevat dit voorstel ook enkele aanvullingen op de bestaande voorschriften, met name:


-de melding van gevallen van KVP bij wilde varkens, in slachthuizen of in vervoermiddelen;

-de vaststelling van een diagnosehandboek met het oog op een betere diagnose van KVP;

-de na een ziekte-uitbraak te verrichten epizoötiologische onderzoeken;

-de preventie van verspreiding van KVP via sperma, eicellen en embryo's;

-het opnieuw binnenbrengen van varkens in voorheen besmette bedrijven;

-aanvullende maatregelen die moeten worden toegepast in varkenshouderijbedrijven waar het virus van klassieke varkenspest zou kunnen zijn binnengebracht (contactbedrijven) en de regels voor het ruimen van die bedrijven;

-verdere en meer gedetailleerde maatregelen na bevestiging van besmetting met KVP bij wilde varkens, inclusief voorlichtingscampagnes om de algemene kennis inzake deze ziekte te vergroten en de mogelijkheid om noodvaccinatie toe te passen.

De belangrijkste wijzigingen van Richtlijn 80/217/EEG zijn in dit voorstel onderstreept ten einde de vergelijking tussen de twee teksten te vergemakkelijken.

Het voorstel vervangt het voorstel voor officiële codificatie dat reeds was ingediend [COM(97)724 def. van 7.1.1998 - 95/0298 (CNS)].