Toelichting bij COM(2000)502 - Hulp aan Turkije in het kader van de pretoetredingsstrategie, inzonderheid de invoering van een partnerschap voor toetreding

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De Europese Raad van Helsinki van 10 en 11 december 1999 stemde grotendeels in met het Periodiek Verslag van de Commissie over Turkije en met de aanbevelingen van het overzichtsdocument (verslagen over de vorderingen op weg naar de toetreding van elk van de kandidaat-lidstaten). In de conclusies van Helsinki werd met name het volgende gesteld:

Turkije is een kandidaat-lidstaat die tot de Unie kan toetreden op basis van dezelfde criteria als die welke voor de andere kandidaat-lidstaten gelden;

Turkije komt in aanmerking voor een pretoetredingsstrategie (voortbouwend op de Europese strategie). Hiertoe behoort een versterkte politieke dialoog, met de nadruk op vorderingen bij het voldoen aan de politieke criteria voor toetreding, in het bijzonder in verband met de mensenrechten, de grensgeschillen en Cyprus;

Turkije zal deelnemen aan alle communautaire programma's en organen en aan vergaderingen van de kandidaat-lidstaten en de Unie in het kader van het pre-toetredingsproces;

er zal een toetredingspartnerschap worden opgesteld, in combinatie met een Nationaal Programma voor de overname van het acquis. Er zullen passende controlemechanismen worden ingesteld;

de Commissie zal een analytische bestudering van het acquis voorbereiden;

de Commissie zal één enkel kader voorstellen voor de coördinatie van alle bronnen van financiële pretoetredingssteun van de Europese Unie.

In het voorstel wordt de rechtsgrond vastgesteld voor het opstellen van een toetredingspartnerschap voor Turkije, en wordt één enkel kader voorgesteld voor de coördinatie van alle bronnen van financiële pretoetredingssteun van de Europese Unie. De Europese Raad van Feira heeft de Commissie verzocht deze voorstellen zo snel mogelijk in te dienen.

De Raad heeft op voorstel van de Commissie met de andere kandidaat-lidstaten een procedure met twee fasen gevolgd. Eerst heeft de Raad met eenparigheid van stemmen een kader-rechtsgrond vastgesteld: hierbij wordt het toetredingspartnerschap ingesteld en wordt bepaald dat de prioriteiten met gekwalificeerde meerderheid zullen worden vastgesteld.

Voor de landen van Midden- en Oost-Europa vindt dit plaats in een bijzondere kaderverordening zonder financiële gevolgen (de kaderverordening bepaalt dat in het kader van de pretoetredingsstrategie de bijstand van de Gemeenschap de bijstand zal zijn waarin wordt voorzien in de programma's die zijn vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag).

Voor Turkije wordt dezelfde benadering voorgesteld: het vaststellen van een ontwerp-kader-verordening voor Turkije naar het model van de verordening voor de tien kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa.

De voorgestelde kaderverordening heeft geen financiële gevolgen. De verordening bepaalt dat krachtens de pretoetredingsstrategie voor Turkije de bijstand van de Gemeenschap de bijstand zal zijn waarin wordt voorzien in de programma's die zijn vastgesteld overeenkomstig de bepaling van het Verdrag, namelijk het aandeel van Turkije in het Meda-programma en de financiële bijstand die is vastgelegd in de twee verordeningen die de Europese strategie financieel begeleiden. Eén verordening is vastgesteld, namelijk de verordening betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter versterking van de douane-unie EG-Turkije. De andere verordening betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling in Turkije bevindt zich nog steeds in de medebeslissingsprocedure.