Toelichting bij COM(2000)492 - Bescherming van de euro tegen valsemunterij

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2000)492 - Bescherming van de euro tegen valsemunterij.
bron COM(2000)492 NLEN
datum 26-07-2000
1. Algemene achtergrond

1.

1.1. Overzicht van de institutionele context


In haar aanbeveling van 7 juli 1998 betreffende de vaststelling van bepaalde maatregelen ter vergroting van de rechtsbescherming van euro-bankbiljetten en -munten i heeft de Europese Centrale Bank voorgesteld communautaire rechtsvoorschriften in te voeren om de juridische bescherming van de euro te verzekeren.

In de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank van 22 juli 1998 betreffende de bescherming van de euro en de bestrijding van valsemunterij i zijn de vereisten en de doelstellingen op het gebied van de bescherming van de ene munt aangegeven en de verantwoordelijkheden van de Europese Centrale Bank, de Commissie en Europol gespecificeerd, waarbij werd uitgegaan van het Verdrag van Genève van 20 april 1929 ter bestrijding van de valsemunterij i.

Op 29 april 1999 heeft de Raad het mandaat van Europol uitgebreid tot de bestrijding van valsemunterij en vervalsing van betaalmiddelen i.

Een kaderbesluit van de Raad tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro is op 29 mei 2000 goedgekeurd i.

2.

1.2. Inhoud van het voorstel voor een verordening


Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 123, lid 4, derde zin, en 308 van het EG-Verdrag. Het omvat drie belangrijke onderwerpen:

- de bewerking van de technische informatie in verband met namaak;

- de bewerking van de operationele en strategische gegevens;

- de samenwerking en wederzijdse bijstand.

3.

1.3. Verband met het rechtskader van Europol


Deze verordening zou te zijner tijd moeten worden vervolledigd door een uitbreiding van het mandaat van Europol tot meer specifieke aspecten van de bescherming van de euro alsmede door eventuele andere aanpassingen voor zover deze noodzakelijk blijken zoals de verduidelijking van de wijze waarop Europol kan deelnemen aan gezamenlijke onderzoeken. De wijziging zou op basis van artikel 43, lid 3, van de Europol-Overeenkomst kunnen worden aangebracht na onderzoek door de Raad van bestuur van Europol.

Vorm en inhoud van de uitgebreide of vervolledigde omschrijving zouden kunnen worden opgenomen in een voorontwerp dat tezamen met Europol zou moeten worden onderzocht.

4.

1.4. Samenwerking Europol/Commissie en Europol/Europese Centrale Bank (ECB)


Teneinde de voorwaarden voor toegang tot de informatie en samenwerking met het oog op de uitwisseling van strategische informaties tussen Europol en de Commissie en tussen Europol en de Europese Centrale Bank vast te stellen om daarbij, zowel met het oog op de behoeften van de Commissie als op die van de ECB, de onbewerkte informatie, de uitkomsten van lopende of voltooide analyses en de opgestelde statistieken te betrekken, zouden ter aanvulling van deze verordening hetzij een driepartijenovereenkomst, hetzij twee afzonderlijke overeenkomsten moeten worden gesloten op basis van artikel 42, lid 1, van de Europol-Overeenkomst en van de artikelen 2 en 7 van het besluit van de Raad van bestuur van Europol van 15 oktober 1998 houdende vaststelling van de regeling betreffende de externe betrekkingen van Europol met aan de Europese Unie gerelateerde instanties i. Deze overeenkomst zou tevens kunnen voorzien in een structuur voor coördinatie tussen de Commissie, de ECB en Europol op het niveau van de diensten en, zo nodig, op hoog niveau.

De Commissie zou op basis van een voorontwerp van overeenkomst met het oog daarop overleg kunnen plegen met de ECB en Europol.

1.5. Daarenboven zou te zijner tijd moeten worden voorgesteld in toekomstige samenwerkingsovereenkomsten met derde landen een modelbepaling op te nemen inzake samenwerking ter bestrijding van namaak van de euro, met inbegrip van operationele samenwerking

1.6. De Commissie zal de continuïteit garanderen van de werkzaamheden die sedert 1998 samen met de deskundigen op het gebied van namaak van de euro in het kader van het raadgevend comité van de Commissie worden verricht teneinde het vaststellen en aanpassen van de algemene communautaire aanpak op het gebied van de bescherming van bankbiljetten en muntstukken in euro te vergemakkelijken. De deskundigen zullen in het bijzonder worden betrokken bij de huidige en de toekomstige multidisciplinaire opleidingsacties die worden georganiseerd voor alle partijen die belast zijn met de voorkoming en de bestrijding van valsemunterij zowel in de Gemeenschap als in derde landen. Deze werkzaamheden zullen aansluiten bij die welke reeds worden verricht door raadgevende groepen bij andere fora (met name Europol en de ECB).

5.

2. Specifieke toelichting op de artikelen


Artikel 1

Dit artikel bevat de meest noodzakelijke definities (valse biljetten en valse muntstukken in euro, namaak van of valsemunterij met de euro, technische gegevens, operationele gegevens, strategische gegevens, Verdrag van Genève, waarmee wordt verwezen naar het Internationale Verdrag ter bestrijding van de valsemunterij van 1929).

In geval van uiteenlopende meningen ten aanzien van het nagemaakte karakter van de bankbiljetten of muntstukken dienen de Europese Centrale Bank en de lidstaten elk voor zich uit te maken of er al dan geen gevaar bestaat van verwarring met in euro luidend geld dat wettig betaalmiddel is. De aanduidingen op de valse biljetten in euro bevatten nummers om de vervalsing naar type en variant in te delen en bijzonderheden betreffende de technieken en specificaties voor de productie van de verdachte biljetten.

6.

Artikel 2


Dit artikel heeft betrekking op de verschillende bevoegde nationale autoriteiten. Deze autoriteiten worden aangewezen door de lidstaten. In de overwegingen 8 en 9 worden de autoriteiten genoemd die in het bijzonder belast zijn met de analyse en de identificatie van de valse biljetten en de valse muntstukken in euro.

7.

Artikel 3


Dit artikel betreft de technische gegevens in verband met de valse biljetten en valse muntstukken in euro die worden verzameld en geïnventariseerd door de bevoegde nationale autoriteiten en vervolgens worden opgeslagen en behandeld door de Europese Centrale Bank. De ECB verzamelt tevens de technische informatie in verband met vervalste euro's die afkomstig zijn uit derde landen.

8.

Artikel 4


Onder bevoegde nationale autoriteiten in de zin van dit artikel dient in verband met de inlevering van valse eurobiljetten de Europese Centrale Bank of het nationaal centrum voor analyse (NAC) te worden verstaan. Onder het onverwijld mededelen van het eindresultaat van de analyse van de Europese Centrale Bank dient tenminste het tijdstip te worden verstaan dat volgt op de eerste administratieve vaststelling of op de beslaglegging. De ECB moet de Europese identificatiecode uiterlijk binnen twee maanden aanbrengen.

9.

Artikel 5


De ECOFIN-Raad heeft op 28 februari 2000 zijn goedkeuring gehecht aan een technisch systeem voor de behandeling van valsemunterij met euromuntstukken. Onder bevoegde nationale autoriteiten in de zin van dit artikel moeten, wat betreft de inlevering van valse euromuntstukken, de CNAC (Coin National Analysis Centres) worden verstaan. Deze bepaling is ook in de niet-deelnemende lidstaten rechtstreeks toepasselijk.

10.

Artikel 6


Uit een vergelijkende rechtsanalyse die in het kader van het raadgevend comité voor de coördinatie op het gebied van de bestrijding van fraude van de Commissie is uitgevoerd door een groep deskundigen inzake namaak van de euro, alsmede uit het verslag van de Europese Centrale Bank betreffende de juridische bescherming van bankbiljetten van november 1999 blijkt dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de rechtsstelsels van de lidstaten wat betreft de verplichtingen van de kredietinstellingen tot medewerking bij de bestrijding van valsemunterij. Gezien deze situatie moet er een regeling worden getroffen om de kredietinstellingen daartoe te verplichten, vergezeld van doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen in geval van nalatigheid of kwaad opzet.

11.

Artikel 7


De Eenheid ter bestrijding van valsemunterij met de euro zal gebruikmaken van de infrastructuur van Europol. De oprichting van de Eenheid berust op een besluit inzake administratieve organisatie van Europol. Europol kan in een passende vorm de materiële werkzaamheden op zich nemen waarin de verordening voorziet, aangezien deze taak nauw verband houdt met het mandaat van Europol betreffende de bestrijding van valsemunterij en de vervalsing van betaalmiddelen. De onafhankelijkheid die de Eenheid is toegekend vereist dat het personeel ervan onder een Europees statuut valt en dat verbindingsofficieren en leden van nationale Europol-eenheden ervan zijn uitgesloten, en dat er geen nationaal statuut van toepassing is.

12.

Artikel 8


In dit artikel zijn de werkzaamheden aangegeven die aan de in artikel 7 bedoelde Eenheid moeten worden opgedragen. Zoals wordt erkend door de deskundigen op het gebied van de namaak van de euro (raadgevend comité van de Commissie) moet deze Eenheid met name in staat zijn alle nodige bijstand te verlenen aan de autoriteiten van de lidstaten, met name wetenschappelijke bijstand. Tevens moet zij kunnen samenwerken met de Europese Centrale Bank en de Commissie naar gelang van hun respectieve behoeften.

13.

Artikel 9


Het is absoluut noodzakelijk dat de lidstaten zich ervan vergewissen dat de ingevolge het Verdrag van Genève van 1929 opgerichte nationale centrale bureaus over alle informatie op nationaal niveau beschikken inzake valsemunterij met de euro.

14.

Artikel 10


De nationale centrale bureaus zijn verplicht via de nationale eenheden van Europol vanaf de eerste administratieve of gerechtelijke vaststelling alle ontdekte gevallen van valsemunterij met de euro te melden aan het door de in artikel 7 bedoelde Eenheid beheerde informatiesysteem. De nationale centrale bureaus werken de informatie regelmatig bij en delen de gegevens mede betreffende de fasen van de procedure en de follow-up van de strafvervolgingen; zij verzoeken zo nodig om machtiging van de bevoegde rechterlijke instantie. Bij deze mededelingen wordt rekening gehouden met de evolutie van de procedure (inbeslagneming van vervalste euro's, huiszoekingen, arrestaties, tenlasteleggingen). Het door de Eenheid beheerde informatiesysteem, dat gebaseerd is op een operationele en strategische gegevensbank en terminals heeft binnen elk nationaal centraal bureau, moet rechtstreekse toegang tot de centrale bureaus van de lidstaten mogelijk maken.

15.

Artikel 11


De bestrijding van valsemunterij vereist wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten ten aanzien van alle nuttige inlichtingen, naar het voorbeeld van hetgeen op andere gebieden van het Gemeenschapsrecht bestaat. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangezochte bevoegde nationale autoriteit de verzoekende bevoegde nationale autoriteit alle inlichtingen verstrekt die laatstgenoemde autoriteit van nut kunnen zijn bij het opsporen en de identificatie van vervalsingen en de bestrijding van valsemunterij met de euro.

16.

Artikel 12


De lidstaten zorgen ervoor dat er door de in artikel 7 bedoelde Eenheid een spraakpostsysteem tot stand wordt gebracht en wordt beheerd om rechtstreekse samenwerking mogelijk te maken welke leidt tot onmiddellijke maatregelen op Europees niveau door de bevoegde autoriteiten (spraakpostsysteem beschikbaar 24 uur per dag en interactief met de operationele en strategische gegevensbank).

17.

Artikel 13


De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 7 bedoelde Eenheid de uit derde landen afkomstige operationele en strategische informaties verzamelt. De samenwerking met derde landen omvat technische en administratieve bijstand teneinde met name de samenwerking uit hoofde van het Verdrag van Genève volledig tot gelding te doen komen, de centrale structurele voorzieningen te treffen ter bescherming van de euro tegen valsemunterij, de efficiëntie van de instellingen die belast zijn met de bestrijding van de valsemunterij met de euro te vergroten en bij te dragen tot de opleiding van gespecialiseerd personeel. Alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten die met medewerking van Europol en de Europese Commissie informaties ontvangen betreffende in een derde land aan het licht gekomen gevallen van namaak van de euro stellen hun bevoegde diensten ter beschikking.

18.

Artikel 14


Het beginsel van de gelijkwaardigheid met de bescherming die geboden wordt door Richtlijn 95/46 EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens i wordt erkend; dit houdt in dat:

- het verzamelen en alle andere vormen van bewerking van gegevens op eerlijke en legale wijze moeten geschieden;

- de gegevens moeten worden vergaard met het oog op de in deze verordening omschreven doeleinden en dat zij bijgevolg niet mogen worden gebruikt om redenen die onverenigbaar zijn met de vastgestelde doelen;

- de gegevens passend en relevant voor en evenredig moeten zijn met de doeleinden waarvoor zij zijn bewerkt;

- de gegevens juist moeten zijn en zo nodig moeten worden bijgewerkt;

- de gegevens in een vorm moeten worden bewaard die de identificatie van de betrokkenen slechts toelaat gedurende een periode die niet langer is dan noodzakelijk om de nagestreefde doelen te bereiken.

Voorts gelden ten aanzien van de gegevens in verband met de technische beveiliging de verplichtingen uit hoofde van het beroepsgeheim.