Toelichting bij COM(2000)186 - Wijziging van Verordening 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de EG verplaatsen, en van Verordening 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)186 - Wijziging van Verordening 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en ... |
---|---|
bron | COM(2000)186 ![]() ![]() |
datum | 28-04-2000 |
De verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 werden bijgewerkt bij Verordening (EG) nr. 118/97 i en laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1399/1999 i.
Het doel van dit voorstel is deze communautaire verordeningen bij te werken teneinde rekening te houden met wijzigingen in de nationale wetgeving en de juridische situatie met betrekking tot sommige artikelen van de toepassingsverordening te verduidelijken.
II.
Inhoudsopgave
- Artikelsgewijze toelichting
- Artikel 1
- Artikel 2
- 1. Wijziging van artikel 34, lid 5
- 2. Wijziging van artikel 93, lid 1
- 3. Wijziging van artikel 107
- III. TOELICHTING OP DE BIJLAGE
- 1. Wijziging van bijlage IV, deel C, en bijlage VI betreffende Frankrijk
- Bijlage IV, deel C
- 2. Overige wijzigingen van bijlage VI
- IV. TOEPASSING IN DE LANDEN VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Wijzigingen in Verordening (EEG) nr. 1408/71
In dit artikel is bepaald dat de bijlagen IV en VI van de genoemde verordening worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Wijzigingen in Verordening (EEG) nr. 574/72
In artikel 34 van Verordening (EEG) nr. 574/72 dienen de leden 4 en 5 duidelijker van elkaar worden afgebakend zodat artikel 34, lid 5, niet langer verwijst naar de procedure waarbij een maximumbedrag is vastgesteld, wanneer er tijdens een verblijf in een land waar geen vergoedingstarieven bestaan, kosten gemaakt zijn. Ter gelegenheid van die wijziging kan tevens een correctie worden aangebracht in de Engelse en de Zweedse versie, waarin het begrip 'land van wonen' in plaats van 'land van verblijf' was gebruikt.
Door de vaststelling van Verordening (EG) nr. 307/1999 van 8 februari 1999 werd de personele en materiële werkingssfeer van de verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 uitgebreid tot studenten en de bijzondere stelsels voor studenten.
De nieuwe verordening voegde aan hoofdstuk 1 van titel III een nieuwe afdeling 5 bis toe, met als titel 'Personen die een studie of een beroepsopleiding volgen en hun gezinsleden', alsook twee nieuwe artikelen: artikel 34 bis, met als ondertitel 'Bijzondere regels voor studenten en hun gezinsleden', en artikel 34 ter, met als ondertitel 'Gemeenschappelijke bepalingen'.
Door de toevoeging van deze twee nieuwe artikelen werd het bestaande artikel 22 quater, met als ondertitel 'Studies in een andere dan de bevoegde lidstaat - Verblijf in een land waar de studie wordt gevolgd', irrelevant en werd het geschrapt. Toen artikel 22 quater bij Verordening (EEG) nr. 1290/97 van 27 juni 1997 werd ingevoerd, werd vervolgens artikel 93, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 574/72 gewijzigd om artikel 22 quater erin op te nemen. Daarentegen bevat Verordening (EEG) nr. 307/1999 geen wijzigingen van artikel 93 van Verordening (EEG) nr. 574/72, zodat dit artikel nog steeds naar artikel 22 quater verwijst, maar niet naar de nieuwe artikelen 34 bis en 34 ter.
Met de invoering van de euro op 1 januari 1999 is het Europees Monetair Stelsel opgehouden te bestaan, is de verwijzing naar nationale munten achterhaald en is de ecu vervangen door de euro. Bijgevolg berekent de Europese Commissie geen officiële wisselkoersen voor de ecu meer, maar worden de referentiekoersen van de euro door de Europese Centrale Bank (ECB) berekend. Hoewel artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 1103/97 reeds een universeel artikel is, is de voorgestelde wijziging bedoeld om de huidige juridische situatie te verduidelijken.
Verordening (EEG) nr. 1408/71 is in principe alleen van toepassing op wettelijke pensioenregelingen en het in deze verordening bedoelde coördinatiestelsel is daarom niet van toepassing op aanvullende pensioenstelsels, behalve stelsels waarvoor een lidstaat een verklaring uit hoofde van punt (ii) van artikel 1, onder j, afgeeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 97 van die verordening. Om de Franse aanvullende pensioenstelsels ARRCO en AGIRC binnen de materiële werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 1408/71 te laten vallen, heeft de Franse regering de Voorzitter van de Raad kennis gegeven van een verklaring om de verordening op deze twee stelsels van toepassing te laten zijn. De vermeldingen in bijlage IV, deel C, en bijlage VI zijn bedoeld om de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op de stelsels te vergemakkelijken, voornamelijk om rekening te houden met het aanvullende karakter daarvan ten opzichte van de basisstelsels.
Het doel van de vermeldingen onder de rubriek 'E. FRANKRIJK' in bijlage IV is te vermijden dat de beheersorganen van de stelsels ARRCO en AGIRC de in artikel 46, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1408/71 bedoelde dubbele berekening moeten maken ("nationaal pensioen" van artikel 46, lid 1, onder a) i), en 'prorata pensioen' van artikel 46, lid 2), ook als die dubbele berekening zinloos is.
Het bedrag van de door deze instellingen uitgekeerde pensioenen hangt niet af van de tijdvakken van verzekering die door de belanghebbende zijn vervuld. Dat bedrag is gelijk aan het product van het aantal pensioenpunten dat de aanvrager tijdens zijn doorlopende of onderbroken loopbaan heeft verzameld, vermenigvuldigd met de uitgekeerde waarde per punt op het tijdstip dat de prestatie wordt toegekend, eventueel met aftrek van een coëfficiënt bij een vervroegde toekenning. De berekening van het nationaal pensioen en van het proportioneel pensioen (met verwijzing naar de bepalingen van punt 5 van de rubriek 'E. FRANKRIJK' van bijlage VI van Verordening (EEG) nr. 1408/71) leidt voor deze instellingen dus tot hetzelfde resultaat.
a) In Bijlage VI, rubriek 'E. FRANKRIJK' worden de volgende wijzigingen aangebracht:
i) De Franse ARRCO en AGIRC bieden aan werknemers die in het buitenland werken de mogelijkheid tot aansluiting bij of voortzetting van de verzekering van die stelsels, hetzij individueel, hetzij via hun werkgever.
Dit soort verzekering is verenigbaar met de bepalingen van artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 1408/71, want zij voldoet aan de voorwaarden die in lid 3 van dat artikel zijn gesteld. Het gaat immers om een vrijwillige of facultatief voortgezette verzekering, die enkel de risico's ouderdom en overlijden (pensioenen) dekt en die volgens de Franse wetgeving gecumuleerd mag worden met een verplichte ouderdomsverzekering bij het basisstelsel van het land van arbeid.
De in bijlage VI bijgevoegde tekst neemt gewoon voor een EU-burger die zijn beroep niet op het Franse grondgebied uitoefent en die vrijwillig toetreedt tot een Frans aanvullend pensioenstelsel, de voorwaarden over die nu al gelden voor de vrijwillige toetreding tot een Frans basisstelsel ouderdomsverzekering.
ii) Door deze toevoeging wordt enkel gepreciseerd dat deze bepaling, die oorspronkelijk alleen betrekking had op sommige basisstelsels (of gedeelten daarvan) waarin de ouderdomspensioenen van zelfstandigen op basis van pensioenpunten berekend worden, ook van toepassing is op de stelsels voor aanvullende pensioenen van werknemers, voor zover ook deze stelsels hun ouderdomspensioenen berekenen op basis van de door betrokkene verworven pensioenpunten, en niet op basis van de verzekeringstijdvakken die deze heeft vervuld of de lonen die hij heeft ontvangen.
iii) Deze bepaling houdt in dat de twee lagen van de 'eerste pijler' van de pensioenen in Frankrijk, namelijk de verplichte basisstelsels en de verplichte aanvullende stelsels, voor de toepassing van het hoofdstuk 'ouderdom en overlijden (pensioenen)' op dezelfde wijze worden behandeld, zowel op het gebied van de verplichting tot aansluiting, als op dat van de erkenning (gewoonlijk van tijdvakken in de basisstelsels, en van pensioenpunten in de aanvullende stelsels) en met name de erkenning van tijdvakken van werkloosheid (artikel 45, lid 6), als op het gebied van de vaststelling van de rechten.
Bijlage VI bevat een opsomming van de bijzonderheden voor de toepassing van de wetgevingen van bepaalde lidstaten.
Met de vermelding b) onder rubriek 'K. OOSTENRIJK' wordt beoogd de onzekerheid over de toepasbaarheid van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op het enige wettelijke Oostenrijkse stelsel van vervroegde uittreding, d.w.z. de bijzondere bijstand overeenkomstig de Wet op de bijzondere bijstand (SUG-Sonderunterstützung), weg te nemen door die uitkering uitdrukkelijk binnen de werkingssfeer te brengen; anderzijds wordt daardoor duidelijk dat die uitkering moet worden toegekend volgens de bepalingen van titel III, hoofdstuk 3 (Ouderdom en overlijden) van Verordening (EEG) nr. 1408/71.
Punt c) onder rubriek 'N. ZWEDEN' houdt rekening met het arrest van 11 juni 1998 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen waarin voor recht werd verklaard dat de Zweedse ouderschapstoelage als gezinsbijslag en niet als prestatie bij moederschap moet worden aangemerkt.
Het vrije verkeer van personen is een van de doelstellingen en beginselen van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) die op 1 januari 1994 in werking is getreden i. In hoofdstuk 1 van deel drie, betreffende het vrije verkeer van personen, diensten en kapitaal, zijn de artikelen 28, 29 en 30 gewijd aan het vrije verkeer van werknemers en zelfstandigen. Meer in het bijzonder noemt artikel 29 de beginselen van artikel 42 van het EG-verdrag betreffende de sociale zekerheid van personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. Bijgevolg dient dit voorstel voor een verordening, indien het wordt goedgekeurd, te worden toegepast op de landen van de EER.