Toelichting bij COM(2001)439 - Grensoverschrijdende betalingen in euro

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2001)439 - Grensoverschrijdende betalingen in euro.
bron COM(2001)439 NLEN
datum 26-07-2001
1. algemene opmerkingen

Op 1 januari 2002 ondergaat een groot deel van Europa de grootste muntomschakeling in zijn geschiedenis. Het is een enorme logistieke uitdaging om ongeveer 15 miljard biljetten en 50 miljard munten in euro in de loop van enkele weken in omloop te brengen ter vervanging van ongeveer dezelfde hoeveelheid nationale biljetten en munten in twaalf verschillende landen ten bate van ongeveer 300 miljoen Europese burgers.

De invoering van de eurobiljetten en -munten is de laatste fase van een proces dat begon op 1 januari 1999 met de schepping van de euro. De burger zal zich bewust worden van het bestaan van de enige munt wanneer hij de biljetten en muntstukken in handen krijgt, maar andere betalingsvormen blijven ongewijzigd: betalingen in euro over de grenzen heen zullen veel meer kosten dan binnen de nationale grenzen. De invoering van de enige munt is niet vergezeld gegaan van de schepping van een enkele betalingsruimte.

Doel van deze verordening is de bankkosten van grensoverschrijdende betalingen in euro te verlagen tot een peil dat overeenkomt met de kosten op nationaal vlak. Dit strookt met een gevestigd beleid van de Europese Commissie. Vooral belangrijk is dat de Europese consument nu eindelijk een actieve deelnemer aan de interne markt wordt, zodat hij kan profiteren van een grotere prijsdoorzichtigheid en keuze.

1.

Achtergrond



In 1990 publiceerde de Commissie haar eerste algemene document over de werking van de betalingssystemen op de interne markt i. In dit document werd verklaard dat de betalingssystemen relatief goed werken binnen elk land maar niet bij overschrijding van de grenzen. Dit 'grens-effect' belet de consument gebruik te maken van de mogelijkheden van de interne markt. De euro bevond zich toen nog in het ontwerpstadium, maar in 2002 zal de situatie veranderen.

In 1994 publiceerde de Commissie een mededeling over grensoverschrijdende overmakingen, die twee belangrijke teksten omvatte: een voorontwerp voor een richtlijn, dat later Richtlijn 97/5/EG werd, en een ontwerpmededeling over de toepassing van de mededingingsregels op dit soort overmakingen i.

In januari 2000 publiceerde de Commissie een nieuwe mededeling met de titel 'Retailbetalingen in de interne markt', waarvan de conclusie was:

"In deze mededeling zijn de maatregelen aangegeven die op het gebied van de retailbetalingen moeten worden genomen om tegemoet te komen aan de behoeften - en verwachtingen - van particulieren en KMO's ten aanzien van een 'eengemaakte ruimte voor betalingen': namelijk dat zij over de grenzen heen kleine bedragen bijna net zo gemakkelijk en goedkoop kunnen betalen als in hun eigen land. Zowel de particuliere als de openbare sector hebben hierbij hun respectieve rol te vervullen. De Commissie zal het Parlement en de Raad regelmatig op de hoogte houden van de vooruitgang die is geboekt op de in deze mededeling besproken gebieden".

Op 3 april 2001 nam de Commissie een mededeling i aan over de invoering van de eurobankbiljetten en -muntstukken, waarin een belangrijk probleem aan de orde werd gesteld: het feit dat grensoverschrijdende betalingen in euro duurder zullen blijven dan betalingen binnen de landen. In de mededeling wordt opgemerkt: 'De Commissie is voornemens gebruik te maken van alle middelen waarover zij beschikt en alle noodzakelijke maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de kosten van grensoverschrijdende overmakingen per 1 januari 2002 aansluiten bij de kosten van nationale overmakingen'.

2.

3. Eurobetalingsruimte: het concept


Elk land heeft zijn eigen systeem van retailbetalingen. Deze uiteenlopende systemen functioneren vrij goed, maar als een klein bedrag over de grens moet worden betaald, lopen de kosten voor de klant hoog op. Uit verschillende studies blijkt dat de gemiddelde prijs van een grensoverschrijdende overmaking van 100 EUR in de Unie in 2001 nog steeds hoger is dan 20 EUR.

In 2002 zal de klant ook ontdekken dat het gebruik van een geldautomaat in zijn land vrijwel niets kost, maar zeer duur wordt zodra hij een grens overschrijdt. In beide gevallen gaat het echter om dezelfde eurobiljetten. Dit is de situatie ongeacht de wijze van betaling. In elk van de twaalf bestaande nationale betaalzones zijn de kosten van de verrichting dezelfde als de betaling een straat in de hoofdstad oversteekt of tussen steden of gemeenten plaatsvindt. Het principe van één enkele betaalzone moet ook voor de eurozone gelden: de euro moet de overgang van twaalf nationale zones naar één enkele 'binnenlandse Europese zone' in de hand werken.

3.

4. Voorstel in de verordening


In de verordening wordt voorgesteld de prijs van grensoverschrijdende betalingsverrichtingen in euro binnen de Europese Unie en die van binnenlandse verrichtingen gelijk te maken (afschaffing van het 'grens-effect'). Doel is de werking van de interne markt te verbeteren door de technische marktoperatoren aan te moedigen de infrastructuur, de normen en de commerciële overeenkomsten tot stand te brengen die nodig zijn voor een soepel werkende, eengemaakte betaalzone. De gelijktrekking van de kosten van grensoverschrijdende en binnenlandse betalingen mag niet tot gevolg hebben dat deze laatste duurder worden.

De verordening bevat een aantal maatregelen om dit te vergemakkelijken, zoals het verplichte gebruik van bepaalde normen of het verbod op aangifteverplichtingen.

4.

Inhoud van de artikelen


Artikel 1 - toepassingsgebied

De verordening is van toepassing op de kosten van alle niet-contante vormen van grensoverschrijdende betaling in euro binnen de interne markt. Zij voert het principe in dat de banken niet langer een verschillend tarief mogen aanrekenen voor grensoverschrijdende en binnenlandse betalingen in euro.

De verordening is van toepassing op grensoverschrijdende betalingen tot een bedrag van 50 000 EUR, het maximum dat ook is gehanteerd in de richtlijn betreffende grensoverschrijdende overmakingen en betrekking heeft op retailbetalingen. De verordening geldt dus voor de meeste betalingen van consumenten en KMO's.

5.

Artikel 2 - Definities


In artikel 2 wordt een definitie gegeven van instellingen, die de voornaamste adressaten van de verordening zijn: zij zijn het die de grensoverschrijdende betalingen uitvoeren en een prijs aanrekenen voor hun diensten.

Voorts wordt in artikel 2 een definitie gegeven van de verschillende instrumenten en transacties die onder de verordening vallen. Het gaat steeds om niet-contante, onmiddellijk verschuldigde betalingen.

Cheque wordt gedefinieerd als een betaalmiddel dat valt onder het Verdrag van Genève van 1931. Dit betaalmiddel wordt grensoverschrijdend wanneer de betrokken twee banken gevestigd zijn in twee verschillende landen.

Geen van de definities van deze verordening, behalve die van cheque, is nieuw: zij komen overeen met die welke voorkomen in vroegere Europese besluiten.

6.

Artikel 3 - Kosten van grensoverschrijdende betalingen


In artikel 3 wordt het principe van gelijke kosten vastgesteld. De bepaling belet de banken niet zich te laten betalen voor hun diensten en zelfs verschillende kosten aan te rekenen aan verschillende klanten, maar aan een bepaalde klant moet dezelfde vergoeding worden aangerekend voor betalingen in euro tot 50 000 EUR binnen de interne markt, ongeacht of het gaat om een grensoverschrijdende of een binnenlandse betaling. In geval van betaling met een kaart omvatten de kosten de door de retailer en de door de kaarthouder betaalde vergoeding. Het bedrag moet hetzelfde zijn als voor een binnenlandse verrichting.

De verordening is van toepassing op betalingen in euro. De aanpassing van de kosten voor alle betalingen in de enige munt zal het vertrouwen van de Europese burger in de euro doen toenemen.

De verordening is van toepassing op alle lidstaten van de Europese Unie en dus niet alleen op de landen van de eurozone. Dit bredere toepassingsgebied zal een positieve invloed hebben op de openbare opinie in de lidstaten die (nog) geen lid van de eurozone zijn.

De verordening treedt in werking op 1 januari 2002 voor elektronische betalingen. In de praktijk gaat het vooral om betalingen met een kaart en gebruik van geldautomaten.

Voor grensoverschrijdende overmakingen en cheques is het technisch zeer moeilijk deze streefdatum te halen. Een overgangsperiode voor de aanpassing van de kosten van deze betalingen wordt toegestaan: de kosten van grensoverschrijdende en binnenlandse betalingen moeten op 1 januari 2003 op hetzelfde peil zijn gebracht voor betalingen tot 50 000 EUR.

7.

Artikel 4 - Doorzichtigheid van de kosten


In artikel 4 wordt bepaald dat de klanten door de instelling die de betaling uitvoert vooraf op de hoogte moeten worden gebracht van de kosten die worden aangerekend voor grensoverschrijdende en binnenlandse betalingen. Zij zullen de kosten dus onmiddellijk kunnen vergelijken. Tariefwijzigingen moeten eveneens aan de klanten worden medegedeeld.

Daar de verordening ook van toepassing is op grensoverschrijdende betalingen in euro naar of uit lidstaten die geen lid van de eurozone zijn, voorziet artikel 4 in verplichtingen om inlichtingen te verstrekken betreffende de kosten van de wisselverrichtingen. Aldus zal onderscheid kunnen worden gemaakt tussen de kosten van de wisselverrichting en de kosten van de betaling als zodanig.

8.

Artikel 5 - Maatregelen ter vergemakkelijking van grensoverschrijdende betalingen


De hoge kosten van grensoverschrijdende betalingen zijn vooral toe te schrijven aan het gebrek aan automatisering en de dure manuele behandeling als gevolg van technische en administratieve oorzaken. De verordening voert derhalve bepaalde maatregelen in om de voorwaarden te scheppen voor volledig geautomatiseerde, onmiddellijk verwerkte betalingen.

Het internationale bankrekeningnummer (IBAN) en de bankidentificatiecode (BIC) zijn belangrijke elementen voor dergelijke geautomatiseerde betalingen, vergelijkbaar met de graad van automatisering die op nationaal vlak bestaat. Het IBAN en de BIC zijn nieuwe internationale ISO-normen voor grensoverschrijdende betalingen. Zij maken geautomatiseerde betalingen mogelijk, zonder dure en tijdrovende manuele behandeling.

Artikel 5 bepaalt dat de instellingen hun klanten het IBAN en de BIC moeten mededelen. De verordening verplicht de klanten echter ook deze nieuwe codes te gebruiken en op verzoek het IBAN en de BIC te verstrekken bij de opdracht tot een grensoverschrijdende overmaking.

Het eerste en het tweede lid zijn facultatief, want niet alle consumenten verrichten grensoverschrijdende betalingen en er kunnen andere efficiënte betalingssystemen zijn die niet berusten op het IBAN en de BIC. Het lijkt echter wenselijk te eisen dat op de rekeningafschriften van de klant steeds het IBAN en de BIC worden vermeld en dat commerciële bedrijven die zich op markten in andere lidstaten richten het IBAN en de BIC aan hun klanten mededelen, b.v. op hun website, rekening of anderszins, om de grensoverschrijdende betalingen te vergemakkelijken.

9.

Artikel 6 - Verplichtingen van de lidstaten


Een andere oorzaak van dure manuele behandeling en hoge kosten was de verplichting die de lidstaten de instellingen hadden opgelegd om grensoverschrijdende betalingen mede te delen voor de opstelling van de betalingsbalansstatistiek. Artikel 6 van de verordening maakt vanaf 1 januari 2002 een einde aan deze rapporteringsverplichtingen voor grensoverschrijdende betalingen binnen het toepassingsgebied van de verordening tot een bedrag van 12 500 EUR. Op 1 januari 2004 wordt dit 50 000 EUR.

De lidstaten leggen uiteenlopende verplichtingen op betreffende de minimuminformatie voor de uitvoering van grensoverschrijdende betalingen (zo eisen de meeste dat het rekeningnummer van de begunstigde wordt vermeld en andere ook zijn adres; verplichting het adres van de ontvangende bank te vermelden). Deze verschillen leiden tot moeilijkheden en tijdrovende manuele verrichtingen. Artikel 6 schrijft harmonisatie voor van de vereiste minimuminformatie.