Toelichting bij COM(2002)136-3 - Maatregelen inzake beëindiging van de dienst door ambtenaren en tijdelijke functionarissen van de politieke fracties van het Europees Parlement

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De Commissie heeft in maart 2000 in het Witboek aangekondigd de menselijke hulpbronnen waarover zij beschikt anders over haar diensten te willen verdelen om zo haar activiteiten op de essentiële doelstellingen van haar beleid te concentreren.

De 'Peer Group' die tot taak had de situatie grondig te onderzoeken, heeft in juli 2000 een verslag ingediend. Uit dat verslag blijkt dat ondanks de rationalisatiemaatregelen van 1999 en 2000 nog steeds te weinig personeel beschikbaar is voor de prioritaire activiteiten. Het tekort wordt geraamd op 1.254 posten.

In tweederde van die behoeften zal worden voorzien door extra rationalisatiemaatregelen (stopzetten of terugschroeven van bepaalde activiteiten, verhoging van de productiviteit) of door interne herschikking van personeel. Gerichte en doeltreffende flankerende maatregelen moeten ervoor zorgen dat het personeel dat in deze context heringedeeld wordt andere taken met een hogere prioriteit kan gaan vervullen. Deze maatregelen zijn van het grootste belang voor het succes van de herschikking.

Een van deze flankerende maatregelen is opleiding. De opleidingsbehoeften voor de meest doeltreffende bij- en omscholing van het betrokken personeel zullen worden gespecificeerd en de nodige middelen zullen beschikbaar worden gesteld. Van sommige van de betrokken ambtenaren, met name oudere ambtenaren, zal de vakbekwaamheid echter te veel afwijken van die welke voor de te vervullen functies vereist is.

Een andere noodzakelijke begeleidende maatregel is een afvloeiingsregeling in het kader waarvan de betrokken ambtenaren de Instelling kunnen verlaten voordat zij de normale pensioenleeftijd hebben bereikt, zodat nieuw personeel aangeworven kan worden dat wel over de vereiste vaardigheden beschikt. Andere redenen voor zo'n regeling zijn het feit dat er behoefte is aan personeel met andere vakbekwaamheden en dat de personeelssamenstelling moet worden herschikt naar personeel van de categorieën A/LA en B.

Het aantal ambtenaren waarvoor de afvloeiingsregeling toegepast zou kunnen worden, is, op basis van een analyse van de voor de Commissie noodzakelijke gespecialiseerde beroepsprofielen en kwalificaties, geraamd op 600, te spreiden over drie jaar. Dit voorstel betreft dan ook de toestemming voor afvloeiing van 600 ambtenaren bij de Commissie, waarvan 200 in 2002, 200 in 2003 en 200 in 2004.

Aangezien deze maatregel budgettair neutraal wordt, geeft de besparing die de afvloeiing oplevert (namelijk het verschil tussen de kosten van volledige bezoldiging en de kosten van de vergoeding bij afvloeiing) ruimte voor de aanwerving van ongeveer 273 nieuwe ambtenaren.