Toelichting bij COM(1999)31 - Statistiek van het afvalbeheer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(1999)31 - Statistiek van het afvalbeheer.
bron COM(1999)31 NLEN
datum 27-01-1999
Avis juridique important

|
51999PC0031

Ontwerp voor een Verordening (EG) van de Raad betreffende de statistiek van het afvalbeheer /* COM/99/0031 def. - CNS 99/0010 */

Publicatieblad Nr. C 087 van 29/03/1999 blz. 0022


2.

Ontwerp voor een verordening van de Raad betreffende de statistiek van het afvalbeheer (1999/C 87/02) (Voor de EER relevante tekst) COM(1999) 31 def. - 99/0010 (CNS)



(Door de Commissie ingediend op 27 januari 1999)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat de Gemeenschap behoefte heeft aan regelmatige communautaire statistieken over de productie en het beheer van huishoudelijk en bedrijfsafval, teneinde toezicht te kunnen houden op de tenuitvoerlegging van de drie beginselen - voorkoming van afval, maximale terugwinning van grondstoffen en veilige verwijdering - voor het afvalbeleid;

Overwegende dat de begrippen voor de beschrijving van afval en afvalbeheer moeten worden vastgelegd, opdat de resultaten van de afvalstatistieken vergelijkbaar zijn;

Overwegende dat bij het toezicht op het afvalbeleid een reeks uitgangspunten is vastgesteld die door afval producerende eenheden en door afvalbeheerders moeten worden nageleefd; dat zulk toezicht vereist is in de verschillende stadia van de afvalstroom: bij de afvalproductie, de afvalinzameling en de afvalverwerking en -verwijdering;

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (1) het referentiekader voor de bepalingen van deze verordening vormt;

Overwegende dat afvalstatistieken, om vergelijkbare resultaten te verkrijgen, overeenkomstig de vastgestelde indeling, in een passende vorm en binnen de vastgestelde termijn na afloop van het referentiejaar moeten worden voortgebracht;

Overwegende dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 3 B van het Verdrag, de doelstellingen van de voorgestelde maatregel, namelijk regels vast te stellen betreffende de voortbrenging van Gemeenschapsstatistieken inzake het afvalbeheer, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, daar de begrippen voor de beschrijving van afval en afvalbeheer moeten worden vastgelegd, opdat de door de lidstaten verstrekte statistieken vergelijkbaar zijn, en deze doelstellingen derhalve beter door de Commissie kunnen worden verwezenlijkt; dat deze verordening zich tot het vereiste minimum beperkt om deze doelstellingen te bereiken en niet verder gaat dan daartoe nodig is;

Overwegende dat sommige lidstaten voor het opzetten of aanpassen van hun afvalstatistiek wellicht een overgangsperiode nodig hebben;.

Overwegende dat de uitvoering van deze verordening en de aanpassing ervan aan economische en technische ontwikkelingen een nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten binnen het comité Statistisch Programma vereisen;

Overwegende dat het comité Statistisch Programma door de Commissie is geraadpleegd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:


3.

Artikel 1


1. Het doel van deze verordening is regels vast te stellen betreffende de voortbrenging van communautaire statistieken inzake afvalbeheer.

2. De lidstaten en de Commissie brengen binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden communautaire statistieken voort over het beheer van huishoudelijk en bedrijfsafval.

3. De statistieken betreffen de volgende gebieden:

a) de productie en terugwinning van afval per economische activiteit overeenkomstig bijlage I;

b) de inzameling van huishoudelijk en soortgelijk afval door bedrijven en gemeentelijke vuilophaaldiensten overeenkomstig bijlage II;

c) de verbranding, compostering en verwijdering van afval door bedrijven en gemeentelijke overheden overeenkomstig bijlage III.

Bij de samenstelling van de statistieken houden de lidstaten zich aan de gelijkwaardigheid tussen de bij Beschikking 94/3/EG van de Commissie (2) vastgestelde Europese afvalcatalogus (EAC) en de op stoffen betrekking hebbende aggregatie, zoals aangegeven in bijlage IV bij de verordening.


4.

Artikel 2


In deze verordening wordt verstaan onder:

a) 'afval': elke stof of elk voorwerp behorend tot de in bijlage I bij Richtlijn 75/442/EEG van de Raad (3) vermelde categorieën, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;

b) 'beheer': de productie, de inzameling, het vervoer, de terugwinning en de verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op deze activiteiten en de nazorg voor de stortplaatsen;

c) 'recyclering': hergebruik van afvalstoffen in een productieproces voor de oorspronkelijke of voor andere doeleinden, met inbegrip van het hergebruik van organische stoffen, maar met uitzondering van de terugwinning van energie;

d) 'terugwinning': iedere behandeling van afval die tot een product met een potentiële economische of ecologische waarde leidt, met inbegrip van recyclering en terugwinning van energie;

e) 'verwijdering': iedere afvalbeheershandeling ter voorbereiding of uitvoering van de uiteindelijke behandeling van afval;

f) 'gevaarlijk afval': iedere afvalstof die als zodanig is vastgesteld overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad (4), zoals de afvalstoffen genoemd in Beschikking 94/904/EG van de Raad (5) of de afvalstoffen die naar het oordeel van een lidstaat een of meer van de in bijlage III bij Richtlijn 91/689/EEG vermelde eigenschappen bezitten;

g) 'ongevaarlijk afval': afvalstof die niet onder de onder f) gegeven definitie valt;

h) 'stortplaats': een afvalverwijderingsterrein voor de storting van afvalstoffen op of in de bodem, met inbegrip van interne stortplaatsen (d.w.z. waar een afvalproducent eigen afval op de productieplaats stort) en met uitsluiting van voorzieningen waar afvalstoffen worden uitgeladen ter voorbereiding van verder vervoer voor terugwinning, behandeling of verwijdering elders, en van tijdelijke (d.w.z. voor minder dan een jaar) storting van afvalstoffen, voorafgaand aan terugwinning, behandeling of verwijdering.


5.

Artikel 3


1. De lidstaten verzamelen, onder inachtneming van de nauwkeurigheids- en kwaliteitseisen, de nodige gegevens voor de specificatie van de kenmerken in de bijlagen I, II en III door middel van:

- verplichte enquêtes,

- gebruik van andere bronnen,

- statistische schattingen, of

- een combinatie van deze middelen.

Ter beperking van de met de enquêtes gemoeide belasting hebben de nationale en communautaire autoriteiten onder de door elke lidstaat en de Commissie binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden bepaalde voorwaarden en beperkingen, toegang tot administratieve gegevensbestanden.

2. Teneinde de administratieve lasten voor kleine ondernemingen te verlichten, worden ondernemingen met minder dan tien werknemers bij de verplichte enquêtes uitgesloten.

3. De lidstaten stellen de statistische resultaten op overeenkomstig de in de bijlagen I, II en III vastgelegde indeling.

4. De lidstaten zenden de resultaten, waaronder vertrouwelijke gegevens, aan Eurostat in een passend formaat en binnen een termijn na afloop van de in de bijlagen I, II en III bepaalde referentieperioden.


6.

Artikel 4


Ingeval de nationale statistische systemen aanzienlijk moeten worden aangepast, kan de Commissie op verzoek van de lidstaten toestaan dat gedurende een overgangsperiode van ten hoogste drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening van de bijlagen I, II en III wordt afgeweken.


7.

Artikel 5


De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen, met inbegrip van de aanpassing aan de economische en technische ontwikkelingen worden overeenkomstig de procedure van artikel 6 vastgesteld.

Deze maatregelen hebben in het bijzonder betrekking op:

a) de aanpassing van de in de bijlagen genoemde specificaties;

b) de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen om resultaten in overeenstemming met artikel 3, leden 2, 3 en 4, voort te brengen.


8.

Artikel 6


1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité Statistisch Programma.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten uit voor een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving aan de Raad.

De Raad kan binnen de in voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.


9.

Artikel 7


De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens om de drie jaar een verslag voor over de op grond van deze verordening opgestelde statistieken, en met name over de kwaliteit ervan en de belasting voor de ondernemingen.


10.

Artikel 8


Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.


PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1.

PB L 5 van 7.1.1994, blz. 15.

PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39.

PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20.

PB L 356 van 31.12.1994, blz. 14.


11.

BIJLAGE I



PRODUCTIE EN TERUGWINNING VAN AFVAL PER ECONOMISCHE ACTIVITEIT


Hoofdstuk 1


Dekking

Er worden statistieken opgesteld voor alle activiteiten die vallen onder de secties C tot en met Q, met uitzondering van afdeling 12, van de NACE Rev. 1. Onder deze secties vallen alle economische activiteiten, behalve de landbouw, jacht en bosbouw (A), de visserij (B) en de winning van uranium- en thoriumerts (12), die buiten het bereik van deze bijlage vallen.


12.

Hoofdstuk 2



Categorieën afvalstoffen

1. De afvalcategorieën waarvoor statistieken inzake de productie en terugwinning moeten worden opgesteld, zijn, door aggregatie, afgeleid van de Europese afvalcatalogus (EAC).

2. Iedere EAC-post wordt ingedeeld in de op basis van de verschillende stoffen geaggregeerde lijst in punt 3. De transponeringstabel tussen de EAC en de op stoffen betrekking hebbende aggregatie is opgenomen in bijlage IV.

3. Er worden statistieken opgesteld voor de volgende categorieën afvalstoffen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


13.

Hoofdstuk 3



Kenmerken voor de categorieën afval

Onderstaande tabel bevat de kenmerken waarvoor statistieken moeten worden opgesteld. Het minimumniveau voor de indeling van de in de lijst opgenomen kenmerken is het niveau met drie cijfers. Alle kenmerken hebben betrekking op de afvalstoffenlijst in hoofdstuk 2, punt 3, van deze bijlage.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


14.

Hoofdstuk 4



Eerste referentiejaar en frequentie

1. Het eerste referentiejaar is het kalenderjaar 1999.

2. De lidstaten verstrekken de gegevens om de drie jaar.


15.

Hoofdstuk 5



Toezending van de resultaten aan Eurostat

De resultaten worden toegezonden binnen 18 maanden na afloop van het referentiejaar.


16.

Hoofdstuk 6



Verslag over de dekking en kwaliteit van de statistieken

1. Voor iedere in hoofdstuk 7 genoemde categorie activiteiten vermelden de lidstaten het dekkingspercentage. De dekking kan worden geschat op grond van externe criteria zoals de werkgelegenheid, waarover gegevens beschikbaar moeten zijn voor de in hoofdstuk 7 van deze bijlage genoemde statistische eenheden. Indien een lidstaat externe criteria wil gebruiken die geen verband houden met de in hoofdstuk 7 van deze bijlage genoemde statistische eenheden, dient hij in het kwaliteitsrapport dat op grond van punt 3 van dit hoofdstuk wordt opgesteld, een beschrijving te geven van de gebruikte methode. Voor iedere categorie activiteiten dient het dekkingspercentage minimaal 90 % te bedragen.

2. Met betrekking tot de in hoofdstuk 3 genoemde verplichte kenmerken voor de categorieën gevaarlijke en ongevaarlijke afvalstoffen dienen de lidstaten een kwaliteitsverslag in, waarin wordt aangegeven hoe nauwkeurig de verzamelde gegevens zijn.

3. De Commissie verwerkt de verslagen over de dekking en de kwaliteit in het in artikel 7 van deze verordening voorgeschreven verslag.


17.

Hoofdstuk 7



Productie van de resultaten

1. Voor de in hoofdstuk 3 genoemde kenmerken moeten overeenkomstig onderstaande indelingen van de NACE Rev. 1 resultaten worden opgesteld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Als statistische eenheden worden lokale eenheden gebruikt, zoals gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993 inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het productiestelsel in de Gemeenschap (1).


PB L 76 van 30.3.1993, blz. 1.


18.

BIJLAGE II



INZAMELING VAN HUISHOUDELIJK EN SOORTGELIJK AFVAL DOOR BEDRIJVEN EN GEMEENTELIJKE VUILOPHALINGSDIENSTEN


Hoofdstuk 1


Dekking

1. Er worden statistieken opgesteld voor alle eenheden van economische activiteit (EEA's) gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 696/93 die vallen onder afdeling 90, klasse 51.57 en serie I van de NACE Rev. 1. Deze secties betreffen het vervoer (I), de groothandel in afval en schroot (51.57) en de afvalwater- en afvalverzameling en -verwerking (90).

2. De inzameling van afval omvat gemengd en gescheiden huishoudelijk, gemeentelijk en soortgelijk afval, overeenkomstig de lijst in hoofdstuk 2.

3. De inzameling van afval omvat naast de traditionele inzameling door of namens gemeenten ook de inzameling door bedrijven.


19.

Hoofdstuk 2



Categorieën afvalstoffen

1. Onderstaande lijst bevat de categorieën afvalstoffen waarvoor statistieken moeten worden opgesteld. De in de lijst opgenomen categorieën moeten apart worden gehouden.

2. Lijst van categorieën afval:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


20.

Hoofdstuk 3



Kenmerken

1. Van elke in hoofdstuk 2, punt 2, genoemde categorie afvalstoffen worden de in onderstaande tabel vermelde kenmerken verzameld.

2. Kenmerken van de inzameling van huishoudelijk, gemeentelijk en soortgelijk afval:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Op regionaal niveau worden voor onderstaande kenmerken gegevens verzameld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


21.

Hoofdstuk 4



Eerste referentiejaar en frequentie

1. Het eerste referentiejaar waarvoor gegevens moeten worden verzameld, is het kalenderjaar 1999.

2. De lidstaten verstrekken de gegevens om de drie jaar.


22.

Hoofdstuk 5



Toezending van de resultaten aan Eurostat

De resultaten worden toegezonden binnen 18 maanden na afloop van het referentiejaar


Hoofdstuk 6


Verslag over de dekking en kwaliteit van de statistieken

1. Met betrekking tot het kenmerk 'bevolking bediend door gemeentelijke ophaaldienst', genoemd in hoofdstuk 3, waarvoor op NUTS 2-niveau resultaten moeten worden opgesteld, dienen de lidstaten een kwaliteitsverslag in, waarin wordt aangegeven hoe nauwkeurig de verzamelde gegevens zijn.

2. Met betrekking tot de andere kenmerken van hoofdstuk 3, waarvoor resultaten op NUTS 1- of op nationaal niveau moeten worden opgesteld, vermelden de lidstaten per categorie afvalstoffen het dekkingspercentage. Voor iedere categorie afvalstoffen dient dit minimaal 90 % te bedragen.

3. Met betrekking tot de in hoofdstuk 3 genoemde kenmerken dienen de lidstaten een kwaliteitsrapport in waarin wordt aangegeven hoe nauwkeurig de verzamelde gegevens zijn.

4. De Commissie verwerkt de verslagen over de dekking en de kwaliteit in het in artikel 7 van deze verordening voorgeschreven verslag.


23.

Hoofdstuk 7



Voortbrenging van de resultaten

1. Voor ieder kenmerk, behalve 2 00, moeten resultaten worden opgesteld voor de drie NACE-rubrieken vervoer (I), groothandel in afval en schroot (51.57) en afvalwater- en afvalverzameling en -verwerking (90).

2. Als statistische eenheden worden voor alle kenmerken de eenheden van economische activiteit (EEA's) gebruikt, zoals gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 696/93. Voor de kenmerken op NUTS 1- of NUTS 2-niveau kunnen desgewenst lokale EEA's als statistische eenheid worden gebruikt.


24.

BIJLAGE III



VERBRANDING, COMPOSTERING EN VERWIJDERING VAN AFVAL DOOR BEDRIJVEN EN GEMEENTELIJKE OVERHEDEN


Hoofdstuk 1


Dekking

Er worden statistieken opgesteld voor de gehele economie.


25.

Hoofdstuk 2



Categorieën afvalstoffen

De lijst van categorieën afvalstoffen waarvoor statistieken moeten worden opgeteld, is de geaggregeerde lijst van afvalstoffen op basis van de EAC, zoals vastgesteld in hoofdstuk 2, punt 3, van bijlage I.


26.

Hoofdstuk 3



Kenmerken

1. Onderstaande tabel bevat de kenmerken waarvoor statistieken worden opgesteld.

2. Lijst van kenmerken voor verbrandings-, composterings- en verwijderingsactiviteiten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


27.

Hoofdstuk 4



Eerste referentiejaar en frequentie

1. Het eerste referentiejaar waarvoor gegevens moeten worden verzameld is het kalenderjaar 1999.

2. De lidstaten verstrekken de gegevens elk jaar.


28.

Hoofdstuk 5



Toezending van de resultaten aan Eurostat

De resultaten worden toegezonden binnen twaalf maanden na afloop van het referentiejaar.


29.

Hoofdstuk 6



Rapport over de dekking en kwaliteit van de statistieken

1. Voor iedere in hoofdstuk 7, punt 2, genoemde categorie activiteit vermelden de lidstaten het dekkingspercentage. De dekking kan worden geschat op grond van externe criteria zoals de werkgelegenheid of de hoeveelheid aangevoerd afval. Voor iedere categorie activiteiten dient het dekkingspercentage minimaal 90 % te bedragen.

2. Met betrekking tot de kenmerken uit de tabel van hoofdstuk 3, punt 2, dienen de lidstaten een kwaliteitsrapport te verstrekken, waarin wordt aangegeven hoe nauwkeurig de verzamelde gegevens zijn.

3. De Commissie verwerkt de rapporten over de dekking en de kwaliteit in het in artikel 7 van deze verordening voorgeschreven rapport.


30.

Hoofdstuk 7



Voortbrenging van de resultaten

1. Voor de in hoofdstuk 3 genoemde kenmerken moeten resultaten worden opgesteld voor verbrandings-, composterings- en verwijderingsactiviteiten.

2. Lijst van verbrandings-, composterings- en verwijderingsactiviteiten; de codes verwijzen naar de codes in de bijlagen van Richtlijn 75/442/EEG, gewijzigd bij Beschikking 96/350/EG van de Commissie (1):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Als statistische eenheden worden de eenheden van economische activiteit (EEA's) gebruikt.


PB L 135 van 6.6.1996, blz. 32.


31.

BIJLAGE IV



1.

Transponeringstabel


- OP STOFFEN BETREKKING HEBBENDE AGGREGATIE - EUROPESE CATALOGUS (EAC)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>