Toelichting bij COM(2000)320 - Wijziging van Richtlijn 96/22/EG betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van beta-agonisten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Op grond van Richtlijn 96/22/EG moeten de lidstaten het toedienen van hormonale stoffen met oestrogene, androgene of gestagene werking aan landbouwhuisdieren, tenzij voor therapeutische doeleinden of voor zoötechnische behandeling, verbieden. Tevens is bepaald dat de lidstaten de invoer uit derde landen verbieden van landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren waaraan hormonale stoffen zijn toegediend, behalve indien deze stoffen zijn toegediend voor therapeutische doeleinden of voor zoötechnische behandeling in overeenstemming met het bepaalde in Richtlijn 96/22/EG.

Rekening houdende met de uitkomst van een geschilprocedure die door de Verenigde Staten en Canada bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) was ingeleid (de Hormonenzaak) en met de aanbevelingen die in dat verband door het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO zijn gedaan op 13 februari 1998, heeft de Commissie besloten onmiddellijk een aanvullende risico-evaluatie conform de bepalingen van de WTO-Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (de SPS-Overeenkomst), zoals geïnterpreteerd door de Beroepsinstantie in de Hormonenzaak, uit te voeren voor de zes hormonale stoffen (17â-oestradiol, testosteron, progesteron, trenbolonacetaat, zeranol en melengestrolacetaat) waarvan het gebruik als groeibevorderaar voor dieren is verboden op grond van Richtlijn 96/22/EG van de Raad.

Op 30 april 1999 heeft het Wetenschappelijk Comité voor veterinaire maatregelen in verband met de volksgezondheid (WCVMV) een advies uitgebracht betreffende de evaluatie van de potentiële risico's die hormonenresiduen in rundvlees en rundvleesproducten met zich brengen voor de volksgezondheid (Document XXIV/B3/SC4 van de Commissie). De belangrijkste conclusie was, dat voor geen van de zes onderzochte hormonale stoffen, bij gebruik als groeibevorderaar voor dieren, een aanvaardbare dagelijkse dosis (ADD) kan worden vastgesteld.

Wat met name 17(-oestradiol betreft, stelt het WCVMV-advies dat recent verworven kennis sterke aanwijzingen bevat dat de stof als absoluut kankerverwekkend moet worden aangemerkt, aangezien zij zowel het ontstaan als de ontwikkeling van tumoren in de hand werkt, maar dat er momenteel nog onvoldoende gegevens zijn om de omvang van de risico's in te schatten.

Het WCVMV heeft recente wetenschappelijke informatie waarover de Commissie met betrekking tot sommige van de zes hormonen beschikt, onderzocht, waaronder informatie afkomstig van het United Kingdom's Veterinary Products Committee (oktober 1999), het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik van de EG (in december 1999) en het Joint FAO/WHO Expert Committee on Food Additives (JECFA) (februari 2000) en heeft op 3 mei 2000 zijn eindadvies vastgesteld. Hierin concludeert het WCVMV dat dit recente materiaal geen overtuigende gegevens en argumenten aandraagt die het Comité ertoe nopen zijn advies van 30 april 1999 te herzien.

Gezien het advies van het WCVMV, stelt de Commissie daarom voor het gebruik van 17(-oestradiol en esterachtige derivaten daarvan bij landbouwhuisdieren definitief te verbieden en alleen de toediening voor therapeutische doeleinden aan andere dan landbouwhuisdieren toe te staan.

Met betrekking tot de overige vijf hormonen (testosteron, progesteron, trenbolonacetaat, zeranol en melengestrolacetaat) is in het advies gewezen op de behoefte aan aanvullende informatie. De Commissie stelt daarom voor het voor deze stoffen geldende verbod voorlopig te handhaven totdat vollediger wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn. De ontwikkelingen zullen van nabij worden gevolgd. Het gebruik van sommige van deze stoffen mag evenwel verder worden toegestaan voor therapeutische doeleinden of voor zoötechnische behandeling, onder de voorwaarden die in Richtlijn 96/22/EG zijn vastgesteld.

Dit voorstel heeft in vergelijking met de huidige situatie gevolgen voor de invoer uit derde landen waar 17(-oestradiol en esterachtige derivaten daarvan voor therapeutische doeleinden of voor zoötechnische behandeling legaal aan landbouwhuisdieren worden toegediend.

Naar het oordeel van de Commissie wordt met dit voorstel weer een stap voorwaarts gezet wat betreft het nakomen van de internationale verbintenissen van de Gemeenschap.