Toelichting bij COM(2003)158 - Wijziging van Richtlijn 96/16/EG betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Richtlijn 96/16/EG van de Raad heeft betrekking op statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten. De uitvoering van deze richtlijn wordt gewaarborgd door Beschikking 97/80/EG houdende uitvoeringsbepalingen van voornoemde richtlijn van de Raad betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten.

In artikel 8 van voornoemde richtlijn is het volgende bepaald: 'Uiterlijk op 1 juli 1999 legt de Commissie aan de Raad een verslag voor over de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring. Bij die gelegenheid legt zij met name de resultaten voor van de in artikel 4, lid 2, bedoelde analyse, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen voor de definitieve periode.'

Als vervolg op een eerste tussentijds verslag van 27 september 2000, nr. COM(2000) 600 definitief, waarin de gehele context van de opstelling en de uitvoering van deze wetgeving aan de orde is geweest, is een eindverslag opgesteld.

In dit eindverslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement wordt een technische evaluatie van verschillende aspecten in verband met de uitvoering van Richtlijn 96/16/EG gemaakt.

Gezien de conclusies van dit verslag en de opgedane ervaring moet de wetgeving inzake zuivelproducten worden herzien om beter aan de huidige behoeften van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te beantwoorden.

Er wordt met name rekening gehouden met de groeiende betekenis van eiwitten. Om de ontwikkeling van melk en zuivelproducten te volgen moet men over betrouwbare en vergelijkbare gegevens betreffende het eiwitgehalte van de voornaamste zuivelproducten kunnen beschikken.

Maar ook het belang van de gegevens over de regionale productie van koemelk groeit. In het algemeen zijn regionale statistieken van belang, omdat het gemeenschappelijk landbouwbeleid steeds meer een territoriaal georiënteerd beleid wordt, waarvoor gedetailleerde gegevens op regionaal of lokaal niveau nodig zijn.

In het bijzonder wat de zuivelsector betreft, worden de melkquota in de meeste lidstaten om praktische redenen op regionaal niveau toegekend, zelfs als de beslissingsbevoegdheid en het beheer van het melkquoteringsstelsel aan de lidstaat voorbehouden blijven. Kennis van het productieniveau in de verschillende Europese regio's is dan ook erg nuttig. Deze gegevens vormen een belangrijke input voor de analyses in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Een ander belangrijk thema is de definitie van de enquête-eenheden. In de zuivelindustrie zet de snelle ontwikkeling naar de concentratie van ondernemingen zich voort. De opstelling van vergelijkbare zuivelstatistieken is slechts mogelijk op basis van vergelijkbare enquête-eenheden en een voldoende vergaand niveau van disaggregatie om geheimhoudingsproblemen te vermijden, maar ook om de informatie betreffende de structuur van de zuivelondernemingen beter af te bakenen.

Ten slotte moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de verdieping van de methodologie voor het opstellen van zuivelstatistieken, met name door het gebruik van jaarlijkse standaardvragenlijsten die op basis van een door de Commissie uitgewerkt model door de lidstaten worden gecompileerd.