Toelichting bij COM(2002)679 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Met haar voorstel tot wijziging van Verordening nr. 539/2001  i, laatstelijk gewijzigd bij Verordening nr. 2414/2001  i, streeft de Commissie meerdere doelstellingen na:

- gevolg geven aan de conclusies van de Europese Raad van Sevilla, die absolute prioriteit heeft gegeven aan de herziening van Verordening nr. 539/2001, en met name in het licht van de recente ontwikkelingen ervoor zorgen dat de inhoud van de bijlagen van de verordening beantwoordt aan de criteria van de vijfde overweging van de considerans van de verordening en inzonderheid aan het criterium inzake het risico van illegale immigratie;

- een aantal technische aanpassingen doorvoeren die noodzakelijk zijn geworden door de evolutie van de juridische context, zowel op internationaal als op Europees niveau;

- het wederkerigheidsbeginsel en de implicaties ervan heroverwegen.

Wijziging van de bijlagen ingevolge de conclusies van de Europese Raad van Sevilla:

De vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen en van die waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld verloopt volgens een bepaalde methode, die is vastgelegd in de vijfde overweging van de considerans van Verordening nr. 539/2001. Deze vaststelling geschiedt meer bepaald 'aan de hand van een beoordeling per geval van een aantal criteria die in het bijzonder verband houden met illegale immigratie, openbare orde en veiligheid en de externe betrekkingen van de Unie met de derde landen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met implicaties van de regionale samenhang en de wederkerigheid'.

De Europese Raad van Sevilla heeft met genoegen vastgesteld dat de Europese Unie met het algemeen plan ter bestrijding van illegale immigratie over een efficiënt instrument beschikt dat een efficiënt beheer van de migratiestromen mogelijk maakt. In deze context heeft hij de Raad en de Commissie opgeroepen om in het kader van hun respectieve bevoegdheden absolute prioriteit te geven aan een aantal maatregelen, waaronder de herziening van de bijlagen bij Verordening nr. 539/2001 voor het einde van het jaar 2002. Het Deense voorzitterschap heeft in juli 2002 een draaiboek opgesteld voor maatregelen en initiatieven naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van Sevilla. In deze context heeft de Commissie op 23.7.2002 een vragenlijst aan de lidstaten voorgelegd om alle nuttige informatie te verkrijgen met betrekking tot de eventuele aanpassing van de lijst van derde landen die aan de visumplicht zijn onderworpen of van die plicht zijn vrijgesteld. Op basis van de beoordeling van de antwoorden op de vragenlijst kon, na toetsing aan elk van de criteria van de vijfde overweging van de considerans van Verordening nr. 539/2001, worden vastgesteld dat Ecuador, dat momenteel in bijlage II is vermeld, in bijlage I zou moeten worden opgenomen. Het door de Commissie in die zin geformuleerde voorstel is hoofdzakelijk gesteund op overwegingen inzake illegale immigratie, die gebaseerd zijn op door een aantal lidstaten verstrekte gegevens en statistieken. Vooral de gegevens betreffende terugleidingen, uitwijzingen, aanhoudingen en strafrechtelijke veroordelingen zijn ter zake relevant.

Bij de beslissing over de opname van Ecuador in bijlage I van Verordening nr. 539/2001 moet rekening worden gehouden met het bestaan van bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten tussen Ecuador en de lidstaten. Bijgevolg moet de datum waarop ten aanzien van de onderdanen van Ecuador de visumplicht van toepassing wordt zodanig worden bepaald, dat deze staten de opzeggingstermijnen van deze overeenkomsten kunnen naleven.

Artikel 1, punt 1, onder b), en punt 2, onder a), van het voorstel heeft tot doel de visumplicht in te voeren ten aanzien van de onderdanen van Ecuador. In artikel 3, lid 2, wordt de datum vastgelegd met ingang waarvan deze regeling uniform door de lidstaten moet worden toegepast.

Technische aanpassingen op grond van het internationaal recht:

Sinds 2001 zijn er verschillende ontwikkelingen geweest, die nopen tot aanpassingen. Deze doen evenwel geen afbreuk aan de basisregeling van de verordening of aan de inhoud van de bijlagen.

Om te beginnen is de internationale rechtspositie van Oost-Timor grondig gewijzigd. Ten tijde van de aanneming van Verordening nr. 539/2001 was Oost-Timor nog slechts een staat in wording en was het dan ook logisch dat hij werd opgenomen bij de territoriale entiteiten van bijlage I. Ondertussen is Oost-Timor op 20.5.2002 een volwaardige staat geworden, die op 27.9.2002 in de VN is opgenomen. Oost-Timor moet voortaan dan ook in het eerste deel van bijlage I van Verordening nr. 539/2001 - bij de staten - worden opgenomen.

Artikel 1, punt 1, onder a), heeft tot doel te garanderen dat de vermelding van Oost-Timor beantwoordt aan zijn internationaalrechtelijke rechtspositie.

Voorts is er in het kader van de relaties tussen Zwitserland enerzijds en de Unie en de lidstaten anderzijds recent een ontwikkeling geweest op het vlak van het vrije personenverkeer ingevolge de Overeenkomst betreffende het vrije verkeer van personen, die op 1.6.2002 in werking is getreden. Deze overeenkomst vormt voortaan de basis voor de visumvrijstelling voor het verkeer van onderdanen van Zwitserland en van de lidstaten van de Unie. Zwitserland dient dan ook niet langer te worden vermeld in bijlage II van Verordening nr. 539/2001. Het betreft een technische aanpassing zoals die op grond waarvan IJsland, Liechtenstein en Noorwegen, vanwege het bestaan van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, niet langer in bijlage II van Verordening nr. 539/2001 worden vermeld.

Artikel 1, punt 2, onder b), heeft tot doel de vermelding van Zwitserland in bijlage II te schrappen, omdat deze niet de huidige rechtsgrond voor de visumvrijstelling voor Zwitserse onderdanen weergeeft.

Werkingssfeer en implicaties van de wederkerigheid:

In de vijfde overweging van de considerans van Verordening nr. 539/2001 wordt de wederkerigheid vermeld als een van de criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen en van die waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld. Daarnaast legt artikel 1, lid 4, een gedetailleerd wederkerigheidsmechanisme vast, dat moet worden toegepast in de hypothese van invoering van de visumplicht door een in de lijst van bijlage II opgenomen derde land ten aanzien van de onderdanen van een lidstaat.

Uit de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie is gebleken, dat voor de onderdanen van bepaalde lidstaten visumplicht geldt in bepaalde derde landen van bijlage II. Bovendien is de duur van de visumvrijstelling die bepaalde derde landen van bijlage II aan de onderdanen van bepaalde lidstaten verlenen, korter dan de duur van de visumvrijstelling die deze lidstaten aan de onderdanen van deze derde landen verlenen. Gelet op deze feiten zoals zij blijken uit de antwoorden op de vragenlijst, is het noodzakelijk de betekenis en de werkingssfeer van de wederkerigheid nader te onderzoeken, in samenhang met het mechanisme van artikel 1, lid 4. Dit nader onderzoek moet evenwel niet leiden tot een vertraging van de herziening van de bijlagen van Verordening nr. 539/2001, waaraan door de Europese Raad van Sevilla absolute prioriteit is gegeven.

Artikel 2 bepaalt dat na het onderzoek in verband met de wederkerigheid door de Commissie een verslag ad hoc zal worden opgesteld.