Toelichting bij COM(2002)396 - Verbod op organische tinverbindingen op schepen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2002)396 - Verbod op organische tinverbindingen op schepen.
bron COM(2002)396 NLEN
datum 12-07-2002
ALGEMENE INLEIDING

Overeenkomstig de beleidsdoelstellingen die zijn aangegeven in het Witboek van de Commissie over het vervoerbeleid i, is dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad erop gericht de negatieve milieueffecten van schadelijke aangroeiwerende verven die op schepen worden gebruikt terug te dringen.

Schepen glijden sneller door het water en verbruiken minder brandstof wanneer hun romp schoon en glad is, m.a.w. vrij van aangroeisels zoals zeepokken, algen en weekdieren, en worden daarom behandeld met aangroeiwerende middelen. In de jaren zestig ontwikkelde de chemische industrie doeltreffende en kosteneffectieve aangroeiwerende verven waarin metallische verbindingen, met name de organische tinverbinding tributyltin (TBT), werden verwerkt. In de jaren zeventig hadden de meeste zeeschepen TBT-verf op hun romp.

Aan het eind van de jaren tachtig begon geleidelijk het besef door te dringen dat organische tinverbindingen schadelijk zijn voor het milieu. Uit wetenschappelijke studies is intussen gebleken dat organische tinverbindingen, met name TBT, die worden gebruikt in aangroeiwerende middelen voor schepen een aanzienlijk risico opleveren voor schadelijke effecten op in ecologisch en economisch opzicht belangrijke mariene organismen i.

Reeds in december 1989 besloot de Gemeenschap op haar grondgebied een verbod te leggen op het in de handel brengen van organische tinverbindingen die worden gebruikt als biociden ter voorkoming van aangroeiing op scheepsrompen met een lengte over alles van minder dan 25 meter i. De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) onderkende op haar beurt dit risico en deed de betrokken nationale overheden de aanbeveling maatregelen te treffen om een einde te maken aan het gebruik van TBT-houdende aangroeiwerende verven.

Door de toenemende zorg voor het milieu won het idee van een algeheel verbod op TBT veld in de jaren negentig en begon de chemische industrie met de ontwikkeling van alternatieve aangroeiwerende middelen.

In november 1999 riep de Algemene vergadering van de IMO op tot het instellen van een wereldwijd verbod op het gebruik van organische tinverbindingen in aangroeiwerende middelen voor schepen tegen 1 januari 2003 en van een algeheel verbod op de aanwezigheid van organische tinverbindingen op schepen tegen 1 januari 2008 i. Om dit doel te bereiken besloot de IMO een juridisch bindende en wereldwijd geldende overeenkomst op te stellen. In deze omstandigheden gaf de Gemeenschap er de voorkeur aan te wachten op het resultaat van de besprekingen binnen de IMO voordat zij ertoe besloot het handelsverbod voor TBT uit te breiden tot alle schepen i.

Op 5 oktober 2001 keurde de IMO aan het eind van een vijfdaagse diplomatieke conferentie, een Conventie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen (AFS-Conventies) goed.

Met het oog op deze conferentie hebben de lidstaten en de Commissie nauw samengewerkt, waarbij zij ten volle rekening hebben gehouden met de adviezen van de Raad i.

De nieuwe IMO-Conventie zal het gebruik van schadelijke organische tinverbindingen in aangroeiwerende verven voor schepen verbieden en zal voorzien in een mechanisme dat het mogelijke gebruik in de toekomst van andere schadelijke stoffen in aangroeiwerende systemen moet voorkomen.

De nieuwe Conventie staat sinds 1 februari 2002 open voor een ondertekening. Zij treedt in werking 12 maanden nadat 25 staten die samen 25% van de mondiale koopvaardijtonnage vertegenwoordigen haar hebben bekrachtigd.

Een overzicht van de belangrijkste bepalingen van deze Conventie is opgenomen in bijlage A.

Bij het geven van zijn instructies voor de onderhandelingen over de AFS-Conventie heeft de Raad er bij de Commissie ook op aangedrongen alle noodzakelijk geachte bijkomende stappen te ondernemen om te zorgen voor een algeheel verbod op het gebruik van TBT op schepen in de hele Gemeenschap en de omringende zeeën met ingang van de in IMO-Resolutie A. 895(21) aanbevolen data.

Met het oog op de diplomatieke AFS-Conventie heeft de Gemeenschap drie belangrijke doelstellingen bepaald wat betreft de in de nieuwe Conventie op te nemen bepalingen:

- invoering van vaste data voor het verbod op TBT, om een duidelijk signaal af te geven aan zowel de scheepvaartsector als de chemische industrie,

- opneming van het voorzorgsprincipe in de Conventie, dat geldt in geval van 'het ontbreken van volledige wetenschappelijke bewijzen',

- vaststelling van een adequate procedure voor de inwerkingtreding i.

Na analyse van het resultaat van de diplomatieke conferentie, met name in het licht van bovenvermelde drie hoofddoelstellingen, hebben de Raad i en de Commissie zich tevreden verklaard over de op IMO-niveau behaalde resultaten.

Na deze AFS-Conventie wordt van de lidstaten uiteraard in de eerste plaats verlangd en verwacht dat zij de AFS-Conventie zo spoedig mogelijk ondertekenen en bekrachtigen.

Gezien bovenvermeld verzoek van de Raad is de Commissie van mening dat bijkomende stappen moeten worden ondernomen om:

- door de lidstaten optimale omstandigheden te bieden die deze aanmoedigen de AFS-Conventie te bekrachtigen en eventuele obstakels die een snelle bekrachtiging in de weg zouden kunnen staan weg te nemen, en zo een bijdrage te leveren tot een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de AFS-Conventie,

- op communautair niveau te waarborgen dat de hoofddoelstelling van de AFS-Conventie wordt gehaald, namelijk een verbod op het gebruik van organische tinverbindingen op schepen per 1 januari 2003 en een volledig verbond op de aanwezigheid daarvan per 1 januari 2008.

Bijgevolg neemt de Commissie de volgende stappen:

- zij beveelt de lidstaten aan de AFS-Conventie zo spoedig mogelijk te onderteken en te bekrachtigen ,

- zij zal haar goedkeuring hechten aan Richtlijn.../../EG van de Commissie tot negende aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (organische tinverbindingen),

- zij stelt het Europees Parlement en de Raad voor om vóór eind 2002 deze verordening vast te stellen waarbij een verbod wordt gelegd op de toepassing van organische tinverbindingen die fungeren als biociden in aangroeiwerende systemen op schepen die de vlag van een lidstaat voeren met ingang van 1 januari 2003 en waarbij in een algemeen verbod wordt voorzien op actieve organische tinverbindingen op van en naar havens in de Gemeenschap varende schepen met ingang van 1 januari 2008, ongeacht de datum van inwerkingtreding van de Conventie.

Opgemerkt dient te worden dat de Commissie met deze verordening geen duplicering beoogt met de AFS-Conventie, die een grotere reikwijdte heeft en zich dus niet beperkt tot het instellen van een verbod op organische tinverbindingen.

De AFS-Conventie verbiedt het gebruik van schadelijke organische tinverbindingen in aangroeiwerende verven voor schepen. Thans is dit verbod dus beperkt tot organische tinverbindingen, maar de Conventie voorziet in een mechanisme dat het mogelijk maakt het eventuele gebruik in de toekomst van andere schadelijke stoffen in aangroeiwerende systemen te voorkomen op basis van het voorzorgsbeginsel. Zodra de AFS-Conventie in werking treedt zal op passende wijze werk worden gemaakt van een toekomstig verbod op alle andere schadelijke aangroeiwerende systemen.

De door de Commissie gevolgde aanpak is ingegeven door Resolutie 1 van de Internationale Conferentie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen. i

In deze resolutie erkende de Conferentie dat er, ondanks de anticiperende aanpak bij het verbod op de toepassing van organische tinverbindingen, mogelijk onvoldoende tijd rest om de Conventie per 1 januari 2003 in werking te doen treden. Aangezien de Conventie eraan hechtte dat vanaf 1 januari 2003 daadwerkelijk zou worden gestopt met het gebruik van organische tinverbindingen in de scheepvaart, heeft zij de lidstaten van de IMO verzocht de bepalingen van de Conventie met spoed te aanvaarden. Ook bij de industrie is erop aangedrongen vanaf die datum de marketing, verkoop en toepassing van organische tinverbindingen te beëindigen.

1.

NOODZAAK VAN EEN VERORDENING


- Aangezien de Gemeenschap geen partij is bij de AFS-Conventie is de bekrachtiging van deze Conventie uitsluitend een zaak van de lidstaten. De praktijk heeft geleerd dat bekrachtiging een moeizaam proces is dat niet altijd op korte termijn kan worden afgerond.

- De Commissie verwacht dat, ondanks de algemene bereidheid, slechts enkele staten de AFS-Conventie vóór 1 januari 2003 zullen kunnen bekrachtigen. Het is een realistische aanname dat de AFS-Conventie verschillende jaren na die datum in werking zal treden.

- Voorts is het zo dat voor lidstaten die er niet in slagen de Conventie vóór 1 januari 2003 te bekrachtigen, de toepassing met terugwerkende kracht van '1 januari 2003' als aanvangsdatum, waarin de Conventie voorziet, uit het oogpunt van hun nationale wetgeving een belemmering kan vormen voor het bekrachtigingsproces. Daarom dient deze landen hulp te worden geboden bij het oplossen van de problemen die deze toepassing met terugwerkende kracht in hun nationale wetgeving kan opleveren.

- Als reactie op Resolutie 1 van de AFS-Conventie kunnen de diverse lidstaten nationale maatregelen treffen met een verschillende reikwijdte en toepassingsdatum. Een dergelijke niet-geharmoniseerde invoering van het verbod op TBT in de Gemeenschap zou in het nadeel zijn van de scheepvaartsector en zou gemakkelijk kunnen resulteren in concurrentievervalsing tussen de lidstaten. Er dient dus een gelijktijdig verbod te komen.

- Tenslotte dient erop te worden gewezen dat de met de wijziging van Richtlijn 76/769/EG van de Raad met betrekking tot het in de handel brengen en het gebruik van TBT-verven nagestreefde doelstellingen en resultaten niet van invloed zouden zijn op van TBT-verf voorziene schepen buiten de Gemeenschap, noch op schepen die onder de vlag van een derde land varen. Het verbod op TBT dient bijgevolg per 1 januari 2003 te worden uitgebreid.

Om deze redenen stelt de Commissie voor een verbod op organische tinverbindingen in te stellen voor:

- alle schepen die de vlag van een lidstaat voeren met ingang van 1 januari 2003, en

- voor alle schepen, ongeacht de vlag, die een Europese haven aandoen met ingang van 1 januari 2008,

door middel van een verordening van het Europees Parlement en de Raad die vóór 1 januari 2003 in werking moet treden.

2.

BASISPRINCIPES VAN HET VOORSTEL


- Geen behoefte aan duplicering van de AFS-Conventie

Het is van belang erop te wijzen dat alle lidstaten zich tevreden hebben verklaard met het resultaat van de AFS-Conferentie. Bijgevolg mag worden verwacht dat zij allemaal de AFS-Conventie zullen bekrachtigen en ten uitvoer leggen.

Gezien de wereldwijde toezeggingen die in 1999 op het niveau van de algemene vergadering van de IMO zijn gedaan alsook het adequatere 'inwerkingtredingsmechanisme' van de AFS-Conventie, en rekening houdend met Resolutie 1 van de AFS-Conventie verwacht de Commissie dat de AFS-Conventie vóór 1 januari 2008 effectief in werking zal treden. Wat de Gemeenschap betreft is elke onzekerheid over een totaal verbod op TBT op deze datum onaanvaardbaar.

Gezien deze omstandigheden heeft de Commissie ervan afgezien de ontwikkeling van wetgeving op communautair niveau voor te stellen aangezien deze een onnodige doublure zou vormen met de uitvoeringsbepalingen die de lidstaten overeenkomstig hun verplichtingen als partijen bij de AFS-Conventie moeten vaststellen. Ook mag niet uit het oog worden verloren dat sommige lidstaten en derde landen reeds partij bij de Conventie kunnen zijn geworden. Het zou dan ook contraproductief zijn om binnen deze verordening een keurings- en certificatieregeling op te zetten die afwijkt van die van de AFS-Conventie. De Commissie is verder van mening dat de meest geschikte regeling voor controle op de inachtneming van het verbod op TBT op schepen die is welke is vastgelegd in Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 inzake havenstaatcontrole. Van deze richtlijn kan echter pas gebruik worden gemaakt wanneer de AFS-Conventie in werking is getreden. Dit is de belangrijkste reden waarom tijdens de interimperiode het verbod op het gebruik van schadelijke TBT-verven niet kan worden opgelegd aan schepen die niet onder de vlag van een EG-lidstaat varen. Deze verordening dient derhalve te worden gezien als een stimulans voor een spoedige bekrachtiging van de AFS-Conventie.

- Beperkte reikwijdte

De AFS-Conventie is bedoeld als een kaderovereenkomst. Na de inwerkingtreding zal dit juridisch kader mede op grond van het voorzorgsbeginsel de opstelling van een lijst van alle schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen vergemakkelijken. In dit stadium zijn alleen organische tinverbindingen die fungeren als biociden in aangroeiwerende systemen in de Conventie opgenomen. Gezien de specifieke procedures die zullen gelden voor de toevoeging van andere schadelijke aangroeiwerende systemen aan deze lijst, is de Commissie van mening dat de verordening zich kan en moet beperken tot organische tinverbindingen. Binnen het AFS-kader kan ook een adequate regeling worden vastgesteld voor de hantering en verwerking aan wal van afval dat vrijkomt bij de verwijdering van schadelijke aangroeiwerende stoffen.

- Gelijke behandeling van de gehele scheepvaartsector

Bij de goedkeuring van de AFS-Conventie hebben alle deelnemende regeringen zich bereid verklaard per 1 januari 2003 te stoppen met de toepassing van schadelijke organische tinverbindingen op schepen en hebben zij bijgevolg de betrokken overheidsinstanties en sectoren verzocht om specifieke maatregelen te nemen binnen hun bevoegdheidssfeer.

Als reactie op dit verzoek heeft de Commissie, overeenkomstig het internationale recht, ervan afgezien het verbod op de toepassing van TBT-verven op te leggen aan alle schepen die Europese havens aandoen. Ook dient te worden erkend dat een groot aantal derde landen, die niet kunnen profiteren van de toegevoegde waarde van supernationale wetgeving, het eventueel moeilijk zouden hebben gehad om per 1 januari 2003 het verbod op het gebruik van TBT op hun schepen erdoor te krijgen i. De Commissie stelt dan ook voor de toepassing van het verbod op het gebruik van TBT-verven op onder de vlag van een derde land varende schepen op te schorten tot de inwerkingtreding van de AFS-Conventie.

Elk concurrentienadeel voor zowel de reders i als de scheepswerven i in de EU, dat het gevolg zou kunnen zijn van de invoering van het aanbevolen verbod per 1 januari 2003, kan worden voorkomen door vrijwillige toezeggingen op het niveau van beroepsorganisaties die de betrokken belangen behartigen (International Chamber of Shipping (ICS) - Internationale Koopvaardijkamer) en verenigingen van scheepsbouwers/-reparateurs.

De Commissie is verheugd over de snelle reactie van de internationale scheepsbouwindustrie, die bereid is een verbod op TBT toe te passen per 1 januari 2003. Met name de krachtige aanbevelingen van de ICS dienen in dit verband te worden vermeld. Meteen na de AFS-Conferentie heeft de ICS benadrukt dat het een enigszins academische vraag is of de Conventie al dan niet op 1 januari 2003 in werking treedt, aangezien de data 1 januari 2003 en 1 januari 2008 als bindend dienen te worden beschouwd voor elk in de internationale handel opererend schip. Bij haar aanpak van de scheepvaartaspecten van het TBT-verbod baseert de Commissie zich dus op een economische realiteit.

Het bekrachtigingsproces onttrekt zich geheel aan de controle van de Gemeenschap. Er is voorts geen juridische garantie dat het op 1 januari 2008 ingaande verbod, dat algemeen is goedgekeurd, op die datum daadwerkelijk zal gelden. De mondiale scheepvaartsector, die het onderhoud van zijn schepen vooraf moet plannen, heeft dus behoefte aan een duidelijke en in een voldoende vroeg stadium verrichte kennisgeving van de nieuwe milieuvoorwaarden voor toegang tot havens in de Gemeenschap. Daarom wordt het algemene verbod op organische tinverbindingen opgenomen in de EG-wetgeving.

- Stimulering van een zo spoedig mogelijke bekrachtiging van de AFS-Conventie op vlaggenstaatniveau.

Vrijwillige toezeggingen op vlaggenstaatniveau, overeenkomstig resolutie nr. 1 van de AFS-Conferentie, dienen verder te worden bevorderd i. Het positieve effect van de door de Gemeenschap met deze verordening gevolgde aanpak zou ook een gunstige uitwerking moeten hebben op andere vlaggenstaten. Speciale aandacht dient daarbij ook te worden besteed aan de vlaggenstaten die kandidaat zijn voor het lidmaatschap van de Europese Unie. Krachtens de toetredingsvoorwaarden zullen deze landen eveneens door deze verordening zijn gebonden vanaf de datum waarop zij effectief tot de Gemeenschap toetreden.

Vlaggenstaten en open registers in het bijzonder, die het gebruik van TBT-verven op hun schepen hebben verboden, zullen er economisch belang bij hebben ervoor te zorgen dat de AFS-Conventie zo snel mogelijk in werking treedt, zodat op mondiaal niveau voor alle partijen dezelfde spelregels gelden. Deze verordening zal bijgevolg een extra stimulans zijn voor vlaggenstaten om de AFS-Conventie te bekrachtigen.

In dit verband moet erop worden gewezen dat Cyprus, Malta en de Baltische Staten samen 10% van de brutotonnage in de wereld vertegenwoordigen. De gezamenlijke vloot van de landen van de Europese Economische Ruimte (de 15 lidstaten plus Noorwegen en IJsland), plus de vloten van de 13 kandidaat-landen vertegenwoordigen niet minder dan 30,91% van de wereldtonnage.

Ervan uitgaande dat alle lidstaten hun politieke toezegging honoreren om de AFS-Conventie in de loop van 2002/2003 te bekrachtigen en dat de kandidaat-landen hetzelfde doen, en gezien het feit dat een aantal derde landen eveneens die voornemen heeft (Japan, de VS), zou de Conventie in 2004/2005 in werking kunnen treden. Wat betreft deze doelstelling uiterlijk in 2005 een volledig verbod op organische tinverbindingen in te voeren, zal de Commissie de voortgang volgen die wordt gemaakt bij de inwerkingtreding van de AFS-Conventie en de toepassing daarvan door onder de vlag van een derde land varende schepen die in de wateren van de Europese Unie opereren.

- Juridische overwegingen

Om verwarring of verkeerde interpretaties te voorkomen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een conventie i die nog niet van kracht is geworden, en om het bekrachtigingsproces, waarvan algemeen wordt aangenomen dat het zo kort mogelijk zal zijn, niet ongunstig te beïnvloeden, is de Commissie van mening dat de hoofdbepalingen (artikelen 3 tot en met 5) van de verordening geen verwijzing naar of omzetting van de bepalingen van de AFS-Conventie mogen behelzen.

Een per 1 januari 2003 ingaand algemeen verbod (voor alle schepen ongeacht de vlag die zij voeren) op de toepassing van TBT op schepen die een haven in de Gemeenschap aandoen zou niet verenigbaar zijn met de AFS-Conventie.

De Commissie stelt voor als juridische grondslag voor de verordening zelf artikel 80, lid 2, van het EG-Verdrag te nemen.

3.

SPECIFIEKE OVERWEGINGEN


Artikel 1

In dit artikel wordt het doel van de verordening omschreven.

4.

Artikel 2


Dit artikel bevat de definities van de in de verordening gebruikte kerntermen. De meeste daarvan zijn gebaseerd op die in de AFS-Conventie van de IMO.

5.

Artikel 3


In dit artikel wordt de reikwijdte van de verordening omschreven. Aangegeven wordt op welke schepen de bepalingen van de verordening van toepassing zullen zijn. Het is de bedoeling om vanaf 1 januari 2008 de verordening te laten gelden voor alle schepen die een Europese haven aandoen, ongeacht hun vlaggenstaat. Tevens zijn specifieke bepalingen, die alleen van toepassing zijn op schepen die de vlag van een lidstaat voeren, noodzakelijk om gevolg te geven aan resolutie nr. 1 van de AFS-Conferentie. De opname van schepen 'die onder het gezag van een lidstaten opereren' is noodzakelijk om ook offshore platforms onder de verordening te doen vallen, deze vallen namelijk ook onder de toepassing van de AFS-Conventie.

De verordening geldt niet voor oorlogschepen of andere onder de overheid ressorterende schepen aangezien de AFS-Conventie reeds in een adequate regeling voor deze schepen voorziet. Bijgevolg hoeven deze schepen niet te worden behandeld in de verordening, die hoofdzakelijk betrekking heeft op de interimperiode.

Onder de AFS-Conventie vallen ook schepen die een scheepswerf binnenkomen. De verordening voorziet niet in dit geval, gezien het feit dat de gewijzigde Richtlijn 76/769/EEG een adequate regeling voor deze schepen zal bevatten.

6.

Artikel 4


Dit artikel voorziet in een verbod op het gebruik van organische tinverbindingen op schepen per 1 januari 2003. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de AFS-Conventie zal de toepassing van dit artikel worden opgeschort voor schepen die niet onder de vlag van een lidstaat varen.

7.

Artikel 5


Het eerste lid heeft betrekking op schepen die vóór 1 januari 2003 de vlag van een derde land voeren en die na die datum worden voorzien van een nieuwe aangroeiwerende laag, ingeval die schepen naar een EG-register overgaan. Ook deze schepen mogen na 1 januari 2003 niet langer worden behandeld met aangroeiwerende verven die actieve organische tinverbindingen bevatten. Deze bepaling is bedoeld als een stimulans voor reders uit derde landen, inclusief Europese reders die hun schepen onder de vlag van een open register laten varen, om de aanbevelingen van de ICS op te volgen en bijgevolg 1 januari 2003 als vaste datum te beschouwen. De betrokken reders zullen zo de marktwaarde van hun schepen op peil houden bij een eventuele overgang naar een EG-register.

Het tweede lid is eveneens een stimulans voor reders. Wanneer zij weten dat organische tinverbindingen hoe dan ook per 1 januari 2008 volledig verboden zullen zijn in de Gemeenschap, kunnen zij de herschilderbeurt van hun schepen in het droogdok adequaat plannen.

Zoals bepaald in de AFS-Conventie gelden zowel het zandstralen van de schepen als het aanbrengen van een nieuwe toplaag als toereikend om het schadelijke effect van organische tinverbindingen te neutraliseren.

8.

Artikel 6


Lid 1 moet de lidstaten in staat stellen de meest geschikte keurings- en certificatieregeling op te zetten, naar het model van die in de AFS-Conventie, zonder dat daardoor de inwerkingtreding van de AFS-Conventie in het gedrang wordt gebracht.

Schepen met een brutotonnage van ten minste 400 ton zullen, ongeacht het traject waarop zij worden ingezet, moeten worden gekeurd. In de AFS-Conventie wordt deze verplichting alleen opgelegd voor schepen die op internationale routes varen.

Schepen met een lengte van 24 meter of meer, maar met een brutotonnage van minder dan 400 ton zullen, overeenkomstig de AFS-Conventie, alleen in het bezit moeten zijn van een verklaring van overeenstemming. De verordening voorziet voor deze categorie niet in een specifieke keuring of certificaat, om de administratieve rompslomp voor de lidstaten te beperken. Indien nodig kan in een later stadium echter een geharmoniseerde regeling worden ingevoerd volgens de comitéprocedure.

Voor schepen met een lengte van minder dan 24 meter, hoofdzakelijk plezier- en vissersvaartuigen, is niet in een specifieke keuring of certificatie voorzien. Deze schepen zijn een aparte categorie en varen hoofdzakelijk binnen de Gemeenschap. Zij zullen integraal onder de toepassing van Richtlijn 76/769/EEG, zoals gewijzigd, vallen.

Lid 2 heeft betrekking op de erkenning van certificaten en documenten. Partijen (lidstaten en derde landen) die reeds de regels van de AFS-Conventie toepassen zijn gemachtigd de AFS-certificaten en verklaringen te gebruiken.

Lid 3 is een garantie voor het geval de Conventie op 1 januari 2007 nog niet in werking is getreden; daar is echter weinig kans op indien alle Europese landen de Conventie vóór 2005 bekrachtigen.

9.

Artikel 7


Voor de controle van de certificaten wordt uitdrukkelijk verwezen naar de richtlijn havenstaatcontrole, alsook naar de desbetreffende bepalingen van de AFS-Conventie en de richtsnoeren die vóór eind 2002 door de IMO zullen worden ontwikkeld.

Dit artikel heeft betrekking op de controle van schepen die tijdens de interimperiode de vlag van een EG-lidstaat voeren. Aangezien het toepassingsgebied van Richtlijn 95/21/EG gekoppeld is aan internationale overeenkomsten die reeds in werking zijn getreden, kan deze richtlijn niet worden gebruikt als juridische grondslag voor havenstaatcontroles krachtens deze verordening. De lidstaten dienen bijgevolg bepalingen toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die van de richtlijn havenstaatcontrole. Een vergelijkbare aanpak is gevolgd voor vissersvaartuigen in het kader van Richtlijn 97/70/EG. De Commissie beveelt echter aan dat de lidstaten een regeling ad hoc ontwikkelen binnen het memorandum van overeenstemming van Parijs en zij zal elk initiatief in die richting ondersteunen.

De Commissie heeft het voornemen Richtlijn 95/21/EG inzake havenstaatcontrole te wijzigen zodat de AFS-Conventie aan de relevante instrumenten van deze richtlijn kan worden toegevoegd.

Een garantiebepaling die vergelijkbaar is met die in artikel 6, wordt opgenomen voor het geval de Conventie op 1 januari 2007 nog niet in werking is getreden.

10.

Artikel 8


Dit artikel biedt de Commissie de mogelijkheid om de bijlagen onder zeer strikte voorwaarden te wijzigen.

11.

Artikel 9


Bij dit artikel worden de uitvoeringstaken (regelgevingsprocedure) met betrekking tot de artikelen 6, 7 en 8 opgedragen aan het bij artikel 12, lid 1, van Richtlijn 93/75/EG ingestelde comité.

12.

Artikel 10


In dit artikel is bepaald dat de Commissie één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening bij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengt over de voortgang van de bekrachtiging van de AFS-Conventie en indien nodig wijzigingen voorstelt die sneller tot een vermindering van de aanwezigheid van schadelijke aangroeiwerende verven in de EU-wateren moeten leiden.

13.

Artikel 11


Dit artikel voorziet in onmiddellijke inwerkingtreding om een effectief verbod op organische tinverbindingen op schepen vanaf 1 januari 2003 mogelijk te maken.

14.

Bijlage I


In deze bijlage worden de minimumeisen aangegeven die noodzakelijk zijn om te zorgen voor een correcte uitvoering van deze verordening voordat de AFS-Conventie in werking is getreden en in de wetgeving van de lidstaten is verwerkt.

Het eerste onderdeel heeft betrekking op de keuringsregeling, de tweede op certificatie. Een aantal schepen voldoet reeds aan de eisen van de AFS-Conventie. Dit komt door de vaststelling van 1 januari 2003 als vaste datum in bijlage I bij de Conventie en de als reactie daarop door de scheepvaartsector (ICS) gedane toezegging om het verbod vanaf 1 januari 2003 effectief in acht te nemen. Sommige staten hebben bijgevolg reeds een administratieve circulaire doen uitgaan waarin erkende classificatiebureaus toestemming wordt gegeven om namens die staten een verklaring van overeenstemming met de AFS-Conventie af te geven, in afwachting van de inwerkingtreding van de Conventie. De Commissie beveelt deze aanpak aan alle lidstaten aan en zal terdege rekening houden met dit positieve element bij het certificatieproces.

15.

Bijlagen II en III


Deze bijlagen bevat modellen van de relevante certificaten en documentatie, die volledig in overeenstemming zijn met de AFS-Conventie.