Toelichting bij COM(2001)754 - Gemeenschappelijke statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

Op hoog politiek niveau is om statistieken over inkomens en levensomstandigheden en met name om indicatoren van armoede en sociale uitsluiting gevraagd. De artikelen 136, 137 en 285 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap impliceren de verzameling van statistieken over inkomens, levensomstandigheden en sociale uitsluiting in het kader van de EU-SILC. Bovendien kreeg de uitroeiing van armoede in de conclusies van de Europese Raden van Lissabon (23-24 maart 2000) en Nice (7-9 december 2000) krachtige steun en werd de Raad en de Commissie verzocht een beter inzicht in sociale uitsluiting te bevorderen door permanente dialoog en door uitwisseling van informatie en beste praktijken op basis van algemeen aanvaarde indicatoren waarmee tevens de voortgang kan worden gemeten.

In deze context heeft de Commissie het 'Communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting' opgesteld. Dit is in 2000 aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd ter bevordering van de 'verzameling en verspreiding van vergelijkbare statistische gegevens in de lidstaten en op communautair niveau'. Mededeling COM(2000) 594 van de Commissie inzake structurele indicatoren gaat in dezelfde richting en noemt indicatoren van de inkomensongelijkheid, het armoedecijfer voor en na sociale overdrachten en de armoedepersistentie. Ook die moeten zeer vergelijkbaar zijn om de vooruitgang op dit beleidsterrein in de lidstaten van de Europese Unie (EU) te kunnen volgen.

Tussen 1994 en 2001 voorzag het communautair panel van huishoudens (ECHP) in deze politieke behoefte. Aangezien de inhoud echter aan de nieuwe politieke eisen moet worden aangepast en er om operationele verbeteringen werd verzocht, vooral wat de actualiteit van de opgestelde statistieken betreft, is op de jaarvergadering van de Directeuren sociale statistiek op 13 en 14 juni 1999 besloten het ECHP na 2002 te vervangen. Er werd een taskforce opgericht die tot taak kreeg alle opties voor inhoud en structuur van de EU-SILC grondig na te gaan. Het werk van de taskforce is op de vergadering van de Directeuren sociale statistiek op 13 en 14 juni 2000 ingediend. Dezen stemden in met de basiseisen waaraan dit nieuwe instrument moet voldoen, de lijst van erin op te nemen kenmerken, de door de taskforce en de werkgroep te nemen maatregelen en de vaststelling van een rechtsinstrument voor de EU-SILC (doc. Eurostat/E0/00/DSS/2/9/EN). Er werd een voorlopig ontwerp van de kaderverordening terzake ingediend, dat na besluiten op de vergaderingen van het Comité statistisch programma op 30 mei 2001 en van de Directeuren sociale statistiek op 11 en 12 juni 2001 nog werd gewijzigd.

2. Inhoud van de voorgestelde verordening

Het doel van deze verordening is de vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van een communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC). De EU-SILC moet de referentiebron voor vergelijkende statistieken over inkomensverdeling en sociale uitsluiting op het niveau van de EU worden.

Er zijn zowel transversale gegevens (voor een gegeven moment of een bepaalde periode) als longitudinale gegevens (voor veranderingen in de tijd van een individueel kenmerk dat gedurende een bepaalde tijd periodiek is geobserveerd) nodig. Actuele en vergelijkbare transversale gegevens zijn echter duidelijk de eerste prioriteit. De eisen die aan de longitudinale gegevens worden gesteld, zullen zowel wat de dekking als wat de steekproefomvang betreft, beperkter zijn.

Om op het niveau van huishoudens en personen multidimensionale analyses te kunnen uitvoeren, en met name om nieuwe, specifiek onderzoek vereisende belangrijke sociale vraagstukken te kunnen analyseren, is het van cruciaal belang dat de transversale (en longitudinale) gegevens op deze niveaus aan elkaar kunnen worden gerelateerd.

De EU-SILC moet flexibel met databronnen omgaan. Eurostat moedigt het gebruik van bestaande bronnen sterk aan, ongeacht of het hierbij om enquêtes of registers gaat. Ook moedigt Eurostat het gebruik van nationale bronnen aan, maar het zal landen die een nieuwe statistiek willen beginnen een geïntegreerde opzet voor de EU-SILC aanbevelen. Deze opzet moet voor zowel transversaal als longitudinaal onderzoek de voordeligste en efficiëntste oplossing zijn.

De EU-SILC gaat in 2003 van start. De transversale en longitudinale microgegevensreeksen worden elk jaar bijgewerkt. Vanaf 2004 worden modulen aan het transversale gedeelte van de EU-SILC toegevoegd.

3. Conclusie

De hoge prioriteit die de Raad en de Commissie aan de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting in de EU toekennen, vereist vergelijkbare en actuele statistieken om dit proces te volgen. De goedkeuring van de voorgestelde verordening wordt nodig geacht om in deze communautaire behoefte te kunnen voorzien.