Toelichting bij COM(2004)75 - Sluiting van de Overeenkomst tussen Zwitserland en de EG waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, en van het bijbehorende Memorandum van Overeenstemming

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bij besluit van 16 oktober 2001 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren met Zwitserland en vijf andere landen (Verenigde Staten van Amerika, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino) over passende overeenkomsten om te voorzien in goedkeuring door deze landen van maatregelen van gelijke strekking als die welke binnen de Gemeenschap zullen worden toegepast met het oog op effectieve belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. De Commissie diende deze onderhandelingen te voeren in nauwe samenwerking met het voorzitterschap van de Raad en in nauw en regelmatig overleg met de groep op hoog niveau die is ingesteld bij besluit van het Comité van permanente vertegenwoordigers van 13 juni 2001 i en door de Raad is benoemd als speciaal comité om de Commissie bij te staan bij deze taak.

Naar aanleiding van het besluit van 16 oktober 2001 heeft de Commissie bovengenoemde derde landen schriftelijk uitgenodigd onderhandelingen te openen. Deze onderhandelingen konden echter pas van start gaan nadat de Raad Economische en Financiële Zaken op 13 december 2001 een ontwerptekst voor de richtlijn had goedgekeurd. Zwitserland aanvaardde zijn eigen onderhandelingsrichtsnoeren inzake belastingheffing op inkomsten uit spaargelden op 30 januari 2002, maar wilde geen onderhandelingen openen over dit onderwerp voordat de Raad onderhandelingsrichtsnoeren had vastgesteld voor andere gebieden. Na de goedkeuring door de Raad van die andere richtsnoeren op 17 juni 2002, werden op 18 juni 2002 formeel onderhandelingen geopend met Zwitserland over de belasting van inkomsten uit spaargelden. Een groot aantal bijeenkomsten is sindsdien gehouden op zowel politiek als technisch niveau. Overeenkomstig het besluit van de Raad van 16 oktober 2001, voerde de Commissie deze onderhandelingen in nauw overleg met de opeenvolgende voorzitterschappen van de Raad. De Commissie heeft regelmatig mondeling verslag uitgebracht van deze onderhandelingen aan de Raad en het Europees Parlement. Ook heeft de Commissie op 3 december 2002, een mededeling aan de Raad Economische en Financiële Zaken gepubliceerd over de onderhandelingen met derde landen over de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden i.

Op verzoek van de Raad Economische en Financiële Zaken zijn de onderhandelingen met Zwitserland over belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in 2003 voortgezet. In de periode januari-mei 2003 heeft de Commissie diverse ontwerpversies van de Overeenkomst ingediend bij de Raad. Die ontwerpversies zijn onderzocht door de groep op hoog niveau. In de loop van de onderhandelingen verzocht de Zwitserse zijde om uitbreiding tot Zwitserland van de regelingen waarin wordt voorzien bij Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten i, en bij Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten i. De Commissie heeft het Zwitserse verzoek voorgelegd aan de Raad.

Op 3 juni 2003 verklaarde de Raad dat de ontwerpovereenkomst met Zwitserland, als ingediend door de Commissie op 28 mei 2003, het definitieve aanbod vormde voor een overeenkomst tussen de EU en Zwitserland. De ontwerpversie die door de Raad is goedgekeurd, omvat bovengenoemd verzoek van de Zwitserse zijde (artikel 15 van de ontwerpovereenkomst). Wat Spanje betreft, bepaalt het ontwerp dat artikel 15 slechts vanaf de inwerkingtreding van een bilaterale overeenkomst tussen Spanje en Zwitserland inzake de uitwisseling van informatie op verzoek in gevallen van belastingfraude of soortgelijke aangelegenheden, van toepassing is op inkomsten die niet onder deze Overeenkomst vallen, maar wel onder een bilateraal verdrag of een bilaterale overeenkomst tussen deze twee landen.

Op het moment van goedkeuring van de ontwerpovereenkomst was de Raad van mening dat de Gemeenschap niet de exclusieve bevoegdheid had om een overeenkomst te sluiten met Zwitserland inzake de belastingbehandeling van de uitkering van dividenden, rente en royalty's, als bedoeld in artikel 15 van de ontwerpovereenkomst. Bij wijze van uitzondering en zonder daarmee een precedent te willen scheppen, kwamen de delegaties echter overeen dat de lidstaten hun bevoegdheid niet zullen uitoefenen in dit specifieke geval. De Raad en de Commissie verklaarden tevens dat de uitoefening van bevoegdheid door de Gemeenschap met betrekking tot artikel 15 van de Overeenkomst niet van invloed is op de bestaande bilaterale overeenkomsten met andere derde landen, en de lidstaten hun bevoegdheid behouden om bilaterale overeenkomsten te sluiten met andere derde landen inzake de belastingbehandeling van de uitkering van dividenden, rente en royalty's tussen ondernemingen.

De Overeenkomst wordt thans voor sluiting voorgelegd aan de Raad. Gehecht aan de Overeenkomst is een bijgaand Memorandum van Overeenstemming tussen de Zwitserse Bondsstaat en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, waarvan de ontwerpversie eveneens is goedgekeurd. Dit Memorandum van Overeenstemming verbindt Zwitserland en de lidstaten ertoe bilaterale onderhandelingen aan te gaan om in hun respectieve overeenkomsten ter vermijding van dubbele belastingheffing bepalingen op te nemen inzake uitwisseling van informatie op verzoek. Bedoeling is dat die gaat gelden voor gevallen die beantwoorden aan het concept 'belastingfraude of soortgelijke aangelegenheden' en voor inkomsten die niet onder de Overeenkomst vallen, maar wel onder hun respectieve verdragen. Verder moeten de individuele categorieën van gevallen worden gedefinieerd die beantwoorden aan het concept 'soortgelijke aangelegenheden', overeenkomstig de belastingprocedure die door deze landen wordt toegepast. Rekening houdende met de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 21 januari 2003, wordt in het Memorandum van Overeenstemming ook bevestigd dat de Europese Gemeenschap, tijdens de overgangsperiode waarin bij Richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 i wordt voorzien, besprekingen opent met andere belangrijke financiële centra, teneinde de goedkeuring te stimuleren door die rechtsgebieden van maatregelen van gelijke strekking als die welke door de Gemeenschap zullen worden toegepast. Tenslotte bepaalt het Memorandum van Overeenstemming dat de overeengekomen maatregelen in goed vertrouwen worden geïmplementeerd en de partijen deze regeling niet zonder geldige reden unilateraal zullen ondermijnen. Indien er enig substantieel verschil wordt bemerkt tussen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad en dat van de Overeenkomst, gaan de Overeenkomstsluitende partijen zonder verwijl besprekingen aan om ervoor te zorgen dat de gelijke strekking van de maatregelen waarin de Overeenkomst voorziet, wordt gehandhaafd.

Volgens de Commissie is de tekst in overeenstemming met de onderhandelingsrichtsnoeren die op 16 oktober 2001 zijn goedgekeurd door de Raad.

Met het oog op de sluiting van de Overeenkomst waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, en het bijbehorende Memorandum van Overeenstemming, stelt de Commissie voor dat de Raad zijn goedkeuring hecht aan bijgaand voorstel voor een besluit betreffende de sluiting van de Overeenkomst. Artikel 300, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bepaalt dat de Raad met eenparigheid van stemmen besluit wanneer het akkoord betrekking heeft op een gebied waarvoor, wat de aanneming van de interne voorschriften betreft, eenparigheid vereist is. Aangezien de interne voorschriften op het gebied waarop deze Overeenkomst betrekking heeft, zijn aangenomen op basis van artikel 94 van het Verdrag, is de Commissie van mening dat de Raad het voorstel voor een besluit met eenparigheid van stemmen dient goed te keuren. Overeenkomstig de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 21 januari 2003, is de Raad het erover eens dat de Overeenkomst met de Zwitserse Bondsstaat moet worden gesloten op basis van eenparigheid van stemmen.