Toelichting bij COM(2002)494 - Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

Een doeltreffende controle op de chemicaliën die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen is een van de efficiëntste wapens tegen drugssmokkel gebleken. Zoals al vaak is gezegd: zonder precursoren geen drugs. De meeste precursoren zijn echter chemicaliën die ook legale en rechtmatige toepassingen hebben. De rechtmatige handel in deze stoffen moet dus worden erkend en beschermd.

De Europese Gemeenschap heeft in dit verband twee rechtsinstrumenten goedgekeurd met maatregelen om misbruik van bepaalde stoffen voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen tegen te gaan. Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad  i is gericht op de controle van de handel in precursoren tussen de lidstaten en derde landen, en Richtlijn 92/109/EEG  i op de controle van de handel binnen de interne markt.

In januari 1998 heeft de Commissie een voorstel tot wijziging  i van Richtlijn 92/109/EEG (hierna 'de richtlijn') goedgekeurd. Het Parlement stelde zich in eerste lezing achter het initiatief van de Commissie, maar diende vijf amendementen in  i. De Commissie heeft met een gewijzigd voorstel  i op het advies van het Parlement in eerste lezing gereageerd. De Raad heeft hierover nog geen beslissing genomen.

2. Doel van het voorstel van de Commissie

Artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1988 (Verdrag van Wenen) voorziet in een controle op de handel in 23 stoffen die weliswaar vele legale toepassingen hebben, maar vaak worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. Overeenkomstig dit verdrag worden de vervaardiging en het in de Gemeenschap in de handel brengen van deze stoffen streng gecontroleerd, met name ingevolge Richtlijn 92/109/EEG.

Met de omzetting van de huidige richtlijn in een verordening beoogt de Commissie vooral de wetgeving te vereenvoudigen en zo gebruiksvriendelijker te maken. Dit is met name van belang in het kader van de uitbreiding van de Europese Unie, aangezien elke wijziging van de richtlijn en haar bijlagen uitvoeringsmaatregelen in zo'n 25 lidstaten zou vereisen.

Bovendien heeft Verordening (EEG) nr. 3677/90 in wezen dezelfde doelstellingen als de richtlijn. Terwijl de verordening betrekking heeft op de handel in stoffen tussen de Europese Gemeenschap en derde landen, gaat de richtlijn over drugsprecursoren in de interne markt. Dit leidt tot een ongelijke toepassing van beide instrumenten, daar een wijziging van de bijlagen bij de verordening enkele dagen na de bekendmaking in alle lidstaten tegelijk in werking treedt  i, terwijl voor de overeenkomstige wijziging van de bijlagen bij de richtlijn een omzettingstermijn geldt die de meeste lidstaten niet kunnen aanhouden  i. In de praktijk duurde het wel eens 42 maanden voor de wijzigingsrichtlijnen volledig in nationale wetgeving waren omgezet. Daardoor is de controle op pas ontdekte drugsprecursoren in de interne markt niet efficiënt. Deze situatie is niet langer te rechtvaardigen; er is behoefte aan een uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht op dit gebied om elk misbruik van precursoren voor de vervaardiging van drugs te voorkomen.

De Commissie heeft daarom besloten het voorstel tot wijziging van Richtlijn 92/109/EEG in te trekken. De hierbij voorgestelde verordening waarborgt beter dat de bepalingen meteen door alle marktdeelnemers worden toegepast en dat geharmoniseerde maatregelen in alle lidstaten tegelijk gelden. De verordening staat het legitieme gebruik van de gecontroleerde chemicaliën toe, maar voorkomt dat ze worden misbruikt voor de vervaardiging van drugs. Bovendien zal zij ervoor zorgen dat dit nieuwe instrument even snel wordt uitgevoerd als Verordening nr. 3677/90.

3. Inhoud van het voorstel van de Commissie

De nieuwe verordening dient om geharmoniseerde controle- en toezichtmaatregelen vast te stellen voor bepaalde chemicaliën die vaak bij de vervaardiging van illegale verdovende middelen worden gebruikt. Ze voorkomt dat de handel in deze stoffen tussen de lidstaten wordt belemmerd. Met het oog daarop omvat het voorstel regels inzake vergunningen, afnemersverklaringen, etikettering en een controleprocedure.

Daarnaast houdt de Commissie in haar voorstel rekening met de veranderingen waaraan de illegale vervaardiging van verdovende middelen onderhevig is en stemt ze de verordening af op de al gepubliceerde wijzigingen van Verordening (EEG) nr. 3677/90.

De situatie zal er nog meer op vooruitgaan als de lidstaten worden verplicht de marktdeelnemers te informeren over manieren om verdachte transacties te herkennen en te melden, zodat dezen de bevoegde instanties op de hoogte stellen van verdachte transacties in stoffen die nu nog niet in de richtlijn worden genoemd, maar toch vaak worden gebruikt om synthetische drugs te maken. Een aantal lidstaten (Duitsland, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk) past deze samenwerkingsaanpak al toe. De Commissie zorgt, bijgestaan door het in artikel 15 van de nieuwe verordening genoemde comité, voor de opstelling en continue bijwerking van de lijsten van producten die aldus moeten worden gecontroleerd. De marktdeelnemers zullen deze lijsten van de lidstaten ontvangen.

De Commissie grijpt deze gelegenheid ook aan om duidelijker aan te geven wat zij onder een geregistreerde stof verstaat. Zij acht dit nodig omdat de interpretaties van de maatregelen voor sassafrasolie binnen de Gemeenschap momenteel uiteenlopen. In sommige lidstaten wordt deze olie als een safrolhoudend mengsel beschouwd, waarop toezicht wordt uitgeoefend, terwijl andere lidstaten de olie als natuurproduct beschouwen, waarvoor toezicht niet nodig is. De opname van een verwijzing naar natuurproducten in de definitie van 'geregistreerde stof' lost deze tegenstelling op, zodat het mogelijk is op sassafrasolie controles toe te passen; de definitie heeft uitsluitend betrekking op natuurproducten waaraan gemakkelijk geregistreerde stoffen kunnen worden onttrokken.

Daarnaast stelt de Commissie voor om de definitie van 'niet-geregistreerde stof' af te stemmen op artikel 12, lid 12, onder b, van het Verdrag van Wenen.

Ten slotte beschouwt de Commissie dit als een goede gelegenheid om rekening te houden met de herziene classificatie van kaliumpermanganaat. Het in artikel 15 van de nieuwe verordening genoemde comité meent dat deze stof bijzondere aandacht verdient en beveelt aan kaliumpermanganaat bij categorie 2 van bijlage I in te delen. Voor zowel kaliumpermanganaat als azijnzuuranhydride zijn grenswaarden vastgesteld om de interne handel in deze producten niet te schaden.