Toelichting bij COM(2003)640 - Aanpassing van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, Verordening (EG) nr. 1786/2003 houdende een gemeenschappelijke marktordening in de sector gedroogde voedergewassen en Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije tot de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

aanpassing van teksten over de hervorming van het glB en over de uitbreiding

Inleiding



Op 29 september 2003 heeft de Raad een pakket tot hervorming van het GLB vastgesteld waarmee belangrijke wijzigingen zijn aangebracht in het acquis waarop de toetredingsonderhandelingen waren gebaseerd. De teksten over de hervorming van het GLB houden in hun huidige vorm geen rekening met de resultaten van die onderhandelingen of zelfs maar met de uitbreiding zelf. Daarom moeten het pakket tot hervorming van het GLB en de Toetredingsakte beide vóór de toetreding worden aangepast om ervoor te zorgen dat zij compleet en onderling verenigbaar zijn, d.w.z. dat zij in een uitgebreide Gemeenschap kunnen functioneren. Meer in het bijzonder is het noodzakelijk:

- de op het GLB betrekking hebbende bijlagen bij de Toetredingsakte zo aan te passen te wijzigen dat de onderhandelingsresultaten passen bij het nieuwe acquis (dit is nodig waar in de Toetredingsakte verwijzingen voorkomen die nu verouderd zijn, en waar de onderhandelingsresultaten niet zonder meer verenigbaar zijn met het hervormde GLB);

- de teksten over de hervorming van het GLB zo aan te passen dat zij kunnen worden toegepast voor de nieuwe lidstaten en dat de onderhandelingsresultaten erin worden verwerkt die anders (in de toekomst) verloren zouden gaan.

Om die twee doelstellingen te bereiken heeft de Commissie twee regelgevingsvoorstellen voor respectievelijk een besluit en een verordening uitgewerkt. Beide teksten zijn gebaseerd op de volgende leidende beginselen:

- de fundamentele kenmerken en beginselen van het in Kopenhagen overeengekomen pakket dienen behouden te blijven en te worden toegepast op welke nieuwe elementen ook. Er mag geen 'erosie' zijn van de toetredingsvoorwaarden waarover de toetredende landen hebben onderhandeld;

- waar door de hervorming van het GLB nieuwe elementen worden geïntroduceerd die bij de toetredingsonderhandelingen over de landbouw niet werden behandeld, dienen de nieuwe lidstaten op soortgelijke wijze te worden behandeld als de huidige lidstaten, behalve waar zulks strijdig is met het hierboven beschreven allesoverheersende beginsel;

- aanpassingen dienen beperkt te blijven tot wat absoluut noodzakelijk is;

- de nieuwe lidstaten dienen zo spoedig mogelijk soepel in het hervormde GLB te worden geïntegreerd.

Het bijgaande voorstel bevat de aanpassingen van de in het kader van de hervorming van het GLB aangenomen verordeningen die nodig zijn in verband met de toetreding van tien nieuwe lidstaten op 1 mei 2004. Daarom is de voorgestelde verordening gebaseerd op artikel 57 van de Toetredingsakte.

1.

Bedrijfstoeslagregeling (BTR)


Bij de horizontale verordening van het pakket tot hervorming van het GLB wordt voor de EU-15 een nieuwe regeling voor rechtstreekse betalingen ingevoerd: de bedrijfstoeslagregeling (BTR). Met ingang van 1 januari 2005 zal deze regeling het merendeel van de klassieke regelingen voor rechtstreekse betalingen vervangen door één enkele ontkoppelde toeslag per hectare. Bij de standaardversie van de BTR worden de betrokken 'toeslagrechten' berekend op basis van rechtstreekse betalingen die gedurende een referentieperiode (2000-2002) aan de betrokken landbouwer zijn toegekend, zodat de waarde van het toeslagrecht (per hectare) van landbouwer tot landbouwer zal verschillen. Het aan een landbouwer toegekende aantal toeslagrechten zal echter gelijk zijn aan het gemiddelde aantal hectaren op zijn bedrijf dat gedurende de referentieperiode recht heeft gegeven op de betrokken rechtstreekse betalingen. Binnen de BTR worden de lidstaten verschillende uitvoeringsmogelijkheden geboden, waaronder de uitsluiting van sommige rechtstreekse betalingen op tijdelijke basis, het gedeeltelijk gekoppeld houden van sommige betalingen of de toepassing van de toeslag per hectare op regionale basis.

Het probleem bij de uitbreiding is hoe de BTR toe te passen voor de nieuwe lidstaten, aangezien deze voor de berekening van de toeslagrechten van de landbouwers niet beschikken over cijfers met betrekking tot de te gebruiken historische referentieperiode. De oplossing gebruik te maken van een toekomstige referentieperiode, d.w.z. de toeslagrechten in de nieuwe lidstaten te baseren op de in de periode 2004-2006 toegepaste 'klassieke' regelingen voor rechtstreekse betalingen, is uitgesloten omdat deze oplossing :

- niet coherent zou zijn met de behandeling van de EU-15,

- zou leiden tot kunstmatige verschuivingen van de productie naar sectoren die een optimale opeenstapeling van toeslagrechten beloven,

- de nieuwe lidstaten ertoe zou dwingen het 'klassieke' systeem toe te passen tot eind 2006 en

- daardoor noodzakelijkerwijze de invoering van de regeling inzake een enkele areaalbetaling (REAB) zou verhinderen.

In plaats daarvan voorziet het onderhavige voorstel in de verplichte toepassing door de nieuwe lidstaten van de in de horizontale verordening bepaalde regionaliseringsoptie, aangepast waar nodig. Dit betekent dat:

- er binnen een regio uniforme toeslagen per hectare zouden zijn;

- regionale totaalbedragen zouden worden berekend door het nationale totaalbedrag over (door de nieuwe lidstaten bepaalde) regio's te verdelen volgens objectieve criteria, bv. statistieken over de regionale productie van akkerbouwgewassen, de omvang van de vleesrunderenstapel in verschillende regio's, de betalingen in de periode 2004-2006 (zie hierboven) of het bestaan vóór de toetreding van nationale rechtstreekse steun in bepaalde regio's;

- de toeslagrechten van de individuele landbouwbedrijven zouden worden berekend door het/de regionale totaalbedrag(en) te delen door de regionale oppervlakte cultuurgrond (exclusief de oppervlakte blijvende teelten en de bossen);

- sectorspecifieke problemen zouden kunnen worden aangepakt door extra toeslagrechten uit de nationale reserve toe te kennen;

- de nationale reserve net als voor de huidige lidstaten zou worden vastgesteld op 3% van het nationale maximum;

- gegevens over vóór de toetreding toegekende soortgelijke rechtstreekse betalingen als die van de EU zouden kunnen worden aanvaard als 'objectieve criteria' voor zowel i) de verdeling van het nationale totaalbedrag over de regio's als ii) de verdeling van de reserve;

- de 10%-optie als bedoeld in artikel 69 van de horizontale verordening ook beschikbaar zou zijn voor de nieuwe lidstaten, wat het mogelijk zou maken extra middelen uit te trekken voor landbouwers in specifieke sectoren zoals de biologische landbouw;

- in het geval dat een nieuwe lidstaat een gedeeltelijke ontkoppeling zou wensen toe te passen, de toeslagrechten zouden worden bepaald volgens dezelfde regels als die welke in het kader van de regionale optie gelden voor de EU-15.

2.

Randvoorwaarden


Verscheidene toetredende landen hebben een overgangsperiode bedongen voor bepaalde richtlijnen (bv. de habitatrichtlijn) die krachtens de verordeningen tot hervorming van het GLB deel zullen gaan uitmaken van de randvoorwaarden. In de onderhavige voorstellen wordt ervoor gezorgd dat die overgangsperiode van kracht blijft en dat in die periode dus geen op de betrokken richtlijnen gebaseerde randvoorwaarden zullen worden toegepast voor de landbouwers in de nieuwe lidstaten in kwestie.

In het kader van de hervorming van het GLB is de verplichte toepassing van randvoorwaarden ingevoerd. Wat echter de REAB betreft, lijkt het passend vast te houden aan een facultatieve toepassing van randvoorwaarden omdat dit in de Toetredingsakte zo is geregeld (zie artikel 1 ter van Verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad in combinatie met artikel 3 van die verordening). Bovendien is het duidelijk dat een verplichte toepassing van randvoorwaarden de REAB veel ingewikkelder zou maken, wat moet worden voorkomen. Daarom wordt voorgesteld de bestaande regeling inzake randvoorwaarden te handhaven als basisregeling, maar tevens te voorzien in de facultatieve toepassing van de nieuwe regels in het kader van de REAB vanaf 2005.

3.

Bedrijfsadviseringssysteem


Het pakket tot hervorming van het GLB voorziet in een systeem van bedrijfsaudits voor de landbouw. Omdat dit systeem pas tegen 2007 hoeft te zijn ingevoerd en deelneming voor de landbouwers vrijwillig zal blijven, is geen aanpassing nodig en kunnen de betrokken gedeelten van de horizontale verordening volledig worden toegepast.

4.

Modulatie en financiële discipline


In het eindcompromis over de hervorming van het GLB is een verklaring van de Commissie opgenomen waarin het volgende staat: 'De Commissie zal een voorstel indienen dat inhoudt dat het mechanisme van financiële discipline en de modulatie niet van toepassing zijn in de nieuwe lidstaten totdat de geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen het EU-niveau heeft bereikt.'. Het voorstel sluit aan bij deze verklaring. Omdat niet nauwkeurig kan worden voorspeld wanneer de modulatie in de nieuwe lidstaten van toepassing zal worden, kunnen de in artikel 12, lid 2, bedoelde maxima vooralsnog niet worden vastgesteld. De Commissie dient de betrokken maxima vast te stellen volgens de beheersprocedure.

5.

Compensatie voor rogge


In het kader van de hervorming van het GLB is de interventie voor rogge afgeschaft. Om de effecten van dit besluit te verzachten is het volgende mechanisme ingesteld:

"Gelet op de druk om structurele aanpassingen door te voeren ten gevolge van de afschaffing van de interventie voor rogge, is de volgende overgangsmaatregel van toepassing: indien het aandeel van rogge in de totale graanproductie van een lidstaat gemiddeld meer bedraagt dan 5% tijdens de drie jaren 2000-2002 en zijn aandeel in de totale communautaire roggeproductie in dezelfde periode meer bedraagt dan 50%, zal het bedrag van het in die lidstaat gegenereerde modulatiegeld tot het eind van de volgende financiële vooruitzichten ten belope van minimaal 90% naar die lidstaat worden teruggesluisd. In dat geval moet ten minste 10% van het modulatiegeld in roggeproducerende regio's worden besteed. i".

De bovengenoemde regeling is voor de nieuwe lidstaten in feite niet relevant omdat de modulatie voor hen niet zal gelden. Ook voor belangrijke roggeproducenten onder de nieuwe lidstaten is het mogelijk hun (aanzienlijke) toewijzing voor plattelandsontwikkeling toe te spitsen op roggeproducerende regio's of roggetelers om diversificatie te bevorderen.

6.

Quota en maxima


In het pakket tot hervorming van het GLB is sprake van een aantal nationale of communautaire maxima, quota en gegarandeerde maximumhoeveelheden. Om rekening te houden met de toetredende landen wordt een aantal aanpassingen voorgesteld. Het gaat om het volgende:

7.

Artikel 74 en bijlage X van de horizontale verordening: durumtarwe (nationale basisarealen)


Cyprus en Hongarije worden toegevoegd aan de lijst van de begunstigde landen en in bijlage X worden de traditionele productiegebieden in Cyprus en Hongarije opgenomen. De betrokken cijfers zijn reeds vastgesteld bij de toetredingsonderhandelingen en deze aanpassing levert dan ook geen problemen op.

8.

Artikel 78 van de horizontale verordening: eiwithoudende gewassen (gegarandeerd maximumareaal)


Het GMA voor de EU-15 is 1 400 000 ha. Voor de 10 nieuwe lidstaten wordt een proportionele verhoging voorgesteld op basis van de statistieken die zijn gebruikt bij de toetredingsonderhandelingen over de regeling voor akkerbouwgewassen. Het betreft een verhoging met 200 000 ha.

9.

Artikelen 80 en 81 van de horizontale verordening: rijst (steun en nationaal basisareaal)


In artikel 81 worden geringe wijzigingen aangebracht in de nationale basisarealen van de huidige lidstaten. Wat de nieuwe lidstaten betreft, gaat het alleen om Hongarije en er is geen reden om af te wijken van het basisareaal waarover bij de onderhandelingen overeenstemming is bereikt, namelijk 3.222 ha. Er wordt dus geen wijziging van dit laatste areaal voorgesteld.

In artikel 80 wordt de steun voor Hongarije vastgesteld op basis van de referentieopbrengst waarover bij de toetredingsonderhandelingen overeenstemming is bereikt. Het gaat om 548,7 euro/ha voor het verkoopseizoen 2004/05 en 232,5 euro/ha vanaf het verkoopseizoen 2005/06.

10.

Artikel 84 van de horizontale verordening: noten (GMA en NGA's)


Het GMA van 800.000 ha is verdeeld in nationale gegarandeerde arealen (NGA's). Voorgesteld wordt NGA's voor de nieuwe lidstaten vast te stellen om rekening te houden met hun productie en het GMA dienovereenkomstig te verhogen. Net als voor de huidige lidstaten is een verlaging met 20% toegepast.

11.

Artikel 89 van de horizontale verordening: energiegewassen (gegarandeerd maximumareaal)


In het pakket tot hervorming van het GLB is een GMA van 1.500.000 ha vastgesteld op basis van globale gegevens, waarbij grotendeels is uitgegaan van de momenteel met energiegewassen beteelde oppervlakten. Oorspronkelijk was deze steun bedoeld als compensatie voor de afschaffing van de mogelijkheid om op braakgelegde grond niet voor voeding of vervoedering bestemde gewassen te telen. Aangezien die mogelijkheid echter weer is opgenomen in de eindteksten over de hervorming van het GLB, is deze regeling voor energiegewassen minder aantrekkelijk geworden en wordt een overschrijding van het GMA onwaarschijnlijk. Daarom wordt voorgesteld het GMA te handhaven op het niveau dat in het kader van de hervorming van het GLB is overeengekomen.

Artikel 56, lid 3, van de horizontale verordening: teelt van niet voor voeding of vervoedering bestemde gewassen op braakgelegde grond (geraamde hoeveelheden die in het kader van contracten beschikbaar zullen komen)

De hoeveelheid voor voeding of vervoedering bestemde bijproducten die beschikbaar komt als gevolg van de teelt van oliehoudende zaden op braakgelegde grond, mag niet meer bedragen dan 1 miljoen metrieke ton, uitgedrukt in sojameelequivalent. Deze limiet is vastgesteld in het Blair House-akkoord, wat betekent dat over elke wijziging ervan zou moeten worden onderhandeld met de VS. Daarom wordt voorgesteld deze overeengekomen limiet niet aan te passen maar te handhaven.

12.

Andere aanpassingen


Voorgesteld wordt om vanaf artikel 95 van de horizontale verordening (bestaande rechtstreekse betalingen) alle tabellen met maxima, totaalbedragen of NGA's aan te passen om de met de nieuwe lidstaten bereikte onderhandelingsresultaten daarin op te nemen.

13.

Extra rechtstreekse betaling in de zuivelsector


Slovenië en Polen hebben voor de toekenning van de individuele melkquota een overgangsperiode van één jaar verkregen. Daarom rijst de vraag wat in die landen moet worden gebruikt als basis voor de toekenning van de nieuwe gekoppelde zuivelbetalingen in 2004. Voor Polen is het antwoord eenvoudig: aangezien dit land heeft meegedeeld voornemens te zijn de REAB toe te passen, zullen de zuivelbetalingen reeds in het nationale REAB-totaalbedrag zijn begrepen. Voor Slovenië, dat waarschijnlijk zal kiezen voor het 'klassieke' systeem van rechtstreekse betalingen, stelt de Commissie voor de betalingen toe te kennen op basis van de voorlopig toegekende quota of op basis van de geleverde melk.

14.

Plattelandsontwikkeling


Gezien de korte programmeringsperiode is bij de Toetredingsakte de mogelijkheid geopend om in de hoofdprogramma's maatregelen van het LEADER+-type op te nemen in plaats van met een afzonderlijke LEADER+-programmering te werken. Voor de nieuwe lidstaten is de in het kader van de hervorming van het GLB ingevoerde maatregel 'beheer van geïntegreerde strategieën voor plattelandsontwikkeling door plaatselijke partnerschappen' dan ook niet nodig omdat de maatregelen van het LEADER+-type daarop betrekking hebben.