Toelichting bij COM(2004)348 - Beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Tribunaal voor Misdrijven in Voormalig Joegoslavië (ICTY)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Op 16 april 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2003/280/GBVB aangenomen, dat bepaalt dat de lidstaten de nodige maatregelen dienen te nemen om de binnenkomst op of de doorreis via hun grondgebied te beletten van bepaalde personen die betrokken zijn bij activiteiten waardoor voortvluchtige personen geholpen worden zich te onttrekken aan berechting voor misdaden waarvoor het ICTY hen in staat van beschuldiging heeft gesteld, of die anderszins handelen op een wijze die ICTY zou kunnen beletten zijn mandaat daadwerkelijk uit te voeren. Deze beperkende maatregelen zijn verlengd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/293/GBVB van 30 maart 2004.

Bij de verlenging van deze beperkende maatregelen hebben de lidstaten te kennen gegeven dat zij een gemeenschappelijk standpunt over verdere maatregelen zullen aannemen en de Commissie verzocht een voorstel voor een verordening in te dienen betreffende de bevriezing van bepaalde tegoeden en economische middelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van ICTY. Het ontwerp van Gemeenschappelijk Standpunt bepaalt dat de Raad een lijst vaststelt van de door ICTY in beschuldiging gestelde personen van wie de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren.

ICTY heeft de bevoegdheid om personen te vervolgen die zich sinds 1991 schuldig hebben gemaakt aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht op het grondgebied van het Voormalige Joegoslavië. Dit Tribunaal is opgericht op grond van de Resoluties 808 en 827 van de VN-Veiligheidsraad (1993), die zijn gebaseerd op hoofdstuk VII van het VN-Handvest. De Veiligheidsraad voerde aan dat de wijdverbreide en flagrante schendingen van het humanitair recht op het grondgebied van het Voormalige Joegoslavië een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid vormden en dat de oprichting, als maatregel ad hoc, van een internationaal tribunaal en de vervolging van personen die schuldig zijn aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, tot het herstel en de handhaving van de vrede zouden bijdragen.

Op 28 augustus 2003 heeft de VN-Veiligheidsraad Resolutie 1503 aangenomen (2003), die een oproep tot alle landen richt om de samenwerking met ICTY te versterken en het Tribunaal alle nodige bijstand te verlenen, in het bijzonder om alle voortvluchtige beschuldigden voor ICTY te brengen.

De Commissie stelt voor wetgeving goed te keuren op grond van de artikelen 60, 301 en 308 van het EG-Verdrag. De personen, groepen en entiteiten van wie de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren, maken geen deel uit van de regering van een derde land, en het doel van de beperkende maatregelen is ertoe bij te dragen de internationale vrede en veiligheid te beschermen. Hun positie in het licht van het Verdrag is dus vergelijkbaar met die van de personen, groepen en entiteiten van wie de tegoeden en economische middelen worden bevroren omdat er aanwijzingen bestaan dat zij betrokken zijn bij het internationale terrorisme (Verordeningen (EG) nrs. 2580/2001 en 881/2002).

De voorgestelde bepalingen en uitgangspunten zijn in overeenstemming met recente verordeningen tot vaststelling van financiële beperkingen, in het bijzonder met de overeenkomstige bepalingen van Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Zimbabwe.

Om zoveel mogelijk te voorkomen dat tegoeden en economische middelen die moeten worden bevroren, nog vóór de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening worden gemuteerd, vraagt de Commissie dat de inhoud van de verordening niet openbaar wordt gemaakt alvorens zij door de Raad is goedgekeurd en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.