Toelichting bij COM(2004)555 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 2287/2003 ten aanzien het aantal dagen op zee voor de schelvisserij in de Noordzee en het gebruik van bodemtrawls in de wateren rond de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bij Verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad zijn voor 2004 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en de bij de visserij in acht te nemen voorschriften vastgesteld. Deze verordening moet worden gewijzigd op grond van nieuwe wetenschappelijke informatie.

In het kader van de integratie van milieubeschermingseisen en het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten maatregelen worden vastgesteld om het effect van visserijactiviteiten op de mariene ecosystemen zo gering mogelijk te houden. Deze eis is uitdrukkelijk opgenomen in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid  i.


Uit recente wetenschappelijke rapporten is gebleken dat bepaalde koudwaterhabitats moeten worden beschermd tegen mechanische erosie die wordt veroorzaakt door vistuig. Het gaat hierbij onder andere om de habitats die worden gevormd door koudwaterkoraalriffen (Lophelia pertusa), warmwaterkraters en carbonaatheuvels. Volgens recente wetenschappelijke rapporten, met name rapporten van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES), zijn in de Atlantische Oceaan verschillende van deze habitats gevonden en in kaart gebracht. Lophelia pertusa is ook gevonden voor de kusten van de Canarische Eilanden en op diverse plaatsen met een diepte van meer dan 1 000 m rond Madeira en de Azoren in de Atlantische Oceaan.

Deze koudwaterhabitats zijn in Richtlijn 92/43/EG van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna  i als natuurlijke habitats van communautair belang opgenomen. Voorts krijgen deze koudwaterhabitats steeds meer aandacht in de internationale fora die zich toeleggen op de milieubescherming. Het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan ("OSPAR-Verdrag") heeft onlangs koudwaterkoraalriffen opgenomen in een lijst van bedreigde habitats. Ook bij de informele overlegprocedures binnen de Verenigde Naties over oceanen en het recht van de zee (UNICPOLOS) worden koudwaterhabitats beschouwd als kwetsbare habitats die bijzondere bescherming behoeven. Diverse kuststaten over de hele wereld hebben reeds de nodige beschermingsmaatregelen getroffen. Op 20 augustus 2003 heeft de Commissie, op verzoek van het Verenigd Koninkrijk, noodmaatregelen goedgekeurd op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, waarbij het gebruik van bodemtrawls in de Darwin Mounds wordt verboden, en vervolgens heeft de Raad deze maatregel permanent toepasselijk gemaakt bij Verordening (EG) nr. 602/2004 van de Raad van 22 maart 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 met betrekking tot de bescherming van koudwaterkoraalriffen tegen de gevolgen van de trawlvisserij in een gebied ten noordwesten van Schotland  i.



In de communautaire visgebieden rond de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden bestaan met zekerheid koudwaterhabitats die tot nu toe gespaard zijn gebleven van de trawlvisserij dankzij de speciale toegangsregeling die is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2027/95 van de Raad. Aangezien deze regeling sinds 15 november 2003 niet meer van toepassing is, is het nu belangrijk de betrokken gebieden blijvende bescherming te garanderen in het kader van communautaire regelgeving. Daartoe heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd om het gebruik van trawls in bovengenoemde archipels te verbieden (COM(2004)56) via een wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen  i.
[Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. [.../...] (PB L ...).].


Bij de voorbereiding van dit voorstel inzake de bescherming van deze belangrijke mariene habitats, heeft de Commissie de meest recente rapporten van de ICES in aanmerking genomen. De ICES heeft met name de aandacht gevestigd op de gevoeligheid van deze gebieden voor de gevolgen van de trawlvisserij.

De verkiezing van een nieuw Europees Parlement in 2004 zal de goedkeuring van dit voorstel echter naar alle waarschijnlijkheid enige maanden vertragen, wat het risico met zich brengt dat de trawlvisserij rond de Azoren, bij gebrek aan beschermende maatregelen, de diepwaterhabitats schade toebrengt die erg moeilijk kan worden hersteld.

Gelet op bovenstaande overwegingen dient het gebruik van trawls in de betrokken gebieden te worden verboden door middel van een wijziging van de TAC-verordening voor 2004, waarvan bijlage IV uitdrukkelijk aandacht besteedt aan technische visserijmaatregelen die in de loop van 2004 moeten worden toegepast. Op deze wijze kunnen de betrokken diepwaterhabitats tijdelijk worden beschermd in afwachting van een advies van het Europees Parlement en een besluit van de Raad over het voorstel van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98.

De maatregel zal op de lange termijn zeer veel voordelen opleveren voor het milieu, terwijl de visserij-industrie daarvan nauwelijks enige hinder zal ondervinden aangezien de trawlvisserij tot voor kort ook verboden was. Bovendien mag verder worden gevist, zelfs binnen de beschermingszone, op voorwaarde dat gebruik wordt gemaakt van sleepnetten die niet in contact komen met de bodem, bijvoorbeeld pelagische trawls, beugels, ringzegens en ander vast vistuig.

De wetenschappelijke diensten van het Verenigd Koninkrijk hebben nieuwe, gedetailleerde gegevens bekend gemaakt waaruit blijkt dat het aandeel aan kabeljauw in de vangsten van de vloten die buiten de 'beschermingszone voor kabeljauw' actief zijn, een historisch dieptepunt heeft bereikt. Een uitbreiding van de visserij-inspanning, uitgedrukt in het toegestane aantal dagen op zee, voor vaartuigen die niet in de beschermingszone voor kabeljauw vissen, lijkt derhalve slechts een zeer geringe extra bedreiging voor het herstel van de kabeljauw op te leveren. Er moet echter wel op worden toegezien dat dergelijke extra vangstmogelijkheden niet worden overgedragen op vaartuigen uit andere visserijtakken.

De Raad wordt verzocht dit voorstel zo spoedig mogelijk goed te keuren om de vissers in staat te stellen hun activiteiten voor dit visseizoen te plannen.