Toelichting bij COM(2004)96 - Meerjarenprogramma van de EG ter verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

De markt voor digitale inhoud is veranderd sinds het eContent-programma i het licht zag. De veranderingen op deze markt gaan niet volledig in dezelfde richting en reiken ook niet zo ver als destijds werd voorspeld. De markten voor informatie- en communicatietechnologie (ICT) ontwikkelen zich over de gehele linie in een langzamer tempo, hetgeen ook een ongunstig effect op de informatiemarkt heeft gehad. Maar de uitrol, ontwikkeling en innovatie van de technologie zijn daarom nog niet op dood spoor geraakt en talrijke sectoren, waaronder de informatiemarkt, zijn opnieuw gaan groeien.

Dankzij het stijgende aantal snelle, permanente breedbandaansluitingen begint de vraag naar online digitale inhoud te groeien. Zoals wordt erkend door eEurope 2005 i is het welslagen van de introductie van breedbandtoegang tot internet evenwel in doorslaggevende mate afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikt materiaal in digitale vorm. De snelheid waarmee geavanceerde diensten voor mobiele gebruikers (3G en zijn opvolgers) ingang vinden, is eveneens afhankelijk van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van gevarieerde digitale inhoud. Recente ontwikkelingen op het gebied van kennis- en inhoudtechnologieën hebben nieuwe mogelijkheden geschapen voor de verbetering van digitale inhoud en de vereenvoudiging van de bundeling en het hergebruik daarvan in producten en diensten.

Parallel aan deze ontwikkelingen heeft de Unie nieuwe wetgeving ingevoerd, zoals de Richtlijn inzake het hergebruik van overheidsinformatie i en de Auteursrechtenrichtlijn i, die momenteel in nationaal recht wordt omgezet. Beide moeten de totstandkoming van een interne markt voor digitale-inhoudproducten en -diensten bevorderen.

Verwacht wordt dat deze ontwikkelingen nuttig zijn voor applicaties die op digitale inhoud zijn gebaseerd doordat zij leiden tot productiviteitsverhoging, innovatie en betere informatieproducten en -diensten met een positieve impact op inhoud, toepassingen en diensten op het gebied van e-overheid, e-gezondheidszorg, e-business en e-leren, zoals die in het kader van eEurope 2005 worden gepromoot. Deze voordelen zijn niet alleen van belang in economisch opzicht, maar hebben ook een maatschappelijke uitstraling.

De inhoudmarkt omvat de media, de uitgeverijen, online databases en andere zakelijke diensten. De omzet op deze markt in 2002 wordt geschat op 515 miljard euro i. Digitale inhoud is nog maar een klein onderdeel van deze markt, die van oudsher gedomineerd wordt door films, tv-programma's, boeken, video's, muziek, cd's en postordercatalogi.

De convergentie van de media en de wereldwijde dimensie van internet hebben digitale inhoud omgetoverd in een potentieel rendabel goed. Maar de popularisering van digitale inhoud wordt in Europa geremd. In het bijzonder de belemmeringen in verband met de diversiteit van talen, culturen en praktijken van overheden en bedrijven zijn hinderlijk voor de op digitale inhoud gebaseerde grensoverschrijdende diensten in Europa.

De bedoeling van het onderhavige voorstel voor eContentplus (2005-2008) is om iets te doen aan deze belemmeringen en de gebieden van algemeen te inventariseren waar de marktkrachten in Europa adequate investeringen onvoldoende ondersteunen. eContentplus moet de voorwaarden scheppen voor een bredere toegang en een ruimer gebruik van digitale inhoud, evenals waar nodig ook voor een hogere economische opbrengst van diensten die op toegang tot en (her)gebruik van digitale inhoud steunen. Het programma zal daarom een belangrijke bijdrage blijven leveren aan de eEurope-strategie op terreinen zoals e-leren, e-overheid, enz.

In het navolgende voorstel voor een vervolgprogramma wordt de nodige aandacht geschonken aan de resultaten van het huidige programma, de ontwikkeling op het gebied van technologie, markten en wetgeving, alsmede aan eventuele andere koerswijzigingen die zich nog zouden kunnen voordoen.

1.

2. De groeiende betekenis van digitale inhoud


De groeiende betekenis van digitale inhoud kan worden toegeschreven aan twee belangrijke innovaties: de digitalisering van traditionele mediaformaten zoals tekst, foto's, video en audio, en de opkomst van internet als integratieplatform en verspreidingskanaal voor inhoud. Deze innovaties hebben niet alleen de informatierijkdom toegankelijk gemaakt voor de gebruikers maar hebben ook de verspreiding van inhoud een ander aanzien gegeven en de interactie tussen bedrijven, openbare instellingen en overheden onderling en met het brede publiek opnieuw vormgegeven.

Sinds kort proberen bedrijven en overheden de mogelijkheden van internet uit te buiten om de efficiëntie en de groei te verhogen. De invoering van een regelgevingskader ter ondersteuning van grensoverschrijdende online handel en diensten i bewijst samen met de grootscheepse investeringen van de openbare en de particuliere sector in infrastructuur hoe groot het belang is dat in de economie inmiddels aan de online omgeving wordt gehecht. Via de regelgeving is ook druk uitgeoefend om de burgers te bewegen zich op internet aan te sluiten. In de drie jaar die sinds de invoering van de EU-verordening inzake de ontbundeling van het aansluitnet i zijn verstreken, is de internetpenetratie in de Unie, in het bijzonder onder burgers sterk toegenomen. Bijna 100% van de bedrijven, overheidsinstanties en onderwijsinstellingen en 50% van de burgers is online. De prioriteiten zijn nu verschoven naar de uitrol van breedbandige internettoegang. De voordelen voor de gebruikers zijn duidelijk: een hogere snelheid met als gevolg een grotere vraag van de gebruiker naar gevarieerde digitale-inhoudproducten en -diensten.

Nu de online-omgeving een steeds grotere rol opeist bij de verspreiding van kennis en informatie, wordt de vraag naar digitale inhoud van hoge kwaliteit onontkoombaar. De vraag is niet langer of er informatie te vinden is, maar of deze betrouwbaar en volledig is en op de behoeften van de gebruiker kan worden toegesneden. Binnen de informatiemarkt vindt er een paradigmaverschuiving plaats van kwantiteit naar kwaliteit.

De aanbieders van inhoud bevinden zich in een uitstekende positie om een hogere efficiëntie van online transacties te paren aan de hogere meerwaarde van het gebruik van gedigitaliseerde mediaformaten. Het meerwaardeconcept reikt echter verder dan het bundelen van inhoud uit verschillende bronnen of het afstemmen van inhoud op andere marktvoorkeuren en -behoeften. Het kwaliteitselement, dat bij het grootste deel van de momenteel beschikbare inhoud ontbreekt, wordt toegevoegd wanneer inhoud wordt verrijkt met specifieke kennis of informatie die is afgestemd op de beoogde toepassing. Precies daarvoor is een nieuwe generatie van webtechnologieën ontwikkeld, die gebaseerd zijn op de lexica die computers kunnen begrijpen en verwerken. Met kennis verrijkte digitale inhoud biedt de aanbieders van inhoud de mogelijkheid om de interoperabiliteit te verhogen en de kwaliteit van op inhoud gebaseerde producten of diensten te verbeteren.

Met digitale inhoud van hoge kwaliteit dient te worden voorzien in de behoeften van alle Europeanen: gewone burgers, studenten, onderzoekers en zakenlieden die gemakkelijk en snel hun kennis willen uitbreiden en aanbieders van inhoud en andere 'hergebruikers' die de bedoeling hebben de bronnen van digitale inhoud te gebruiken om op meerwaarde gebaseerde producten en diensten van hoge kwaliteit te produceren, onafhankelijk van de plaats en de taal.

2.

3. Een veranderende omgeving


Sinds de start van eContent begin 2001 hebben het technologisch landschap, de regelgevingsomgeving en de markt ingrijpende ontwikkelingen doorgemaakt.

3.

3.1. Technologische ontwikkelingen


Internettoegang ontwikkelt zich steeds meer tot een basisvoorziening. De lagere kosten van hardware voor dataverwerking, -transmissie en -opslag zijn er verantwoordelijk voor dat de prijsgevoeligere markt voor privégebruikers een steeds groter deel van de oorspronkelijk zakelijk gerichte pc- en internetdienstverlenersmarkten voor rekening neemt. Openbare online informatiediensten van overheidslichamen en gezondheidsinstellingen volgen het voorbeeld van de gespecialiseerde commerciële dienstverlening.

Nu de derde generatie van mobiele diensten in Europa in de startblokken staat, wordt verwacht dat mobiele, op locatie-afhankelijke inhoud gebaseerde diensten snel populair zullen worden. In Europa wordt een waaier van technologieën gebruikt om breedbandtoegang aan te bieden, maar het meest verspreid zijn de digitale abonneelijn (DSL) en kabeltoegang.

De ontwikkelingen die tot de ruime verspreiding van internettoegang en de overvloed aan digitale inhoud hebben geleid, bepalen ook de uitdagingen voor de toekomst. Misschien wel het belangrijkst zijn die in verband met het delen, de toegankelijkheid en de benutting van digitale inhoud.

Fundamenteel voor een optimaal gebruik van gedistribueerde systemen zoals het wereldwijd web is het vermogen om de over uiteenlopende organisaties, applicaties en platforms verspreide informatie en functionaliteit te combineren: interoperabiliteit. Hiervoor moet wel een prijs worden betaald: inhoud moet worden voorzien van semantisch eenduidige metadata i.

Inhoudverrijking heeft betrekking op het aanpassen van inhoud (en dienstbeschrijvingen) zodat deze door machines kan worden begrepen en verwerkt, door hieraan een formele en betekenisdragende beschrijving van de inhoud te koppelen. Normen hiervoor, waarin bijvoorbeeld beschrijvende terminologie, lexica, ontologieën i en de formaten waarmee deze voor computerverwerking geschikt worden gemaakt, worden gedefinieerd, staan op het punt om te verschijnen. Voor inhoudverrijking zijn automatische of semi-automatische hulpmiddelen nodig waarmee de metadata en hun ontologieën op kostenefficiënte wijze kunnen worden geproduceerd en onderhouden. Ook dergelijke hulpmiddelen zullen op korte termijn verschijnen.

Metadata kunnen betrekking hebben op talloze categorieën kennis of informatie, zoals achtergrond, context, inhoudtype, formaat, taal, gebruikersrechten en auteursrechten. Inhoudverrijking kan dus bijdragen tot de interoperabiliteit en de kwaliteit door oplossingen te bieden voor problemen zoals geschiktheid voor hergebruik, zoeken en samenstelling, meertaligheid, authenticatie en digitale rechten bij gedistribueerde verzamelingen van digitale inhoud.

De systematische verrijking van inhoudbronnen is een van de antwoorden van de technologie op de vraag van de gebruikers naar inhoud van hoge kwaliteit.

4.

3.2. Een nieuwe regelgevingsomgeving


Met drie nieuwe wetsteksten van de Gemeenschap is een belangrijke stap gezet in de richting van een geschikt wetgevingskader voor de benutting van digitale-inhoudbronnen:

De Overheidsinformatierichtlijn i is gericht op het stimuleren van grensoverschrijdend hergebruik van overheidsinformatie door alle spelers op de Europese informatiemarkt dezelfde basismarktvoorwaarden ten aanzien van hergebruik van overheidsinformatie te bieden. Naar verwachting zal deze richtlijn de ontwikkeling van op overheidsinformatie gebaseerde informatieproducten en -diensten door organisaties met particuliere belangen of met een publieke taak stimuleren.

De Commissie heeft gekozen voor een geïntegreerde benadering van de overheidsinformatieproblematiek. Dit wetgevingsinstrument zal worden begeleid door acties in het kader van het huidige eContent-programma en tot belanghebbenden in de lidstaten gerichte promotieactiviteiten via de onlangs opgerichte Groep ter bevordering van het gebruik van digitale overheidsgegevens. Een van de eerste activiteiten van deze groep was het stimuleren van de lidstaten om lijsten op te stellen van inhoudbronnen met de bedoeling om een Europese inventaris van overheidsgegevens samen te stellen.

Met Richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij is het wetgevingskader voor het auteursrecht en de naburige rechten aangepast aan de uitdagingen van de nieuwe technologie. Deze richtlijn maakt de weg vrij voor de ratificatie van de verdragen van de WIPO (Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom) door de Gemeenschap en de lidstaten. Zij harmoniseert bepaalde aspecten van het auteursrecht in de gehele Unie en voorziet om redenen van algemeen belang in bepaalde uitzonderingen ten gunste van gebruikers zoals consumenten, bibliotheken, onderwijsinstellingen en gehandicapten. Richtlijn 2001/29/EG zal de grensoverschrijdende handel bevorderen in goederen en diensten die onder het auteursrecht en de naburige rechten vallen, met name elektronische producten en diensten.

Richtlijn 96/9/EG van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken is een al wat oudere maatregel waarmee de wetgeving op het gebied van onder meer elektronische en online databanken is geharmoniseerd. Richtlijn 96/9/EG is het voornaamste instrument voor de regulering van het gebruik van elektronische en online-databanken Databanken die in de zin van de richtlijn oorspronkelijk zijn, genieten auteursrechtelijke bescherming, terwijl andere databanken waarin aanzienlijke investeringen zijn gedaan in aanmerking kunnen komen voor een bescherming sui generis. Net zoals bij Richtlijn 2001/29/EG zijn er ook om redenen van algemeen belang bepaalde uitzonderingen gemaakt ten gunste van bepaalde gebruikers.

5.

3.3. Marktontwikkelingen en -belemmeringen


Tot dusver is internet als verspreidingskanaal een commercieel succes omdat het een duidelijke meerwaarde biedt ten opzichte van andere bestaande kanalen. De computeromgeving van internet kan worden gebruikt voor het bundelen, op maat maken en archiveren van inhoud, voor het genereren van statistieken en het creëren van interactieve inhoud en diensten. Bij de presentatie van bedrijfsinformatie, e-leren in het bedrijfsleven en online spelletjes wordt van deze mogelijkheden gebruik gemaakt. Ofschoon het eigenlijk om niche-markten gaat, kennen zij relatief toch veel succes omdat zij rechtstreeks inkomsten genereren. Omdat het hier om commerciële markten gaat waarin de aanbieders van inhoud en diensten al van meet af een belang hebben genomen, dient de ontwikkeling ervan doorgaans aan de marktkrachten te worden overgelaten.

Commerciële markten houden evenwel niet noodzakelijk ook het algemeen belang in het oog. Bovendien kan een opeenstapeling van belemmeringen bedrijven ontmoedigen om in bepaalde markten te investeren.

Terwijl de mediaconvergentie en de wereldwijde dimensie van internet van digitale inhoud een potentieel rendabel goed hebben gemaakt, werkt de ongerustheid over internetpiraterij en rechtenbeheer en de onzekerheid over de succeskansen van business-modellen ontmoedigend op investeringen in de dienstenproductie. Het zwaarste getroffen wordt de amusementssector, waarin deze problemen tussen de eigenaars van inhoud, de consumentenelektronica-industrie, de software-industrie en de netwerkexploitanten nog niet zijn opgelost. Zolang dit problemen nog niet is opgelost, kunnen audiovisuele werken niet op grote schaal via het internet worden verspreid i.

In de sector informatiebronnen bestaat er minder vrees hiervoor. Daar speelt een geheel andere problematiek, vooral in Europa, waar de voorwaarden voor exploitatie van pan-Europese diensten verre van ideaal zijn. De verschillen in de wetgeving en in de technische, bestuurlijke en culturele praktijken tussen de lidstaten worden nog verergerd door de veelheid van talen in de Gemeenschap, met gevolgen voor de toegankelijkheid en bruikbaarheid van inhoudbronnen. De uitbreiding van de Unie plaatst ons voor nieuwe uitdagingen, omdat het aantal talen en bestuurlijke praktijken dat door inhouddiensten moet worden gedekt, nog groter wordt.

De problemen bij de ontwikkeling van pan-Europese producten en diensten hebben niet alleen gevolgen voor de ontwikkelaars van deze diensten, maar hebben ook negatieve consequenties voor de gebruikers - organisaties en particulieren.

Betrouwbare diensten die gebaseerd zijn op informatie waarover overheidslichamen beschikken en die bijvoorbeeld betrekking hebben op administratieve procedures, bedrijfsprofielen, milieugegevens of weersinformatie, zijn waardevolle instrumenten zowel voor bedrijven die actief zijn op de interne markt als voor particulieren. De rechtsonzekerheid die het gevolg is van verschillen in de voorwaarden voor hergebruik van overheidsinformatie tussen lidstaten, heeft het grensoverschrijdend gebruik van producten en diensten door particuliere organisaties afgeremd. Bovendien hebben de verschillen binnen en tussen lidstaten in de methoden voor het verzamelen, opslaan, inventariseren en beschrijven van overheidsinformatie grenzen gesteld aan de interoperabiliteit over de grenzen heen. En juist die interoperabiliteit is een randvoorwaarde voor de realisatie van zulke diensten.

Spatiële informatie, d.w.z. informatie waarbij de geografische locatie gekoppeld wordt aan andere gegevens en informatie, spelen een rol bij tot 80% van alle gegevens die in handen zijn van openbare lichamen. Deze kan worden geëxploiteerd voor applicaties op gebieden zoals vervoer, gemeenschapsontwikkeling, landbouw, nooddiensten en milieubeheer. Bovendien zullen zij een belangrijke rol gaan spelen bij mobiele communicatiediensten. Omdat zij onder meer met behulp van teledetectie, cartografie en landmeting worden verzameld, is spatiële informatie bijzonder gevoelig voor 'technische fragmentatie'. Deze fragmentatie is fnuikend voor de groeiperspectieven van zo'n 6000 zowel openbare als particuliere organisaties die zich in Europa met ruimtelijke informatie bezighouden.

Omdat de technieken voor vertaling en lokale aanpassing (of lokalisering) verbeterd zijn, vormen het meertalige en multiculturele karakter van de Europese markt nu een minder groot struikelblok voor bedrijven die zich de desbetreffende technische oplossingen kunnen veroorloven en die er belang bij hebben de bredere markt te bereiken. De zakelijke markt voor e-leren is daarom groeiende (volgens IDC in 2002 met 96% op jaarbasis). Maar het is duidelijk dat een belangrijk deel van de Europese gebruikers - schoolkinderen, studenten, onderzoekers en particulieren - uit de boot valt bij de ontwikkelingen omdat zij geen massamarkt vertegenwoordigen. Voor hen is de toegang tot door scholen en universiteiten vervaardigd cursusmateriaal en tot de omvangrijke digitale verzamelingen van culturele en onderzoeksinstellingen van essentieel belang.

Deze belemmeringen hebben niet uitsluitend een technisch karakter. Zo bepaalt de wetgeving in sommige sectoren dat het gebruik van bepaalde inhoud voor onderwijsdoeleinden gratis is, terwijl dit in andere lidstaten onder soortgelijke voorwaarden in strijd is met het auteursrecht. Bovendien schort het aan kennis en ervaring in de omgang met systemen voor digitaal rechtenbeheer voor de vereffening van rechten; dit springt het meest in het oog in de onderwijssector.

Bij pan-Europese diensten moet ook rekening worden gehouden met de meertaligheid en multiculturaliteit van het Europese publiek. Het gebruik van technieken voor lokale aanpassing waardoor grensoverschrijdende bundeling en verspreiding van meertalige digitale inhoud mogelijk wordt, brengt extra kosten mee voor de samenstellers. Er zijn normen waaraan moet worden voldaan om te voorzien in de behoeften van de gebruikers ten aanzien van meertaligheid, die betrekking hebben op leerobjecten, indexering, metadata en ontologieën. De diversiteit hiervan alleen al werkt als een technische belemmering. Maar soms zijn de nationale markten ook gewoon te klein.

De belemmeringen blijven dus niet alleen voortbestaan, zij zijn er te over.

Met de voorgestelde maatregel van de Gemeenschap moeten daarom de voorwaarden worden geschapen om deze belemmeringen uit de weg te ruimen door de nadruk te leggen op methoden, gereedschappen, processen en diensten op het gebied van het ontwerpen, ontwikkelen, toegankelijk maken en verspreiden van digitale inhoud van hoge kwaliteit, waarbij de feitelijke productie daarvan aan de marktkrachten en, voor zover van toepassing, aan andere specifieke initiatieven van de Gemeenschap wordt overgelaten.

6.

4. eContent: de nog resterende uitdagingen


Het onderhavige voorstel betreft een vervolg op het eContent-programma, dat in januari 2001 voor een periode van vier jaar van start is gegaan. In de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende de tussentijdse evaluatie van het eContent-programma i werden tamelijk positieve conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan voor een vervolgprogramma, zij het met een iets minder ruim toepassingsgebied en een duidelijker zwaartepunt teneinde de impact zo groot mogelijk te maken. De belangrijkste aanbevelingen, die ook uit een aantal specifieke raadplegingen van belanghebbenden (namelijk die over het eContent-werkprogramma, alsmede de vergaderingen van het comité programmabeheer voor eContent, de Digital Public Data Group en andere relevante, door de diensten van de Commissie georganiseerde vergaderingen) naar voren zijn gekomen, zijn hieronder samengevat:

In de eerste plaats is de oplossing van de problematiek van de grensoverschrijdende informatievoorziening op basis van het gebruik van overheidsinformatie een terrein waarop de EU een aanmerkelijke meerwaarde kan toevoegen. Er dient meer aandacht te worden geschonken aan het gebruik van metadata. De doeltreffende inzet van technologie bij de optimalisering van de economische levensvatbaarheid op de langere termijn is een thema dat organisaties op deze nog jonge markt niet uit de weg mogen gaan.

In de tweede plaats dient de problematiek van de lokale aanpassing van inhoud - dat door eContent nog als een apart thema wordt behandeld - te worden geïntegreerd in alle diensten die een Europese dimensie pretenderen te hebben. Lokaliseringstechnieken en geschikte open normen, die ook op commerciële markten steeds meer ingang vinden, dienen te worden ingezet met het oog op maatschappelijke voordelen op gebieden zoals educatieve, culturele en wetenschappelijke inhoud. Hoewel lokaliseringstechnieken van groot belang zijn, wordt er bij het programma de nadruk op gelegd dat, teneinde meertalige en multiculturele inhoud te ontwerpen en af te leveren, met deze aspecten vanaf het prille begin van het proces rekening moet worden gehouden, met aandacht voor de door de verschillende doelgroepen en -markten gestelde eisen.

In de derde plaats heeft eContent een katalysatorwerking gehad op de samenwerking tussen een groot aantal marktspelers bij de uitvoering van diverse projecten die anders niet met dezelfde diepgang om reikwijdte zouden zijn uitgevoerd i.

De belangrijkste tekortkoming van eContent was een te brede doelgroep met als gevolg een gebrek aan zwaartepunt. Daardoor was het noodzakelijk een aantal steungebieden te laten vallen, zoals het overbruggen van het financieringsproblemen van inhoudbedrijven, en zich te concentreren op een beperkt aantal soorten inhoud. De Commissie is al bij de opstelling van het eContent-werkprogramma 2003-2004 begonnen deze tekortkoming te ondervangen.

Het vervolgprogramma is erop gericht de voorwaarden te scheppen voor een bredere toegang tot en een ruimer gebruik van digitale inhoud, evenals waar nodig ook voor een hogere economische opbrengst van nieuwe, op inhoud gebaseerde diensten. De bedoeling is de investeringen in de ontwikkeling te bevorderen, het aanbod aan op inhoud gebaseerde diensten van hoge kwaliteit te verruimen en de verspreiding van kennis en informatie te verbeteren.

7.

5. Het vervolgprogramma - voorgestelde prioriteiten


8.

5.1. Doelstellingen en accenten


Om een antwoord te bieden op de gestelde uitdagingen wordt voorgesteld een financieel steunprogramma vast te stellen met als algemene doelstelling: de verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa om aldus de ontwikkeling en verspreiding van informatie en kennis op gebieden van algemeen belang te bevorderen op het niveau van de Unie. Met dit programma zal een fikse bijdrage worden geleverd aan de realisatie van de strategie van Lissabon en zal de slagkracht van Europa in de kenniseconomie worden vergroot. Het programma is toegespitst op eindgebruikers - particuliere burgers, studenten, onderzoekers en werknemers die hun kennis wensen te vergroten - en 'hergebruikers' die digitale inhoudbronnen willen opwaarderen en exploiteren met het oog op winst. Het dient de keuzemogelijkheden van de gebruiker te verruimen en de betrokken spelers te helpen de vruchten te plukken die de op kennis gebaseerde digitale inhoud te bieden heeft.

Over de gehele linie zal de nadruk worden gelegd op betere inhoud, die dient om de verspreiding van informatie en kennis te bevorderen, in plaats van op meer inhoud. Het gebruik van metadata om de inhoud zelf te verrijken wordt beschouwd als een essentieel element om de interactiviteit, herbruikbaarheid en interoperabiliteit van inhoud te verbeteren. Kennisverruiming is bevorderlijk voor de ontwikkeling van dynamische inhoud die is afgestemd op een specifieke context (leren, cultuur, enz.).

De maatschappelijke context mikt op gebieden waarop de marktkrachten alleen niet volstaan om ervoor te zorgen dat de burgers en gebruikersorganisaties in de Unie kunnen profiteren van het aanbod aan inhoud dat door de nieuwste technologieën wordt ontsloten. Het doel is de beschikbaarheid van herbruikbare en interoperabele inhoud van hoge kwaliteit te verbeteren met het oog op de ontwikkeling van diensten. Het bestrijkt gebieden van algemeen belang zoals overheidsinformatie, lesmateriaal, wetenschappelijke inhoud, alsmede van culturele instellingen afkomstige inhoud.

De economische dimensie is erop gericht een bijdrage te leveren tot het scheppen van de voorwaarden voor een hogere economische opbrengst op diensten die op inhoud zijn gebaseerd. Speciale aandacht zal uitgaan naar spatiële informatie voor de oplossing van interoperabiliteitsproblemen, die bijzonder acuut zijn omdat de verzameling van spatiële informatie technologieafhankelijk is (bv. van sensoren) en op regionaal niveau plaatsvindt. Hieronder vallen eveneens locatieafhankelijke (mobiele) diensten waarbij spatiële informatie wordt gebruikt, alsmede diensten die op de koppeling van spatiële informatie met andere informatie zijn gebaseerd.

9.

5.2. Tenuitvoerlegging


Het programma heeft drie concrete doelstellingen:

* Bevordering van de toegankelijkheid van Europese digitale inhoud

* Verhoging van de kwaliteit door bevordering van goede praktijken op het gebied van digitale inhoud

* Verbetering van de samenwerking en kennis onder marktspelers op het gebied van digitale inhoud

In het kader van het programma zullen projecten worden gefinancierd ter verbetering van de gereedschappen, processen en diensten die relevant zijn voor de productie, beschikbaarstelling, toepassing en verspreiding van digitale inhoud. Wanneer digitale inhoud ook betrekking heeft op persoonsgegevens, dienen de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG in acht te worden genomen. Het programma bevordert de overdracht van kennis, ervaring en goede praktijken, coördinatieactiviteiten, en de kruisbestuiving tussen inhoudsectoren, aanbieders van inhoud en gebruikers. Daartoe wordt bij het programma gebruik gemaakt van activiteiten op het gebied van goede praktijken die gewoonlijk in thematische clusters plaatsvinden, alsmede van thematische netwerken waarbij diverse spelers zich gezamenlijk inzetten voor een gegeven technologische en organisatorische doelstelling.

Het leidmotief van het programma is het maximaliseren van de impact op de categorie van spelers buiten de kring van programmadeelnemers. Door het toepassingsgebied minder ruim te kiezen, zowel in termen van deelnemers als wat betreft de doelstellingen, moet dit eenvoudiger worden.

Het voorgestelde budget voor het programma bedraagt EUR 163 miljoen voor een periode van vier jaar (2005-2008).

Meer concreet dienen de programma-activiteiten om de totstandkoming van pan-Europese raamwerken (van diensten, informatie-infractructuurvooorzieningen, enz.) te ondersteunen waardoor het gemakkelijker wordt digitale inhoud in Europa op te sporen en te ontsluiten, nieuwe, op inhoud gebaseerde diensten te ontwikkelen en deze organisatorisch te onderbouwen. Een reeks van experimenten zal worden uitgevoerd om te laten zien hoe semantisch duidelijk omschreven metadata de (her)bruikbaarheid, doorzoekbaarheid en interoperabiliteit van digitale inhoud in meertalige en multiculturele omgevingen kan bevorderen. Wanneer digitale inhoud ook betrekking heeft op persoonsgegevens, dient de gebruikte technologie de privacy te beschermen of, waar mogelijk, zelfs te verhogen. Doelgebieden zijn overheidsinformatie, spatiële informatie, leren en culturele inhoud.

Door de organisatorische raamwerken te cultiveren met het oog op een betere ontsluiting van digitale bronnen en door voorbeelden te geven van optimaal gebruik van technologieën voor de exploitatie ervan kunnen de zichtbare risico's voor organisaties worden verminderd, waardoor een beter klimaat wordt geschapen voor investeringen en innovatie in digitale inhoud.

Nieuwe generaties van technologieën worden ontworpen om de gebruikers ervan meer functionaliteit en/of besparingen te bieden. Door in hun producten- en dienstenpakket doelmatig gebruik te maken van de meest recente technologieën kunnen bedrijven een beslissende commerciële voorsprong krijgen op bedrijven die op technologie van oudere generaties vertrouwen, vooral gezien het wereldwijde karakter van de huidige economie.

10.

5.3. Relaties met andere programma's van de Gemeenschap


Er zijn relaties met andere programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) van de Gemeenschap, met name op het gebied van semantische kennistechnologie, leren met technologische ondersteuning en toegang tot het cultureel erfgoed, alsmede met een aantal programma's buiten de onderzoeksfeer. Bij deze laatste gaat het om 'Uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten' (IDA), waarmee de interoperabiliteit wordt bevorderd in termen van de inhoud van de informatie die binnen en tussen de overheid en de particuliere sector wordt uitgewisseld. Om deze doelstellingen te bereiken zijn diverse initiatieven ontplooid op de gebieden metadata en interoperabiliteit van inhoud, zoals de samenstelling van een werkdocument van de diensten van de Commissie over interoperabiliteit i en de ontwikkeling van het Europese interoperabiliteitskader.

Andere relevante, niet op onderzoek gerichte programma's betreffen onder meer bepaalde cultuur- en onderwijsprogramma's van de Gemeenschap (de programma's MEDIA, Socrates-Minerva en Leonardo da Vinci, en het voorstel voor het programma eLearning), evenals andere initiatieven voor de ontwikkeling van normen voor interoperabele metadata.

Bij de voorgestelde activiteiten wordt gedeeltelijk voortgebouwd op de resultaten die bij de OTO-programma's zijn bereikt, waarbij rekening wordt gehouden met activiteiten die in het kader van andere programma's en initiatieven zijn ontplooid, zoals die op het gebied van kwaliteit bij e-leren, met de bedoeling dubbel werk te voorkomen en de impact zo groot mogelijk te maken. Gedeeltelijk vormen deze een aanvulling op de activiteiten in het kader van IDA. IDA heeft betrekking op de interoperabiliteit van overheidsdiensten, terwijl het bij eContentplus om overheidsinformatie gaat die voor commercieel hergebruik geschikt wordt gemaakt.

11.

6. Conclusie


In Europa is nu de weg vrijgemaakt voor een energieke benutting van het nog onaangeroerde potentieel van digitale inhoud.

Het is de combinatie van deze elementen - een optimaal gebruik van technologie om iedereen toegang te verschaffen tot informatie en kennis, en een verbetering van de voorwaarden voor pan-Europese investeringen van bedrijven - die Europa een plaats in de voorhoede van de kenniseconomie zal bezorgen.