Toelichting bij COM(2004)666 - Aanpassing van de financiële vooruitzichten 2000-2006

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Rubriek 1 - Landbouw

In het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) waaraan de Raad in september 2003 zijn goedkeuring heeft gehecht1, zullen de rechtstreekse betalingen worden verlaagd (modulatie) om beleidsmaatregelen inzake plattelandsontwikkeling te financieren. Voor een beter evenwicht tussen de beleidsinstrumenten die op bevordering van duurzame landbouw zijn gericht en die welke bevordering van de plattelandsontwikkeling tot doel hebben, alsmede om de extra maatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling te financieren, dient voor de hele Gemeenschap op verplichte basis een systeem te worden ingevoerd waarbij de rechtstreekse betalingen in de jaren 2005 tot en met 2012 geleidelijk worden verlaagd.

Alle rechtstreekse betalingen van meer dan 5 000 EUR worden jaarlijks met een bepaald percentage verlaagd. De besparingen die daaruit voortvloeien, worden gebruikt om extra maatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling te financieren en worden volgens objectieve criteria over de lidstaten verdeeld. Het modulatiepercentage bedraagt in 2005 3% van de bedragen die aan landbouwers worden verstrekt, in 2006 4% en in de periode 2007‑2012 5%.

Een deel van de vastleggingskredieten die in subrubriek 1a (gemeenschappelijk landbouwbeleid) van de financiële vooruitzichten zijn opgenomen voor rechtstreekse betalingen, moet dus worden overgeheveld naar subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling). Dit heeft echter geen gevolgen voor het totale maximum van rubriek 1, omdat het om een budgettair neutrale operatie binnen de beide subrubrieken gaat.

Het eerste jaar (kalenderjaar 2005 = begrotingsjaar 2006) van deze overheveling is tevens het laatste jaar van de huidige financiële vooruitzichten.

De modulatie is niet van toepassing op de nieuwe lidstaten gedurende de periode van de geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen.

Volgens de huidige ramingen moet voor de begroting 2006 ongeveer 655 miljoen euro aan vastleggingskredieten worden overgeheveld van subrubriek 1a naar subrubriek 1b.

Volgens punt 10 van het interinstitutioneel akkoord (IIA) van 1999 stellen "de financiële vooruitzichten 2000-2006 (…) voor elk van die jaren en voor elke rubriek en subrubriek uitgavenbedragen in de vorm van kredieten voor vastleggingen vast". In de eerste alinea van punt 11 wordt daaraan toegevoegd dat 'de instellingen erkennen dat elk van de in de financiële vooruitzichten 2000-2006 in absolute waarde vastgestelde bedragen een jaarlijks maximumbedrag aan uitgaven voor de algemene begroting der Europese Gemeenschappen betekent.'

De modulatie heeft dan ook tot gevolg dat de financiële vooruitzichten moeten worden herzien overeenkomstig de procedure die wordt beschreven in punt 19 tot 21 van het IIA.

Omdat het totale maximum van rubriek 1 niet verandert, stelt de Commissie voor om in de overzichten van de financiële vooruitzichten voor 2006 bij rubriek 1 de volgende voetnoot in te voegen:

"De inachtneming van de maxima van de financiële vooruitzichten verhindert niet dat in 2006 kredieten van subrubriek 1a naar subrubriek 1 b worden overgeheveld in verband met de modulatie volgens de voorwaarden en binnen de grenzen van artikel 10 van Verordening nr. 1782/2003 van de Raad".

Met deze wijziging van de financiële vooruitzichten kan de Commissie bij het opstellen van het voorontwerp van begroting 2006 uitgaan van de GLB-hervorming van 2003.

Rubriek 2 Structurele maatregelen

Voor de consolidatie van het vredesproces in Noord-Ierland, waaraan het Peace-programma in de periode 2000-2004 een wezenlijke en originele bijdrage heeft geleverd, is nog steeds financiële steun van de Gemeenschap nodig gedurende de resterende periode van de financiële vooruitzichten 2000-2006. De Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 heeft de Commissie opgeroepen om te onderzoeken of het mogelijk is om interventies uit hoofde van het programma PEACE II te doen aansluiten op andere structurele maatregelen die in 2006 aflopen, met inbegrip van de financiële implicaties.

Vanwege het bijzondere karakter van de subrubriek 'Structuurfondsen' van de financiële vooruitzichten en vanwege het ontbreken van een marge in deze subrubriek, moet voor de extra uitgaven voor Peace-II voor 2005 en 2006 het maximum van de vastleggingskredieten van de subrubriek 'Structuurfondsen' worden verhoogd met het bedrag van deze extra uitgaven. Deze bedragen zijn opgenomen in Verordening nr. …./…. van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen en moeten worden toegevoegd aan de huidige vastleggingskredieten van de subrubriek 'Structuurfondsen'.

In overeenstemming met artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1164/94 tot oprichting van een Cohesiefonds, heeft de Commissie een tussenbalans opgesteld. De verordening bepaalt dat lidstaten met een bruto nationaal product (BNP) per hoofd van de bevolking van meer dan 90 % van het communautaire gemiddelde, berekend op basis van koopkrachtpariteit, het recht op bijstand uit het Fonds voor nieuwe projecten verliezen. Op basis daarvan werd in de tussenbalans geconcludeerd dat Ierland vanaf 2004 niet langer in aanmerking kwam voor bijstand uit het Cohesiefonds. De financiële gevolgen van het feit dat Ierland niet langer een beroep kan doen op het Cohesiefonds worden uiteengezet in een mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement.2

Artikel 4 van de verordening bepaalt dat ingeval een lidstaat niet meer voor bijstand in aanmerking komt, de middelen van het Cohesiefonds dienovereenkomstig worden verminderd. De vastleggingskredieten van de subrubriek 'Cohesiefonds' van rubriek 2 van de financiële vooruitzichten moeten daarom worden verlaagd met de desbetreffende bedragen.

De Commissie stelt daarom in verband met de voortzetting van het Peace-programma en het feit dat Ierland niet langer in aanmerking komt voor bijstand uit het Cohesiefonds, voor om:

- het maximum voor de vastleggingskredieten van de subrubriek 'Structuurfondsen' te verhogen, dat van de subrubriek 'Cohesiefonds' te verlagen en het maximum van rubriek 2 'Structurele maatregelen' dienovereenkomstig, tegen de prijzen van 1999, aan te passen voor 2005 en 2006;

- de technische aanpassing op deze bedragen voor 2005 toe te passen, overeenkomstig de ontwikkeling van de prijzen en het BNI (bruto nationaal inkomen).