Toelichting bij COM(2004)664 - Uitwisseling van gegevens uit het strafregister - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2004)664 - Uitwisseling van gegevens uit het strafregister. |
---|---|
bron | COM(2004)664 ![]() ![]() |
datum | 13-10-2004 |
In elke lidstaat worden veroordelingen van personen volgens verschillende procedures geregistreerd in hiertoe speciaal aangelegde registers. Er bestaan uitwisselingsmechanismen om de toezending van deze gegevens tussen de lidstaten te vergemakkelijken, met name in het kader van het Europees verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 1959 i. Uit een onderzoek van hun werking blijkt echter dat deze onvolledig, aleatoir en traag zijn en niet meer voldoen aan de vereisten van justitiële samenwerking in een ruimte zonder binnengrenzen zoals de Europese Unie. Recente tragische pedofiliezaken hebben bovendien aan het licht gebracht dat de uitwisseling van gegevens over veroordelingen tussen de lidstaten belangrijke disfuncties vertoont. Ook voor de bestrijding van terrorisme is een snelle verbetering van de kwaliteit van deze uitwisselingen noodzakelijk i.
Het onderhavige voorstel heeft tot doel de werking van de bestaande mechanismen te verbeteren in afwachting van de invoering van een geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen tussen de lidstaten. De Commissie zal binnenkort voorstellen indienen voor het opzetten van een dergelijk systeem. Dit zal echter een aanzienlijke technische en juridische voorbereiding vergen, zodat het systeem pas over enkele jaren zal kunnen functioneren. Het onderhavige voorstel heeft dan ook niet tot doel de aard van de aan de lidstaten opgelegde verplichtingen te wijzigen, maar beoogt enkel een praktische verbetering van het huidige systeem, zonder vooruit te lopen op de resultaten van de toekomstige werkzaamheden. Het is overigens om deze reden dat de Commissie meent dat het aannemen van een besluit dat geen aanpassing van de nationale wetgeving met zich brengt, het doeltreffendste middel is om een snelle verbetering van de huidige methoden te realiseren.
Het voorstel voorziet in de aanwijzing van een centrale autoriteit per lidstaat en bestaat uit twee grote onderdelen, die respectievelijk artikel 22 en artikel 13 van het verdrag van 1959 aanvullen.
Het eerste deel van het voorstel heeft tot doel te waarborgen dat het strafregister van de lidstaat waarvan een persoon de nationaliteit heeft zo snel mogelijk wordt aangevuld, zodat snel volledige gegevens beschikbaar zijn over de strafrechtelijke veroordelingen die een EU-onderdaan op het grondgebied van de Europese Unie heeft opgelopen. Het verdrag van 1959 legt de verdragsluitende staten reeds de verplichting op elkaar in kennis te stellen van strafvonnissen die betrekking hebben op hun onderdanen, maar deze uitwisseling van gegevens vindt slechts éénmaal per jaar plaats. In dit voorstel is bepaald dat de gegevens onverwijld moeten worden meegedeeld van zodra de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de veroordeling is uitgesproken ze hebben ontvangen. Om de bovengenoemde redenen wordt de aard van de aan de lidstaten opgelegde verplichtingen niet gewijzigd en is met name niet voorzien in de verplichting van de staat van veroordeling om tevens de staat waar de veroordeelde zijn verblijfplaats heeft te informeren, wat denkbaar zou zijn geweest voor niet-communautaire onderdanen of voor EU-onderdanen die in een andere lidstaat verblijven dan de lidstaat waarvan zij de nationaliteit bezitten. Deze gevallen zullen worden behandeld in het kader van de invoering van het bovengenoemde geautomatiseerde systeem voor gegevensuitwisseling.
Het tweede deel heeft betrekking op verzoeken om gegevens uit het strafregister, die momenteel worden geregeld door artikel 13 van het verdrag van 1959, en de antwoorden op deze verzoeken. Het voorstel heeft verschillende doelstellingen. Aangezien het verdrag van 1959 geen termijn bevat voor de toezending van de gevraagde gegevens, vult het voorstel deze bepaling aan door een termijn van maximaal vijf dagen op te leggen voor het beantwoorden van een verzoek om gegevens uit het strafregister. Om de gegevensuitwisseling te vergemakkelijken voorziet het voorstel tevens in standaardformulieren voor de verzoeken en de antwoorden. Deze formulieren, die in alle talen van de Europese Unie beschikbaar zijn, moeten het vertaalwerk aanzienlijk verlichten.
In een ruimte met vrij verkeer van personen kan door een verbetering van de kwaliteit van de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten, met name betreffende de veroordelingen die personen hebben opgelopen, het algemene veiligheidsniveau op het gehele grondgebied van de Europese Unie worden verhoogd. Dat doel kan enkel worden gerealiseerd door een gecoördineerde actie op het niveau van de Europese Unie. Dit voorstel is overigens beperkt tot een verbetering van de huidige conventionele mechanismen, zonder dat deze fundamenteel ter discussie worden gesteld. Het eerbiedigt dan ook strikt het evenredigheidsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 5 van het EG-Verdrag.
Rechtsgrond
De rechtsgrond van dit voorstel is artikel 31 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (zoals gewijzigd bij het Verdrag van Nice), dat handelt over het gezamenlijk optreden inzake justitiële samenwerking in strafzaken, alsmede artikel 34, lid 2, onder c.
Inhoudsopgave
- 3. Financieel memorandum
- 4. Toelichting per artikel
- Artikel 2 - Centrale autoriteit
- Artikel 3 -Mededeling van gegevens over veroordelingen op eigen initiatief
- Artikel 4 - Verzoek om gegevens over veroordelingen
- Artikel 5 - Voorwaarden voor het gebruik van persoonsgegevens
- Artikel 6 - Talen
- Artikel 7 - Verhouding met andere rechtsinstrumenten
- Artikel 8 - Uitvoering
- Artikel 9 - Inwerkingtreding
De tenuitvoerlegging van het ontwerpbesluit brengt geen extra beleidsuitgaven mee ten laste van de begrotingen van de lidstaten of van de begroting van de Europese Unie.
Artikel 1 - Definities
Dit artikel bevat de definities van de begrippen 'strafregister' en 'veroordeling'. De definitie van 'veroordelingen' houdt rekening met het begrip strafbaar feit, zoals dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 51 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 1990 en dat is overgenomen in de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie van 29 mei 2000 i. Deze definitie is coherent met de gebruikelijke werkingssfeer van wederzijdse rechtshulp.
Het 'strafregister' is het nationale register waarin deze veroordelingen worden geregistreerd. In bepaalde lidstaten kunnen er meerdere registers bestaan.
Dit artikel bepaalt dat elke lidstaat een centrale autoriteit aanwijst voor de toepassing van dit besluit.
In samenhang met artikel 2 verduidelijkt dit artikel de toepassingsvoorwaarden van artikel 6, lid 8, onder b), van de overeenkomst van 29 mei 2000 met betrekking tot de bevoegde centrale autoriteiten. Het neemt de in artikel 22 van het verdrag van 1959 vastgelegde verplichting over, maar verduidelijkt dat de gegevens onverwijld moeten worden meegedeeld.
Dit artikel handelt over de verzoeken om gegevens en over de antwoorden op deze verzoeken. Het vult artikel 13 van het verdrag van 1959 aan. Het komt niet in de plaats van de mogelijkheid die de gerechtelijke autoriteiten hebben om de gegevens uit het strafregister op grond van artikel 6, lid 1, van de overeenkomst van 29 mei 2000 rechtstreeks toe te sturen. De gerechtelijke autoriteiten kunnen deze gegevens dus bekomen door zich rechtstreeks tot hun ambtgenoten in de betrokken lidstaat te wenden, of door zich tot de aangewezen centrale autoriteit te wenden.
Het verzoek wordt gedaan aan de hand van het formulier dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd en wordt door de centrale autoriteit van de verzoekende lidstaat toegezonden aan de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat. De aangezochte lidstaat antwoordt onmiddellijk en in ieder geval binnen een termijn van maximaal vijf dagen en gebruikt het hiervoor bedoelde antwoordformulier. Het antwoord bevat de gegevens die eventueel op grond van artikel 3 zijn meegedeeld en gaat vergezeld van een uittreksel uit het strafregister.
Dit artikel preciseert de voorwaarden voor het gebruik van de op grond van artikel 4 meegedeelde gegevens. Zij kunnen in het kader van strafprocedures worden gebruikt. Het gebruik voor andere doeleinden wordt onderworpen aan de door de aangezochte staat gespecificeerde beperkingen, alsmede aan de nationale voorschriften die de toegang tot de gegevens van het strafregister in de verzoekende lidstaat regelen. Indien de gegevens met andere doeleinden zijn meegedeeld, kan de aangezochte lidstaat de verzoekende lidstaat vragen om in kennis te worden gesteld van het gebruik dat ervan werd gemaakt. Overeenkomstig de gebruikelijke voorschriften inzake gegevensbescherming zijn de beperkingen inzake gebruik niet van toepassing op door een lidstaat verkregen gegevens die uit diezelfde lidstaat afkomstig zijn.
Dit artikel heeft tot doel de gegevensuitwisseling zoveel mogelijk te vergemakkelijken door met name te bepalen dat het door de verzoekende lidstaat aan de aangezochte lidstaat toegezonden verzoek in een van de officiële talen van de aangezochte lidstaat moet zijn opgesteld.
Het onderhavige besluit vervolledigt de geldende verdragsbepalingen en voert geen autonoom mechanisme voor gegevensuitwisseling in. Voor een goede werking van het beoogde besluit is niettemin vereist dat de lidstaten afzien van de mogelijkheid om voorbehoud te maken ten aanzien van artikel 13 van het verdrag van 1959.
Dit artikel legt de lidstaten de verplichting op om de nodige maatregelen te nemen teneinde hun nationale wetgeving in voorkomend geval uiterlijk op 30 juni 2005 in overeenstemming te brengen met dit besluit.
Dit artikel bepaalt dat het besluit van kracht wordt op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.