Toelichting bij COM(2004)761 - Aanpassing met ingang van 1 juli 2004 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de EG, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

INLEIDING

Overeenkomstig artikel 1 van bijlage XI bij het Statuut heeft Eurostat een verslag opgesteld over de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud voor Brussel, de ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren, en de economische pariteiten waaruit de aanpassingscoëfficiënten voortvloeien.

Overeenkomstig artikel 3 van bijlage XI neemt de Raad vóór het einde van elk jaar een besluit over de door de Commissie voorgestelde en op de genoemde elementen gebaseerde aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen met ingang van 1 juli.

ONTWIKKELING VAN DE KOOPKRACHT VAN DE BEZOLDIGINGEN VAN DE NATIONALE AMBTENAREN (SPECIFIEKE INDICATOR)

Eurostat heeft aan de hand van de gegevens die zijn verstrekt door de in artikel 1, lid 4, van bijlage XI genoemde acht lidstaten, de ontwikkeling van de nettobezoldigingen, exclusief inflatie, van de nationale ambtenaren in dienst van de centrale overheid in die acht lidstaten berekend.

De gemiddelde ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren voor de periode juli 2003 - juli 2004 als gemeten met de specifieke indicator is gelijk aan -1,2%.

ONTWIKKELING VAN DE KOSTEN VAN LEVENSONDERHOUD VOOR BRUSSEL (INTERNATIONAAL INDEXCIJFER)

Eurostat heeft, aan de hand van de door de Belgische autoriteiten verstrekte gegevens, de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel voor de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen berekend.

De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel voor de periode juni 2003 - juni 2004 als gemeten met het internationale indexcijfer is gelijk aan 1,9%.

AANPASSING VAN DE BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN IN BELGIË EN LUXEMBURG

De waarde van de aanpassing is gelijk aan het product van de specifieke indicator (-2%) en het internationale indexcijfer van Brussel (1,9%).

(101,9% x 98,8%) / 100 –100 = 0,7%

De netto-aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen in België en in Luxemburg is dus 0,7%.

Op grond van artikel 3 van bijlage XI bij het Statuut is in België en Luxemburg geen aanpassingscoëfficiënt van toepassing.

AANPASSING VAN DE BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN BUITEN BELGIË EN LUXEMBURG

Buiten België en Luxemburg wordt de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen verkregen door vermenigvuldiging van de aanpassing in België en Luxemburg met de ontwikkeling van de aanpassingscoëfficiënten en de wisselkoers.

De in de verordening genoemde aanpassingscoëfficiënten voor de bezoldigingen, de pensioenen en de overmaking van een deel van de bezoldiging zijn als volgt berekend:

Aanpassingscoëfficiënten voor de ambtenaren buiten België en Luxemburg

Eurostat heeft, in overleg met de nationale diensten voor de statistiek, de economische pariteiten berekend die moeten zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen de referentiestad Brussel en de andere standplaatsen per 1 juli 2004.

De aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die in de lidstaten buiten België en Luxemburg werkzaam zijn, worden verkregen door de economische pariteiten en de wisselkoersen voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen op 1 juli 2004 aan elkaar te relateren.

Aanpassingscoëfficiënten voor de gepensioneerden buiten België en Luxemburg en aanpassingscoëfficiënten voor de overmakingen

Eurostat heeft, in overleg met de nationale diensten voor de statistiek, de economische pariteiten berekend die moeten zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de pensioenen tussen referentieland België en de andere landen van verblijf per 1 juli 2004.

De aanpassingscoëfficiënten die zijn berekend voor de pensioenen van de personen die in een land buiten België en Luxemburg verblijven worden verkregen door de economische pariteiten en de wisselkoersen op 1 juli 2004 aan elkaar te relateren.

Overeenkomstig artikel 17 van bijlage VII bij het Statuut zijn deze coëfficiënten met ingang van 1 januari 2005 rechtstreeks van toepassing op de overmakingen door de ambtenaren en andere personeelsleden.

Overeenkomstig artikel 20 van bijlage XIII bij het Statuut zijn de aanpassingscoëfficiënten voor de pensioenen uitsluitend van toepassing op het deel van het pensioen dat overeenkomt met de vóór 1 mei 2004 verworven rechten.

Overeenkomstig lid 2 van datzelfde artikel zijn de aanpassingscoëfficiënten voor de pensioenen een gewogen gemiddelde, resulterend uit 80% van de coëfficiënten die gelden voor de ambtenaren en 20% van de coëfficiënten die zijn berekend voor de pensioenen.

Met ingang van 1 mei 2005 is de weging als volgt: 60% voor de coëfficiënten die gelden voor de ambtenaren en 40% voor de coëfficiënten die zijn berekend voor de pensioenen.

Datum waarop de aanpassingscoëfficiënten van kracht worden

De aanpassingscoëfficiënten worden van kracht op 1 juli 2004 voor alle plaatsen met uitzondering van die met een sterke stijging van de kosten van levensonderhoud: voor de laatstgenoemde plaatsen is die datum 16 mei bij een stijging van de kosten van levensonderhoud van meer dan 6,3 %, of 1 mei bij een stijging van de kosten van levensonderhoud van meer dan 12,6%.

De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud buiten België en Luxemburg wordt gemeten met behulp van de impliciete indexcijfers. Deze indexcijfers komen overeen met het product van het internationale indexcijfer van Brussel en de schommeling van de economische pariteit.

De datum waarop deze aanpassing van kracht wordt, wordt vervroegd voor de volgende plaatsen:

- Aanpassingscoëfficiënten voor de ambtenaren: geen.

- Aanpassingscoëfficiënten voor de gepensioneerden: geen.

ANDERE ELEMENTEN DIE VAN INVLOED ZIJN OP DE NETTOBEZOLDIGING

Er zij aan herinnerd dat de Raad toen hij op 22.3.2004 besloot de methode voor de aanpassing van de bezoldigingen te wijzigen (bijlage XI bij het Statuut), er eveneens toe heeft besloten:

- een speciale heffing op de bezoldigingen in te stellen die met ingang van 1 januari 2005 wordt verhoogd van 2,50% tot 2,93%;

- in een nieuwe methode te voorzien voor de aanpassing van de bijdrage van het personeel in de financiering van de pensioenregeling. Met ingang van 1 juli 2004 wordt deze bijdrage verhoogd van 9,25% tot 9,75%.