Toelichting bij COM(2004)289 - Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Samenvatting

In het Groenboek i over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) worden onder meer de problemen geschetst op het gebied van controle en handhaving inzake de regels van het GVB door de lidstaten en worden mogelijke oplossingen gepresenteerd, waaronder de oprichting van een gezamenlijke inspectiestructuur. In haar mededeling betreffende de hervorming van het GVB (de 'Roadmap') i heeft de Commissie haar actieplan voor de hervorming van het GVB en de uitvoering ervan gepresenteerd, waarin zij een actieplan voor de samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving aankondigde, alsmede, nadat een haalbaarheidsstudie zou zijn uitgevoerd, een voorstel voor de oprichting van een gezamenlijke inspectiestructuur op Gemeenschapsniveau.

Met de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement 'Naar een uniforme en effectieve uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid' i wordt uitvoering gegeven aan de in de Roadmap genoemde initiatieven. Ten behoeve van de haalbaarheidsstudie is in die mededeling het concept van een Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) opgesteld. De Raad en het Europees Parlement steunden beide het concept en de studie.

De vertegenwoordigers van de lidstaten die op 13 december 2003 in Brussel bijeenkwamen op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders, waren ingenomen met het voornemen van de Commissie om vóór eind maart 2004 een voorstel in te dienen tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole: zij waren het erover eens dat een dergelijk Bureau dringend moest worden opgericht en zijn overeengekomen dat zijn het zijn zetel in Spanje zal hebben.

Bij deze verordening doet stelt de Commissie de oprichting voor van het CBVC (het Bureau). Zijn kerntaak zal de operationele coördinatie van de controle en inspectie door de lidstaten omvatten. De verwachting is dat het Bureau een solide partnerschap zal creëren met de lidstaten en tussen de lidstaten onderling, alsmede met de Commissie en dat het zal bijdragen tot een gemeenschappelijke cultuur van controle en rechtshandhaving in de visserijsector.

Inleiding



Inhoudsopgave

1.

2.1. Beweegredenen van de Commissie


De toepassing van de regels van het GVB vereist een solide operationele controle- en inspectiestructuur op Gemeenschapsniveau, voldoende controle- en inspectiemiddelen en een adequate strategie voor het gecoördineerd inzetten van deze middelen.

De doelstellingen zijn:

* daadwerkelijke uitvoering van het GVB; en/of

* uniformiteit in de inspectie en rechtshandhaving overal in de Gemeenschap.

Het bereiken van deze doelen is cruciaal om de steun van de visserijsector te krijgen voor het GVB.

Uit de ervaringen met de huidige door elke lidstaat afzonderlijk georganiseerde controle- en inspectieregelingen blijkt dat deze nieuwe doelstellingen alleen kunnen worden bereikt door de nationale controle- en inspectiestructuren te versterken via het opzetten van een organisatiestructuur op Gemeenschapsniveau.

Op dit moment worden de controles en inspecties van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten niet op systematische wijze gecoördineerd. De inspanningen verschillen van lidstaat tot lidstaat, al naargelang van hun prioriteiten en praktijken. Daarom zijn doen zich op Gemeenschapsniveau leemten en zwakke punten voor bij de controle en handhaving. De visserijsector klaagt over de onsamenhangendheid en ongelijkheid bij de controle en handhaving die door de vissers soms zelfs als discriminerend wordt ervaren.

De meeste lidstaten hebben, in overeenstemming met hun eigen wettelijk en bestuursrechtelijk systeem, de bevoegdheid voor controle en rechtshandhaving in het kader van het GVB gedelegeerd aan diverse landelijke en regionale autoriteiten (zoals visserij-inspectiediensten, kustwacht, marine, douane, politie enz.). Naast hun taken in de visserijsector hebben veel van deze autoriteiten ook taken op andere gebieden, wat de coördinatie van de visserijcontrole bemoeilijkt.

Met name in lidstaten waar verscheidene autoriteiten zijn betrokken bij de controle en handhaving van de regels van het GVB, is vastgesteld dat de coördinatie tussen die autoriteiten, zelfs als deze stoelt op duidelijke regels, niet altijd flexibel genoeg is om tijdig te kunnen reageren op de operationele uitdagingen van de visserijcontrole en -handhaving.

Voor derde landen is het communautaire optreden op internationaal niveau inzake samenwerking op het gebied van controle en handhaving van de geldende regels gecompliceerd, aangezien de lidstaten verantwoordelijk zijn. De lidstaten passen de regels van het GVB toe in overeenstemming met hun eigen tradities en praktijken. Derde landen ervaren de samenwerking met de Gemeenschap op die gebieden als gecompliceerd, vooral vanwege de veelheid aan partners en tradities. Als zich op die gebieden problemen voordoen, kan dat gevolgen hebben voor de hele Gemeenschap.

Tegen deze achtergrond en in het bijzonder ter waarborging van een doeltreffende controle en inspectie in overeenstemming met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap, heeft de Commissie het afgelopen decennium operationele taken op zich genomen op het gebied van inspectie en bewaking in internationale wateren. Op grond van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan heeft de Commissie vanaf 1990 een bewakingsvaartuig gehuurd om deze taken te vervullen in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, alsmede, sinds 2000, enkele taken in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan in het kader van de NEAFC. Bovendien heeft de Commissie sinds 1995 een waarnemersregeling in werking voor waarnemers aan boord van communautaire vaartuigen die in het gereglementeerde gebied van de NAFO vissen.

De Commissie zal stoppen met het uitvoeren van deze taken, die nu overeenkomstig de artikelen 23, 24, 25 en 28 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten vallen. De betrokkenheid van de Commissie bij operationele zaken op het gebied van controle en inspectie is niet verenigbaar met haar taak van het controleren en evalueren van de toepassing van de regels van het GVB door de lidstaten overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 2371/2002. De Commissie zal zich concentreren op haar kerntaken op grond van het Verdrag en het GVB en dient niet te worden betrokken bij de door de lidstaten verrichte controles en inspecties en moet zich niet bezighouden met operationele zaken zoals inspectie en bewaking en het beheer van waarnemersregelingen.

De uitvoering van deze operationele taken werd door derde landen, de betrokken lidstaten en de visserijsector op prijs gesteld. In vervolg op deze activiteiten van de Commissie op zee moeten de door de uit internationale wateren terugkerende vaartuigen aangelande vangsten door de lidstaten worden geïnspecteerd. De kwaliteit van deze inspecties is evenwel niet altijd gewaarborgd, waardoor naleving van de geldende regels niet altijd kan worden gegarandeerd.

2.

2.2. Operationele coördinatie


De Commissie stelt voor dat:

* zij samenhangende controle- en inspectieprogramma's ((MCS i-programma's) vaststelt;

* nationale controle- en inspectiemiddelen door de lidstaten worden gebundeld voor de gezamenlijke inzet door een communautair orgaan in overeenstemming met die controle- en inspectieprogramma's.

Op grond van de tussen de Gemeenschap en derde landen gesloten overeenkomsten zal het Bureau de lidstaten bijstaan bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van de communautaire wetgeving. Het moet de door de lidstaten verrichte controles en inspecties coördineren om met name de internationale verplichtingen van de Gemeenschap op een duidelijke, transparante en uniforme wijze na te komen.

De oprichting van het CBVC verandert niets aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de controle en rechtshandhaving binnen de werkingssfeer van het GVB. Bovendien zal de voorgestelde structuur geen wijziging inhouden van de bepalingen van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zal zij evenmin verder gaan dan de bepalingen van artikel 28 van die verordening.

De gezamenlijke inzet van nationale controle- en inspectiemiddelen, in overeenstemming met een adequate communautaire strategie, zal de kerntaak vormen. Het Bureau zal zorgen voor een operationele coördinatie van de door de lidstaten verrichte controles en inspecties, in het algemeen belang van de Gemeenschap als geheel.

De operationele coördinatie omvat:

- het plannen van de inzet van de door de lidstaten gebundelde nationale controle- en inspectiemiddelen;

- het organiseren van de inzet van de nationale controle- en inspectiemiddelen van de lidstaten;

Het plannen van de inzet van controle- en inspectiemiddelen houdt in dat multinationale teams worden samengesteld voor inspecties op zee en aan land. Het organiseren van de inzet houdt in dat instructies worden opgesteld betreffende de geografische gebieden, de bestanden, de visserijtakken en de vloten die in een bepaalde periode moeten worden gecontroleerd en geïnspecteerd.

In de praktijk moet een doeltreffende werkrelatie tussen het Bureau en de nationale autoriteiten worden ontwikkeld. In het belang van de Gemeenschap moet het Bureau de leiding op zich nemen bij het inzetten van controle- en inspectiemiddelen en nauw samenwerken met de betrokken bevoegde nationale autoriteiten.

Het Bureau ziet erop toe dat alle controles en inspecties van de nationale autoriteiten volledig worden gecoördineerd. De gezamenlijke inzet moet zorgen voor een optimaal gebruik van de nationale middelen.

Als hulpmiddel bij het organiseren van de gezamenlijke inzet van controle- en inspectiemiddelen zal het Bureau een Communautair Visserijcontrolecentrum tot zijn beschikking krijgen dat online real time toegang geeft tot gegevens betreffende de positie van vissersvaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren. Het Bureau zal beschikken over alle gegevens, terwijl de lidstaten slechts de beschikking zal hebben over de gegevens met betrekking tot hun vaartuigen en hun wateren.

De kracht van de voorgestelde structuur ligt in het duidelijke referentiekader dat de Commissie heeft vastgesteld (prioriteiten, benchmarks, enz.), terwijl het Bureau de verwezenlijking van deze doelstellingen organiseert met behulp van de nationale controle- en inspectiemiddelen. De lidstaten dienen op hun beurt hun middelen te bundelen en blijven verantwoordelijk voor hun basisverplichtingen op het gebied van controle en inspectie.

3.

2.3. Taken


Als gespecialiseerd technisch communautair orgaan zal het Bureau naast operationele informatie tevens andere taken op het gebied van controle en inspectie binnen de werkingssfeer van het GVB vervullen.

Het Bureau zal taken vervullen met betrekking tot de verplichtingen van de Gemeenschap in het kader van regionale visserijorganisaties en bilaterale visserijovereenkomsten. Het zal met name de lidstaten bijstaan bij het nakomen van hun verplichtingen op het gebied van controle en inspectie en het kan taken uitvoeren namens lidstaten.

Daartoe kan het Bureau op verzoek van een lidstaat en op kosten van die lidstaat op contractbasis diensten verlenen aan die lidstaat. Deze diensten kunnen het huren en bemannen van bewakingsvaartuigen en het aannemen van waarnemers voor gemeenschappelijk gebruik van de betrokken lidstaat omvatten.

Bovendien zal het Bureau de lidstaten bijstaan op de volgende gebieden:

* opleiding van inspecteurs,

* gezamenlijke aankoop van goederen voor de controle en inspectie (meetinstrumenten, logboeken) en de coördinatie en uitvoering van gezamenlijke proefprojecten voor het testen van nieuwe controle- en inspectietechnologieën,

* ontwikkeling van gezamenlijke operationele controle- en inspectieprocedures,

* uitwerking van criteria voor de verstrekking en uitwisseling van controle- en inspectiemiddelen.

4.

3. De keuze van een communautaire structuur


Het creëren van een gespecialiseerd technisch orgaan op Gemeenschapsniveau, dat dient als een permanent platform voor samenwerking tussen de lidstaten, is een adequate oplossing voor de verwezenlijking van de hierboven genoemde doelstellingen. Dit orgaan moet de vorm krijgen van een bureau.

In het geval van het voorgestelde CBVC i kan de communautaire wetgever de uitvoering van specifieke taken van technische aard centraliseren in een bureau, voor zover deze taken geen afbreuk doen aan de in het Verdrag en de secundaire communautaire wetgeving vastgestelde functies van de communautaire instellingen. Tegen deze achtergrond worden de taken van het CBVC op het gebied van operationele coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten vastgesteld. Deze taken doen geen afbreuk aan de functies van de Commissie op grond van het Verdrag en het GVB.

De controle en de handhaving van de regels van het GVB is in eerste instantie een zaak van de overheidsinstanties van de lidstaten. Het Bureau is een publiek orgaan van de Gemeenschap en bezit rechtspersoonlijkheid. De aanwezigheid van vertegenwoordigers van de lidstaten en de visserijsector en die van vertegenwoordigers van de Commissie in de raad van bestuur van het Bureau zal de kwaliteit van de besluitvorming verbeteren. De directeur is verantwoordelijk voor de werking van het Bureau. Om de doeltreffendheid van de operationele coördinatie van dit Bureau te waarborgen zal de raad van bestuur niet betrokken zijn bij de dagelijkse werkzaamheden van het personeel inzake de planning en organisatie van het inzetten van nationale controle- en inspectiemiddelen door de lidstaten.

Voor de in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde meerjarige herstel- of beheersplannen kunnen regionale adviesraden de controle en handhaving van die voorschriften op zich nemen. Overeenkomstig artikel 31, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 kunnen de regionale adviesraden aan de Commissie aanbevelingen en suggesties voorleggen op basis waarvan de laatstgenoemde actie kan ondernemen overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de voorgestelde verordening.

Als communautair orgaan is het Bureau gebonden aan alle op hem van toepassing zijnde communautaire voorschriften. De voorgestelde verordening is opgesteld in overeenstemming met het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen i, zijn uitvoeringsbepalingen i, waar mogelijk het nieuwe Statuut voor personeel van de Gemeenschap dat op 1 mei 2004 in werking treedt, alsmede een aantal andere verordeningen. Het voorstel moet een weerspiegeling zijn van de tot op heden verworven goede praktijken en ervaring inzake de oprichting en werking van communautaire bureaus.

5.

4. GVB


6.

4.1. Gemeenschappelijk visserijbeleid


In het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is in hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid i een nieuw regelgevingskader vastgesteld voor een communautair controle- en handhavingssysteem. In dit hoofdstuk worden de basisbeginselen en vereisten van eerdere verordeningen samengevoegd.

Het doel van dit communautaire controle- en handhavingssysteem is, te verzekeren dat de toegang tot en de exploitatie van visbestanden in de gehele visserijketen worden gecontroleerd en dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, ook wat betreft het structuurbeleid en de marktregels, worden gehandhaafd. De bevoegdheden en verantwoordelijkheid van de lidstaten en de Commissie worden verduidelijkt, alsook de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij en verwante activiteiten. Voorts worden in het systeem de controle- en handhavinginstrumenten vastgelegd, alsmede de voorwaarden voor de samenwerking en de coördinatie tussen de lidstaten en derde landen.

Met betrekking tot de controle en inspectie van de visserij buiten de communautaire wateren is de Gemeenschap internationale verplichtingen aangegaan op grond internationale controle- en handhavingsregelingen en bilaterale visserijovereenkomsten. Deze verplichtingen zijn in de communautaire wetgeinv opgenomen bij specifieke verordeningen zoals Verordening (EG) nr. 2791/1999 tot vaststelling van controlemaatregelen voor het gebied waarop het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan van toepassing is i. Op grond van artikel 11 van die verordening worden de verplichtingen van de Gemeenschap op het gebied van toezicht en inspectie nagekomen door de betrokken lidstaten. In het kader van andere internationale overeenkomsten zijn soortgelijke bepalingen vastgesteld of zullen deze door de Commissie worden voorgesteld.

7.

4.2. Verantwoordelijkheden van de lidstaten


De basisverantwoordelijkheden van de lidstaten op het gebied van controle en handhaving van de regels van het GVB zijn vastgelegd in de artikelen 23, 24, 25 en 28 van Verordening (EG) nr. 2371/2002. De lidstaten moeten zorgen voor een doeltreffende controle, inspectie en handhaving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Daartoe moeten zij de maatregelen treffen, de financiële en menselijke middelen toewijzen en de administratieve en technische structuur opzetten die daarvoor noodzakelijk zijn. Bovendien dienen de lidstaten onderling en met derde landen samen te werken om ervoor te zorgen dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden nageleefd en de controles en inspecties worden gecoördineerd.

8.

4.3. Verantwoordelijkheden van de Commissie


De verantwoordelijkheden van de Commissie op het gebied van controle en handhaving van de regels van het GVB zijn vastgelegd in met name de artikelen 26 en 27 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en in het Verdrag. In het kader van het GVB zal de Commissie de toepassing van het GVB door de lidstaten evalueren en controleren en de onderlinge coördinatie en samenwerking vergemakkelijken. Voor het beoordelen en controleren van de toepassing door de lidstaten van de regels van het GVB kan de Commissie op eigen initiatief en op eigen kosten audits, onderzoeken, controles en inspecties initiëren en uitvoeren met betrekking tot de toepassing van de regels van het GVB door de lidstaten.

Ten aanzien van internationale overeenkomsten onderhandelt de Commissie namens de Gemeenschap met derde landen; deze onderhandelingen kunnen internationale controle- en handhavingsregelingen omvatten. In dit kader zijn overeenkomstig de communautaire wetgeving bepaalde taken aan de Commissie toegewezen, met name teneinde de coördinatie op Gemeenschapsniveau te vergemakkelijken.

Overeenkomstig artikel 34 quater van Verordening (EG) nr. 2847/93 moet de Commissie bepalen voor welke visserijtakken specifieke toezichtprogramma's moeten worden vastgesteld en aan welke voorwaarden deze programma's moeten voldoen. De lidstaten moeten de nodige maatregelen treffen, onder meer met betrekking tot menselijke en materiële middelen, om de uitvoering van deze programma's te vergemakkelijken. Dit artikel moeten worden aangepast aan de bij de onderhavige verordening voorgestelde structuur.

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2791/1999 kan de Commissie gezamenlijke operationele toezicht- en inspectieprogramma's opstellen waarmee zij haar verplichtingen in het kader van de NEAFC i-regeling kan nakomen. Voor de NAFO i en andere internationale overeenkomsten van die aard zullen soortgelijke bepalingen worden voorgesteld.

9.

5. De werking van het CBVC


Het Bureau moet over voldoende middelen beschikken om personeel aan te werven, zoals hierboven beschreven, zijn taken te vervullen en een vlotte en efficiënte werking te garanderen. Voor het eerste jaar (2006) kan het benodigde bedrag op ongeveer 4,9 miljoen euro worden begroot, oplopend tot circa 5,0 miljoen euro wanneer het Bureau volledig operationeel is geworden. (Op de Begroting voor de Commissie is ongeveer hetzelfde bedrag gereserveerd voor 'internationale controle' (110703) zodra de Commissie is gestopt met het verstrekken van inspectievaartuigen en waarnemers in het kader van de NAFO).

Het Bureau wordt voornamelijk gefinancierd via een bijdrage van de Gemeenschap. Andere bronnen van inkomsten bestaan uit aan de lidstaten in rekening gebrachte specifieke diensten die op contractbasis zijn verleend. Het Bureau kan ook publicaties en opleidingen en andere diensten in rekening brengen. Deze bedragen zullen waarschijnlijk echter maar een klein deel van de totale inkomsten van het Bureau uitmaken.

Het Bureau biedt het voordeel dat het onafhankelijke technische expertise van hoge kwaliteit, know-how en managementcapaciteit kan aanbieden die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van onderdelen van het GVB.

Doordat de lidstaten deel uitmaken van de raad van bestuur, kunnen zij worden betrokken bij het uitvoeren van activiteiten die betrekking hebben op en uitvoering geven aan de bevoegdheden van de lidstaten. Doordat vertegenwoordigers van de visserijsector deel uitmaken van de raad van bestuur verbeteren de relaties met de visserijsector en verbetert de kwaliteit van de besluitvorming, waardoor de activiteiten van het Bureau beter door de sector zullen worden aanvaard.

De Commissie heeft opdracht gegeven tot een studie naar de optimalisering van het Bureau. De resultaten daarvan zullen in het najaar van 2004 bekend worden gemaakt.

10.

6. Keuze van de rechtsgrond


De rechtsgrond van het voorstel voor een verordening is artikel 37, hetgeen past in de doelstelling van het voorstel en alle tot op heden vastgestelde wetgeving in verband met het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Subsidiariteit en evenredigheid



De oprichting van een bureau is noodzakelijk om als een onafhankelijk permanent platform te dienen en de operationele samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten te garanderen. Operationele coördinatie vindt plaats in alle gevallen waarin dit nodig is voor de verwezenlijking van de communautaire doelstellingen.

Met andere oplossingen op basis van vrijwillige samenwerking tussen de lidstaten of ad hoc-programma's van de Gemeenschap zonder een permanent communautair orgaan zouden de doelstellingen niet worden bereikt en anderzijds is operationele coördinatie niet verenigbaar met de functies van de Commissie op grond van het Verdrag en het GVB.

In zijn capaciteit van 'controleur van de controleurs' is het Bureau onafhankelijk van de Commissie, waardoor het in staat is een goede relatie met de nationale bevoegde autoriteiten in de lidstaten op te bouwen ten aanzien van de organisatie van controle en inspectie door de lidstaten.

Het Bureau zal de lidstaten ondersteunen bij het nakomen van hun verplichtingen in het kader van het GVB op het gebied van samenwerking en coördinatie van de controle en inspectie door de organisatie van een rationele inzet door de lidstaten van gebundelde controle- en inspectiemiddelen in overeenstemming met de communautaire doelstellingen, benchmarks, prioriteiten en de door de Commissie vastgestelde uniforme inspectieprocedures.

De oprichting van het Bureau zal eveneens de relaties tussen de Gemeenschap en de externe partners verbeteren door de contactpunten te centraliseren en uniforme tradities en praktijken te bevorderen.

Het hierboven genoemde mechanisme is nodig voor een evenwicht tussen de belangen van individuele lidstaten en het collectieve belang van het garanderen van een adequate controle en handhaving van de regels van het GVB in zones waar hun visserijvloten gezamenlijk visbestanden exploiteren waarvoor de Commissie instandhoudings- en controlemaatregelen heeft vastgesteld. Bovendien kan met dit mechanisme de kosten-batenverhouding van de strategieën voor de inzet van nationale controle- en inspectiemiddelen worden geoptimaliseerd.

11.

8. Toelichting op de artikelen


Doel


(Artikel 1)

Dit artikel betreft het doel van de verordening, namelijk de oprichting van het Bureau teneinde de operationele coördinatie van de visserijcontroles en -inspecties van de lidstaten te organiseren en de lidstaten bij te staan bij hun samenwerking als voorgeschreven door het GVB.

12.

Toepassingsgebied van de operationele coördinatie (artikel 2)


In dit artikel wordt het toepassingsgebied van de verantwoordelijkheden van het Bureau vastgesteld met betrekking tot de coördinatie van visserijcontroles en -inspecties in zowel internationale wateren en de wateren van derde landen als in de communautaire wateren en het grondgebied van de lidstaat tot het eerste punt van verkoop.

13.

Definities (artikel 3)


In dit artikel worden enkele basisdefinities gegeven van de belangrijkste termen die in de verordening worden gebruikt.

14.

Opdracht (artikel 4)


In dit artikel wordt de opdracht van het Bureau omschreven die betrekking heeft op operationele coördinatie zowel in het kader van de verplichtingen van de Gemeenschap inzake controle inspectie van de visserijactiviteiten in internationale en communautaire wateren als in het kader van de bijstandsverlening aan lidstaten op het gebied van controle en handhaving.

De opdracht van het Bureau moet ervoor zorgen dat met name artikel 28 van Verordening (EG) nr.2371/2002 op adequate wijze ten uitvoer wordt gelegd.

15.

Taken betreffende de controle- en inspectieverplichtingen van de Gemeenschap (artikel 5)


Dit artikel betreft de taken van het Bureau waarmee uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen van de Gemeenschap ten aanzien van controle en inspectie. Deze verplichtingen worden door de Gemeenschap aangegaan op grond van door regionale visserijorganisaties gesloten internationale overeenkomsten en overeenkomsten die met derde landen zijn gesloten. De lidstaten zijn op hun beurt gehouden deze verplichtingen na te komen en daaraan uitvoering te geven. De taken van het Bureau bestaan er derhalve uit de Gemeenschap en de lidstaten bij te staan in dit proces, met name via operationele coördinatie van de controles en de inspecties van de lidstaten. Daarom worden bij dit artikel, binnen nauw afgebakende grenzen, de nodige bevoegdheden verleend aan het Bureau.

16.

Organisatie van de operationele coördinatie (artikel 6)


Dit artikel heeft betrekking op de operationele coördinatie van de inspectie en controle door lidstaten binnen de communautaire wateren. Een belangrijk element van dit artikel is de verwijzing naar het visserijcontrolecentrum dat satellietvolgtechnologie zal gebruiken om een real time-beeld te geven van de visserijactiviteiten en de controle- en inspectiemogelijkheden.

17.

Contractuele dienstverlening aan lidstaten (artikel 7)


Op grond van dit artikel mag het Bureau op contractbasis aan lidstaten diensten verlenen op het gebied van inspectie en controle. Deze diensten kunnen betrekking hebben op het huren en exploiteren van een inspectievaartuig om lidstaten in staat te stellen hun verplichtingen binnen de communautaire wateren of daarbuiten na te komen, alsmede op het ter beschikking stellen van waarnemers voor bestaande waarnemersregelingen zoals die in het kader van de NAFO.

18.

Bijstand aan lidstaten (artikel 8)


Op grond van dit artikel mag het Bureau de lidstaten bijstand verlenen ten aanzien van taken met betrekking tot inspectie en controle.

19.

Controle- en inspectieverplichtingen van de Gemeenschap (artikel 9)


In dit artikel wordt een van de aanleidingen gegeven op grond waarvan het Bureau overgaat tot operationele coördinatie, namelijk wanneer de Gemeenschap controle- en inspectieverplichtingen op zich neemt op grond van een overeenkomst met een regionale visserijorganisatie of een overeenkomst met een derde land. Deze verplichtingen gelden vanzelfsprekend voor visserijactiviteiten buiten de communautaire wateren.

20.

Tenuitvoerlegging van specifieke controle- en inspectieprogramma's (artikel 10)


Een andere aanleiding op grond waarvan het Bureau actie onderneemt, is wanneer de Commissie een specifiek toezicht-, controle- en inspectieprogramma vaststelt op grond van artikel 34 quater van Verordening (EG) nr. 2847/93 (als gewijzigd bij de deze verordening).

21.

Inhoud van de gezamenlijke inzetplannen (artikel 11)


Operationele coördinatie moet plaatsvinden op basis van gezamenlijke inzetplannen die moeten voldoen aan de bepalingen van dit artikel. Van belang is dat deze plannen zijn gericht tot specifieke lidstaten die een belang hebben bij een bepaalde tak van visserij, en dat hun verplichting de controle- en inspectiemiddelen te bundelen afhankelijk is van hun relatieve 'belang' bij de visserijtak, zoals vastgesteld in lid 2.

22.

Procedure voor de goedkeuring van gezamenlijke inzetplannen (artikel 12)


In dit artikel wordt de procedure weergegeven volgens welke de gezamenlijke inzetplannen moeten worden ontwikkeld en vastgesteld. Vanzelfsprekend moet bij deze plannen rekening worden gehouden met de uit bestaande gezamenlijke inzetplannen voortvloeiende verplichtingen van de lidstaten en de geldende controle- en inspectieprogramma's.

23.

Tenuitvoerlegging van de gezamenlijke inzetplannen (artikel 13)


Dit artikel betreft de basisverplichting van de lidstaten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de gezamenlijke inzetplannen.

24.

Beoordeling van de gezamenlijke inzetplannen (artikel 14)


De jaarlijkse beoordeling door het Bureau van elk gezamenlijk inzetplan en het toezenden van die beoordelingen aan de Commissie is een noodzakelijk onderdeel van de evaluatie.

25.

Kennisgeving van controle- en inspectiemiddelen (artikel 15)


De kennisgeving van de aan het Bureau ter beschikking staande controle- en inspectiemiddelen vormt een belangrijk element van de basisgegevens die het Bureau nodig zal hebben om gezamenlijke inzetplannen op te stellen.

26.

Takken van visserij waarvoor geen controle- en inspectieprogramma's zijn vastgesteld (artikel 16)


Wanneer lidstaten overeen zijn gekomen hun toezicht-, controle-, inspectie- en bewakingsactiviteiten in bepaalde zones of visserijtakken te coördineren, kan het Bureau op verzoek bijstand verlenen.

27.

Informatienetwerk (artikel 17)


Dit artikel betreft de verbinding tussen het Bureau en de Gemeenschap en internationale netwerken voor de uitwisseling van gegevens overeenkomstig de communautaire wetgeving.

28.

Uitvoeringsbepalingen (artikel 18)


Op grond van dit artikel mag de Commissie uitvoeringsbepalingen vaststellen met betrekking tot operationele coördinatie.

29.

Rechtsvorm en hoofdzetel (artikel 19)


Dit artikel betreft de rechtsvorm en de vestigingsplaats van het Bureau.

30.

Personeel (artikel 20)


Bij dit artikel worden de algemene regels met betrekking tot het personeel van het Bureau vastgesteld. Het Bureau zal via de communautaire procedures (Europees Bureau voor personeelsselectie) tijdelijk personeel (waarvan sommigen gedetacheerd door de Commissie) en arbeidscontractanten aanwerven.

31.

Voorrechten en immuniteiten (artikel 21)


Dit artikel betreft de aan het Bureau en zijn personeel verleende voorrechten en immuniteiten.

32.

Aansprakelijkheid (artikel 22)


In dit artikel wordt de aansprakelijkheid van het Bureau vastgelegd.

33.

Talen (artikel 23)


Dit artikel betreft de talen van het Bureau.

34.

Instelling en bevoegdheden van de raad van bestuur (artikel 24)


Dit artikel heeft betrekking op de raad van bestuur van het Bureau. Het werkprogramma zal een belangrijk instrument zijn voor het beheer van het Bureau. Het Bureau moet zijn prioriteiten en in het bijzonder de communautaire prioriteiten op verscheidene gebieden in overeenstemming brengen met zijn personele middelen. De interne organisatie en toewijzing van personeel aan bepaalde taken moet op een transparante wijze plaatsvinden en er moet een evenwicht zijn tussen de betrokken gebieden.

35.

Samenstelling van de raad van bestuur (artikel 25)


In dit artikel wordt de samenstelling van de raad van bestuur van het Bureau gegeven. Alleen lidstaten waarvan vaartuigen in de zeevisserij actief zijn, hebben het recht een vertegenwoordiger te benoemen. Aangezien het Bureau de activiteiten coördineert van inspectievaartuigen die worden geëxploiteerd door nationale bevoegde autoriteiten die ook taken buiten de visserij kunnen hebben, is het van belang dat alle betrokken lidstaten in de raad van bestuur zijn vertegenwoordigd. De Commissie heeft het recht 4 vertegenwoordigers en 4 vertegenwoordigers van de visserijsector aan te stellen.

36.

Voorzitterschap van de raad van bestuur (artikel 26)


Dit artikel heeft betrekking op het voorzitterschap van de raad van bestuur van het Bureau. Aangezien het Bureau verantwoordelijkheden zal hebben ten aanzien van regionale visserijorganisaties en derde landen is het op zijn plaats dat de voorzitter wordt gekozen uit de vertegenwoordigers van de Commissie in de raad van bestuur. De voorzitter moet de belangen van de Gemeenschap als geheel vertegenwoordigen en geen nationaal belang.

37.

Vergaderingen (artikel 27)


Dit artikel bevat bepalingen over de vergaderingen van de raad van bestuur van het Bureau.

38.

Stemprocedure (artikel 28)


Dit artikel bevat bepalingen over de stemprocedure in de raad van bestuur van het Bureau. De vertegenwoordigers van de lidstaten hebben ieder één stem en de door de Commissie benoemde leden hebben samen tien stemmen.

39.

Verklaring omtrent belangen (artikel 29)


Dit artikel is van toepassing op de vertegenwoordigers van de visserijsector in de raad van bestuur.

40.

Verplichtingen en bevoegdheden van de uitvoerend directeur (artikel 30)


In dit artikel worden de functies en de bevoegdheden van de uitvoerend directeur van het Bureau omschreven.

41.

Benoeming van de uitvoerend directeur (artikel 31)


Dit artikel betreft de benoeming van de uitvoerend directeur van het Bureau. De Commissie zal een korte lijst opstellen van geschikte kandidaten aan de hand waarvan de raad van bestuur van het Bureau de directeur benoemt.

42.

Transparantie en communicatie (artikel 32)


Dit artikel betreft de transparantie van het Bureau en de regels die van toepassing zijn voor zijn communicatie.

43.

vertrouwelijkheid (artikel 33)


Dit artikel betreft de verplichting tot vertrouwelijkheid van de leden van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en het personeel van het Bureau. De vertrouwelijkheid zal van toepassing zijn op gegevens betreffende de visserijactiviteiten van individuele vaartuigen (VMS).

44.

Toegang van de Commissie tot informatie (artikel 34)


Op grond van dit artikel moet het Bureau de Commissie volledige medewerking verlenen inzake de verstrekking van gegevens waarover het beschikt.

45.

Begroting (artikel 35)


Dit artikel heeft betrekking op de begroting van het Bureau en is in overeenstemming met de bestaande wetgeving (zie voetnoten 6 en 7).

46.

Uitvoering en controle van de begroting (artikel 36)


Dit artikel heeft betrekking op de uitvoering en controle van de begroting van het Bureau en is gebaseerd op het nieuwe financieel reglement.

47.

Fraudebestrijding (artikel 37)


Dit artikel betreft de bestrijding van fraude.

48.

Financiën (artikel 38)


Dit artikel betreft de vaststelling en de inhoud van het financieel reglement van het Bureau.

49.

Evaluatie (artikel 39)


Dit artikel bevat een evaluatieclausule op grond waarvan het Bureau zich binnen vijf jaar nadat het een begin heeft gemaakt met de uitvoering van zijn taken, en daarna om de vijf jaar, zal worden onderworpen aan een onafhankelijke externe evaluatie.

50.

Begin van de werkzaamheden van het bureau (artikel 40)


Op grond van dit artikel moet het Bureau binnen twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van de verordening met zijn werkzaamheden beginnen.

51.

Wijziging (artikel 41)


Bij dit artikel wordt artikel 34 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gewijzigd.

52.

Inwerkingtreding (artikel 42)


Dit artikel heeft betrekking op de datum van inwerkingtreding van de verordening.