Toelichting bij COM(2006)225 - Voorstel voor een beschikking van de Raadovereenkomstig artikel 122, lid 2, van hetVerdrag betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Slovenië op 1 januari 2007 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2006)225 - Voorstel voor een beschikking van de Raadovereenkomstig artikel 122, lid 2, van hetVerdrag betreffende de aanneming van de ... |
---|---|
bron | COM(2006)225 ![]() ![]() |
datum | 16-05-2006 |
Op 3 mei 1998 heeft de Raad besloten dat België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt op 1 januari 1999. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben gebruik gemaakt van hun recht om niet deel te nemen en werden derhalve niet beoordeeld door de Raad. Griekenland en Zweden werden door de Raad beschouwd als lidstaten met een derogatie. Op 19 juni 2000 heeft de Raad besloten dat Griekenland voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2001. Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije zijn op 1 mei 2004 lid geworden van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 van het Toetredingsverdrag zijn deze landen lidstaten met een derogatie.
In Artikel 122, lid 2, zijn de procedures voor de opheffing van derogaties neergelegd. Deze procedures moeten ten minste om de twee jaar, dan wel op verzoek van een lidstaat met een derogatie worden ingeleid. Volgens deze procedures moeten de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) aan de Raad verslag uitbrengen op grond van artikel 121, lid 1, over de vooruitgang die door de lidstaten met een derogatie is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie. Op basis van haar eigen verslag en dat van de ECB kan de Commissie bij de Raad een voorstel indienen voor een beschikking van de Raad tot opheffing van de derogatie van de lidstaten die aan de nodige voorwaarden voldoen.
Daar de laatste verslagen over de mate waarin aan de voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt was voldaan, dateren van oktober 2004, moeten de lidstaten met een derogatie in 2006 wederom aan een onderzoek worden onderworpen. Begin 2006 zijn de Commissie en de ECB overeengekomen in oktober 2006 een uitgebreid verslag op te stellen waarin de vooruitgang die door alle lidstaten met een derogatie op het gebied van de convergentie is geboekt, zal worden beoordeeld. Op 2 maart heeft Slovenië om een eerdere beoordeling van de bij de convergentie gemaakte vorderingen verzocht teneinde voldoende tijd te hebben voor het treffen van de laatste voorbereidingen voor de invoering van de euro op 1 januari 2007 mocht de derogatie worden ingetrokken. In reactie op dit verzoek hebben de Commissie en de ECB convergentieverslagen voor Slovenië opgesteld.
Op 16 mei 2006 heeft het College zijn goedkeuring gehecht aan het convergentieverslag van de Commissie over Slovenië. Op 15 mei heeft de ECB haar verslag goedgekeurd. Deze verslagen bevatten een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van elke lidstaat, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met artikel 108 en artikel 109 van dit Verdrag en de statuten van het ESCB. In de verslagen wordt ook nagegaan of er een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin elke lidstaat aan de convergentiecriteria voldoet. Tevens wordt in de verslagen rekening gehouden met verschillende andere factoren die in de laatste alinea van artikel 121, lid 1, worden genoemd.
In haar convergentieverslag concludeert de Commissie dat er in Slovenië een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt.
Op grond van haar verslag en dat van de ECB heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan het bijgaande voorstel voor een beschikking van de Raad tot intrekking van de derogatie van Slovenië met ingang van 1 januari 2007.