Toelichting bij COM(2004)494 - Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot oprichting van het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1164/94

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

In artikel 161, tweede alinea, van het Verdrag is bepaald dat een Cohesiefonds zal worden opgericht dat een financiële bijdrage levert aan projecten op het gebied van milieu en trans-Europese netwerken in de sfeer van de vervoersinfrastructuur.


Het Cohesiefonds is bij Verordening (EG) nr. 1164/94 ingesteld en daarbij is voor het eerst de tenuitvoerlegging ervan geregeld. Die verordening is vervolgens aangevuld bij de Verordeningen (EG) nr. 1264/1999 en (EG) nr. 1265/1999.


Na de uitbreiding van de Unie op 1 mei 2004 geldt het Cohesiefonds tot eind 2006 voor de tien nieuwe lidstaten, evenals, voor het laatste deel van de periode 2000-2006, voor de drie lidstaten die voorheen reeds steun uit het Cohesiefonds ontvingen (Spanje, Portugal en Griekenland).


Bij Verordening (EG) nr. [...] zijn voor de programmeringsperiode 2007-2013 de algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen en het Cohesiefonds vastgesteld, en is bepaald dat het Cohesiefonds bijdraagt aan de doelstelling "convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's" via een financiële deelneming in de operationele programma's in het kader van deze doelstelling. In het kader van de hervorming van de tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid, die in het in februari 2004 door de Commissie goedgekeurde derde verslag over de cohesie is aangekondigd, wordt de bijstandsverlening uit het Cohesiefonds in de meerjarenprogrammering van de Structuurfondsen geïntegreerd door daarin de bijstand voor grote projecten onder te brengen. Bij deze hervorming worden de fundamentele beginselen die dit beleid waardevol maken (meerjarenprogrammering, partnerschap, evaluatie, gedeeld beheer), behouden terwijl tegelijkertijd een globaal evenwicht is gezocht tussen versterking van de strategische dimensie enerzijds en vereenvoudiging van de uitvoering anderzijds, met name door het aantal Fondsen te verminderen, de programmering te vereenvoudigen, de rol van de lidstaten en de Commissie bij het financiële beheer en de controle te verduidelijken en de regels voor de uitvoering aan te passen aan, met name, de hoogte van de communautaire bijdrage.


Op het gebied van de trans-Europese vervoersnetwerken moeten de acties die door het Cohesiefonds worden gefinancierd passen in de richtsnoeren voor deze netwerken die door de Raad zijn goedgekeurd bij Beschikking 1692/96/EG, zoals gewijzigd.


Op milieugebied moet de bijstandsverlening uit het Cohesiefonds bijdragen aan de verwezenlijking van de in artikel 174 van het Verdrag geformuleerde beleidsdoelstellingen van de Unie.


De toetreding van nieuwe lidstaten op 1 mei 2004, die alle in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds, en het bestaan van nieuwe en omvangrijke financiële behoeften in die landen, rechtvaardigen de uitbreiding van het bijstandsgebied van het Fonds. Zo kan het Cohesiefonds ook acties ter bevordering van de duurzame ontwikkeling met een duidelijke milieudimensie financieren, zoals energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen en, op het gebied van vervoer buiten de trans-Europese netwerken om, spoorvervoer, vervoer via de binnenwateren en over zee, multimodaal vervoer en de interoperabiliteit van die vervoerswijzen, de beheersing van de hoeveelheden goederen die over de weg en door de lucht worden vervoerd, schoon stadsvervoer en collectief vervoer. Deze uitbreiding van het bijstandsgebied is in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag en met de prioriteiten waartoe bij de Europese Raden van Lissabon (maart 2000) en Göteborg (juni 2001) is besloten.


De onderhavige verordening heeft tot doel de taak en de specifieke uitvoeringsbepalingen van het Cohesiefonds nader aan te geven, met name ten aanzien van de voorwaarden voor de bijstandsverlening en het toepassingsgebied van het Fonds.


De door het Cohesiefonds begunstigde lidstaten moeten zich houden aan de voorwaarden die in het Verdrag ten aanzien van de convergentieprogramma's en buitensporige tekorten zijn vastgesteld voor lidstaten die aan de Economische en Monetaire Unie deelnemen. Bijstandsverlening uit het Cohesiefonds is aan deze voorwaarden gebonden. Wanneer de Raad op aanbeveling van de Commissie een buitensporig overheidstekort vaststelt en de betrokken lidstaat geen effectieve maatregelen heeft getroffen, worden de vastleggingen uit hoofde van het Cohesiefonds met ingang van 1 januari van het volgende jaar geschorst. Deze schorsing wordt opgeheven zodra de Raad onder dezelfde voorwaarden vaststelt dat de betrokken lidstaat corrigerende maatregelen heeft genomen waardoor een terugkeer naar een situatie overeenkomstig het Verdrag en de besluiten van de Raad mogelijk is.